MEMORIE VAN TOELICHTING
Nadere regelgeving:
- Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten
- Bekendmaking op grond van de Wet beperking export uitkeringen 2003
- Besluit aanwijzing registraties gezamenlijke huishouding 1998
- Besluit beleidsregels SVB afwijking ingangsdatum uitkering
- Besluit ex artikel 66a Anw
- Besluit extramurale vrijheidsbeneming en sociale zekerheid
- Besluit regels export uitkeringen
- Besluit tegemoetkoming Anw-ers
- Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999
- Boetebesluit socialezekerheidswetten
- Controlevoorschriften Anw
- Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten
- Regeling aanwijzing ontwikkelingsorganisaties 2011
- Regeling aanwijzing volkenrechtelijke organisaties in Nederland
- Regeling klokuren 2010
- Regeling op grond van Besluit ex artikel 66a Anw
2014
- Regeling tenuitvoerlegging bestuurlijke boeten en terugvordering onverschuldigde betalingen
- Regeling terugvordering geringe bedragen
- Regeling uitbetaling vakantie-uitkering
- Regeling uitbreiding werkingssfeer Regeling aanwijzing ontwikkelingsorganisaties BEU 2002
- Regeling vaststelling gemiddeld premiepercentage voor de Werkloosheidswet dat ten gunste komt van het wachtgeldfonds
- Regeling vermoedelijk overlijden
- Regeling woonlandbeginsel in de sociale zekerheid 2012
- Reglement justitiële jeugdinrichtingen
Vervallen nadere regelgeving:
- Bekendmaking op grond van de Wet beperking export uitkeringen 2001 (vervallen)
- Besluit invordering boeten en onverschuldigd betaalde bedragen AOW, Anw en AKW (vervallen)
- Besluit koranonderwijs AKW/Anw (vervallen)
- Besluit vaststelling rekenpremie wachtgeldfondsen (vervallen)
- Besluit vrijwillige verzekering AOW en Anw 2001 (vervallen)
- Besluit vrijwillige verzekering AOW en Anw voor in de Europese Unie wonende uitkeringsgerechtigden (vervallen)
- Inkomens- en samenloopbesluit Anw (vervallen)
- Maatregelbesluit Anw (vervallen)
- Regeling aanwijzing ontwikkelingsorganisaties 2005 (vervallen)
- Regeling aanwijzing ontwikkelingsorganisaties BEU 2002 (vervallen)
- Regeling klokuren 1998 (vervallen)
- Regeling op grond van Besluit ex artikel 66a Anw
(vervallen)
- Regeling vaststelling rekenpremies Ziektewet en wachtgeldfondsen (vervallen)
Relevante overige regelgeving:
- Besluit beleidsregels SVB 2013
- Besluit internationale taken Sociale Verzekeringsbank
- Regeling vergoeding uitvoeringskosten reïntegratie niet-uitkeringsgerechtigden en Anw-ers (vervallen)
- Tijdelijke regeling tegemoetkoming Anw-ers (vervallen)
- Wet beperking export uitkeringen
- Wet beslistermijnen sociale verzekeringen
Inhoudsopgave Anw
Hoofdstuk 1 |
Begripsbepalingen |
artt. 1 - 12 |
Hoofdstuk 2 |
Kring van verzekerden |
artt. 13 - 13a |
Hoofdstuk 3 |
De uitkeringen |
artt. 14 - 59 |
Afdeling Ix |
Het recht op en de hoogte van de uitkering |
artt. 14 - 32d |
§ 1x |
De nabestaandenuitkering |
artt. 14 - 16 |
§ 2x |
De hoogte van de nabestaandenuitkering |
artt. 17 - 21 |
§ 3x |
De halfwezenuitkering (vervallen) |
artt. 22 - 24 |
§ 4x |
De hoogte van de halfwezenuitkering (vervallen) |
art. 25 |
§ 5x |
De wezenuitkering |
artt. 26 - 28 |
§ 6x |
De hoogte van de wezenuitkering |
art. 29 |
§ 6ax |
Tegemoetkoming in aanvulling op de nabestaandenuitkering en de wezenuitkering |
art. 29a |
§ 7x |
De vakantie-uitkering |
art. 30 |
§ 8x |
De hoogte van de vakantie-uitkering |
artt. 31 - 32 |
§ 9x |
Geen recht op nabestaandenuitkering en wezenuitkering buiten Nederland |
artt. 32a - 32b |
§ 10x |
Geen recht op nabestaandenuitkering en wezenuitkering tijdens vrijheidsontneming en onttrekking aan vrijheidsontneming |
artt. 32c - 32f |
Afdeling IIx |
Het geldend maken van het recht op uitkering |
artt. 33 - 45a |
Afdeling IIIx |
De betaling van de uitkering |
artt. 46 - 59 |
Hoofdstuk 4 |
De invloed van de verzekering op het burgerlijk recht |
artt. 60 - 62 |
Hoofdstuk 5 |
De vrijwillige verzekering |
artt. 63 - 63d |
Hoofdstuk 5a |
Vrijwillige verzekering voor in de Europese Unie wonende postactieven (vervallen) |
art. 63e |
Hoofdstuk 6 |
Vrijstelling wegens gemoedsbezwaren (vervallen) |
art. 64 |
Hoofdstuk 7 |
Bepalingen in verband met de Algemene wet bestuursrecht en het beroep in cassatie |
artt. 64a - 66 |
Hoofdstuk 8 |
Overgangsbepalingen |
artt. 66a - 74a |
Hoofdstuk 9 |
Strafbepalingen |
artt. 75 - 79 |
Hoofdstuk 10 |
Wijziging van andere wetten |
artt. 80 - 102 |
Hoofdstuk 11 |
Paraplubepaling voor de aanvullende pensioenen |
art. 103 |
Hoofdstuk 12 |
Slotbepalingen |
artt. 104 - 108 |
xxxxxxxxxxxx| |
|
xxxxxxxxxxxxr |
Parlementaire behandeling:
Kamerstukken II 1994-1995, 1995-1996, 24 169.
Handelingen II 1995-1996, blz. 389-400, 403-439, 500-544, 564-573, 595-598.
Kamerstukken I 1995-1996, 24 169 (45, 45a, 45b, 45c, 45d, 45e, 45f).
Handelingen I 1995-1996, zie vergadering d.d. 20 december 1995.
Geschiedenis:
Staatsblad 1995,
690; Staatsblad 1995, 691;
Staatsblad 1995, 696; Staatsblad 1996,
134; Staatsblad 1996, 248;
Staatsblad 1996, 369; Staatsblad 1996,
478; Staatsblad 1997, 33;
Staatsblad 1997, 96; Staatsblad 1997,
660; Staatsblad 1997, 773;
Staatsblad 1997, 789; Staatsblad 1997,
794; Staatsblad 1998, 203;
Staatsblad 1998, 278; Staatsblad 1998,
267; Staatsblad 1998, 377;
Staatsblad 1998, 742; Staatsblad 1999,
185; Staatsblad 1999, 250;
Staatsblad 1999, 543; Staatsblad 1999,
564; Staatsblad 1999, 594;
Staatsblad 1999, 595; Staatsblad 2000,
496; Staatsblad 2000, 593;
Staatsblad 2001, 67; Staatsblad 2000,
571; Staatsblad 2000, 627;
Staatsblad 2001, 128; Staatsblad 2001,
212; Staatsblad 2001, 481;
Staatsblad 2001, 568; Staatsblad 2001,
625; Staatsblad 2001, 692;
Staatsblad 2003, 376; Staatsblad 2003,
524; Staatsblad 2003, 544;
Staatsblad 2004, 306; Staatsblad
2005, 37; Staatsblad
2004, 717; Staatsblad 2004, 728;
Staatsblad 2005, 192; Staatsblad 2005, 525; Staatsblad
2005, 530; Staatsblad
2005, 573; Staatsblad
2005, 710; Staatsblad 2005, 708;
Staatsblad 2005, 713; Staatsblad
2005, 718; Staatsblad 2006, 559;
Staatsblad 2006, 644; Staatsblad
2006, 697; Staatsblad 2007, 305;
Staatsblad 2007, 555; Staatsblad
2008, 510; Staatsblad
2009, 384; Staatsblad 2009, 265;
Staatsblad 2009, 390;
Staatsblad 2009, 282;
Staatsblad 2009, 318; Staatsblad
2009, 542; Staatsblad 2009, 580;
Staatsblad 2009, 596; Staatsblad
2010, 74; Staatsblad 2010, 350;
Staatsblad 2010, 840;
Staatsblad 2010, 838; Staatsblad
2010, 867; Staatsblad 2011, 9;
Staatsblad 2011, 231; Staatsblad
2011, 288; Staatsblad 2011,
618; Staatsblad 2012, 2; Staatsblad 2011, 647; Staatsblad 2011, 645;
Staatsblad 2011, 650; Staatsblad
2012, 198; Staatsblad 2012,
361; Staatsblad 2012, 657; Staatsblad 2012, 462;
Staatsblad 2012, 463; Staatsblad
2012, 682; Staatsblad 2013,
115; Staatsblad 2013, 236;
Staatsblad 2013, 316;
Staatsblad 2013, 578;
Staatsblad 2014, 131;
Staatsblad 2014, 167;
Staatsblad 2014, 238;
Staatsblad 2014, 227;
Staatsblad 2014, 269;
Staatsblad 2014, 270.
WET van 21 december 1995, Stb. 1995, 690,
tot regeling van een verzekering voor nabestaanden (Algemene nabestaandenwet).
Inwerkingtreding: 1 juli 1996 (Stb.
1996, 305), zie artikel 96.
WIJ BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin
der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen
zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging
genomen hebben, dat het wenselijk is de Algemene Weduwen- en Wezenwet
te vervangen door een nabestaandenverzekering, waarin rekening wordt
gehouden met maatschappelijke ontwikkelingen van de laatste decennia;
Zo is het, dat Wij, de
Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
HOOFDSTUK 1
Begripsbepalingen
Art. 1.
[Begripsbepalingen]
[Geschiedenis:
versie 21 december 1995; Stb.
1996, 369; Stb. 1997, 789
+ bis + bis;
Stb. 1998, 203; Stb.
1998, 377; Stb. 1999, 595;
Stb. 2000, 496; Stb.
2001, 128; Stb. 2001,
625; Stb.
2004, 306; Stb.
2005, 37; Stb. 2010,
838; Stb. 2011, 9;
Stb. 2012, 361;
Stb. 2013, 115]
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. Onze Minister: Onze
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
b. premie voor de
volksverzekeringen: de premie voor de volksverzekeringen, bedoeld in de
Wet financiering sociale verzekeringen;
c. de Sociale verzekeringsbank: de Sociale
verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
d. nabestaande: de echtgenoot van degene die
op de dag van overlijden verzekerd is op grond van deze wet;
e. vervallen;
f. wezenuitkering:
uitkering voor een kind dat ouderloos is geworden door het overlijden van
degene die op de dag van overlijden verzekerd is op grond van deze wet;
g. lichaam: een
rechtspersoon, een maat- en vennootschap, een samenwerkingsvorm zonder
rechtspersoonlijkheid die met een vereniging kan worden gelijkgesteld, een
onderneming van publiekrechtelijke rechtspersonen en een doelvermogen;
h. vreemdeling: hetgeen daaronder wordt verstaan in de
Vreemdelingenwet 2000;
i. gezamenlijke huishouding: een gezamenlijke
huishouding als bedoeld in artikel 3, tweede tot en met zesde lid;
j. hulpbehoevende: de persoon die
vanwege ziekte of één of meer stoornissen van lichamelijke, verstandelijke of
geestelijke aard blijvend niet in staat is een eigen huishouding te
voeren daar hij dagelijks is aangewezen op intensieve zorg van anderen;
k. gezamenlijke huishouding ten
behoeve van de verzorging van een hulpbehoevende:
1º. de gezamenlijke huishouding van
een nabestaande met een hulpbehoevende indien de nabestaande of de overleden
verzekerde een huishouding is gaan voeren met het
doel de hulpbehoevende te gaan verzorgen; of
2º. de gezamenlijke huishouding van
een nabestaande die hulpbehoevende is met een ander, indien de
nabestaande een huishouding is gaan voeren met het doel door die
ander te worden verzorgd;
l. rechtens zijn vrijheid is ontnomen:
rechtens zijn vrijheid is ontnomen, behoudens de gevallen, bedoeld in de
Wet
bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen en in artikel 37, eerste
lid, van het Wetboek van Strafrecht;
m. justitiële inrichting: een
penitentiaire inrichting, een inrichting voor verpleging van
terbeschikkinggestelden of een inrichting als bedoeld in artikel 1,
onderdeel b, van de Beginselenwet
justitiële jeugdinrichtingen;
n. vrijheidsstraf of
vrijheidsbenemende maatregel: een bij onherroepelijk geworden vonnis
opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in
het Wetboek van
Strafrecht, behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste
lid, van het Wetboek van Strafrecht;
o. continentaal plat: de exclusieve
economische zone van het Koninkrijk, bedoeld in artikel 1 van de
Rijkswet
instelling exclusieve economische zone, voor zover deze grenst aan
de territoriale zee van Nederland;
p. pensioengerechtigde leeftijd: de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld
in artikel 7a, eerste lid, van de
Algemene Ouderdomswet.
Art.
2. [Begrippen bruto- en nettominimumloon en bruto- en
nettominimumvakantiebijslag] [Geschiedenis:
versie 21 december 1995; Stb.
1995, 690; Stb. 1996,
134; Stb. 1996, 369;
Stb. 1997, 794; Stb.
2000, 571; Stb.
2005, 37; Stb.
2004, 728; Stb. 2005, 192;
Stb. 2005, 525; Stb.
2005, 713; Stb. 2009, 265;
Stb. 2011, 288; Stb. 2011, 618;
Stb. 2011, 647 + bis
+ bis; Stb.
2012, 361; Stb. 2013, 236]
-1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. brutominimumloon: het in artikel
8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet
minimumloon en minimumvakantiebijslag bedoelde bedrag;
b. nettominimumloon: het
brutominimumloon na aftrek van premies volksverzekeringen
en loonbelasting. De loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen, bedoeld in
artikel 1 van de Wet financiering
sociale verzekeringen, worden berekend voor een werknemer die de pensioengerechtigde
leeftijd nog niet heeft bereikt, rekening houdend met uitsluitend 197,5% van de algemene
heffingskorting, bedoeld in artikel 22 van de Wet
op de loonbelasting 1964, over het brutominimumloon;
c. brutominimumvakantiebijslag: het
bedrag waarop degene die aanspraak heeft op het brutominimumloon
ingevolge artikel 15 van de Wet
minimumloon en minimumvakantiebijslag aanspraak heeft;
d. nettominimumvakantiebijslag:
het verschil tussen het bedrag dat zou zijn berekend voor
een werknemer die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet
heeft bereikt indien onderdeel b wordt toegepast op het
brutominimumloon verhoogd met de brutominimumvakantiebijslag, en het
nettominimumloon, bedoeld in onderdeel b.
-2. Een herziening van een uitkering op grond van deze wet in
verband met een wijziging van het nettominimumloon vindt plaats zonder
dat dit bij beschikking is vastgesteld.
-3. De Sociale
verzekeringsbank betaalt de herziene uitkering, bedoeld in het tweede
lid, bij de eerstvolgende uitkeringsbetaling nadat de herziening,
bedoeld in het tweede lid, heeft plaatsgevonden.
-4. Met ingang van 1 juli 2012 tot 1 januari 2014 en met ingang van 1
januari 2018 wordt het in het eerste lid, onderdeel b, genoemde percentage twee keer per
kalenderjaar, op 1 januari en 1 juli, verlaagd met 2,5 procentpunt. Met ingang van 1 januari 2014
tot 1 januari 2018 wordt het in het eerste lid, onderdeel b, genoemde percentage twee keer
per kalenderjaar, op 1 januari en 1 juli, verlaagd met 1,25 procentpunt. Van het herziene percentage doet
Onze Minister mededeling in de Staatscourant.
Dit lid vervalt op het moment dat het percentage van 100 is bereikt.
Art.
3. [Geregistreerd partnerschap; gezamenlijke
huishouding] [Geschiedenis:
versie 21 december 1995; Stb.
1997, 660 + bis; Stb.
1997, 789; Stb. 1998, 377;
Stb. 2009, 596]
-1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt gelijkgesteld met:
a. echtgenoot: geregistreerde partner;
b. huwelijk: geregistreerd partnerschap;
c. gehuwd: als partner geregistreerd;
d. de huwelijkssluiting: het aangaan van het geregistreerd partnerschap;
e. in het huwelijk treedt: een geregistreerd partnerschap aangaat.
-2. In deze wet en de daarop berustende
bepalingen wordt als gehuwd of als echtgenoot mede aangemerkt de
ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige een
gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in
de eerste graad. Voor de toepassing van de eerste volzin wordt mede als
ongehuwd aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de
persoon met wie hij gehuwd is.
-3. Van een gezamenlijke huishouding is
sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning
hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het
leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.
-4. Een gezamenlijke huishouding wordt
in ieder geval aanwezig geacht indien de betrokkenen hun hoofdverblijf
hebben in dezelfde woning en:
a. zij met elkaar gehuwd zijn geweest
of eerder voor de toepassing van deze wet daarmee gelijk zijn gesteld;
b. uit hun relatie een kind is geboren
of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de één door de ander;
c. zij zich wederzijds verplicht
hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend
samenlevingscontract; of
d. zij op grond van een registratie
worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking
overeenkomt met de gezamenlijke huishouding, bedoeld in het derde lid.
-5. Bij algemene maatregel van bestuur
wordt vastgesteld welke registraties, en gedurende welk tijdvak, in
aanmerking worden genomen voor de toepassing van het vierde lid, onderdeel
d. [Bargh98]
-6. Bij algemene maatregel van bestuur
kunnen regels worden gesteld ten aanzien van hetgeen wordt verstaan
onder het blijk geven zorg te dragen voor een ander als bedoeld in het derde lid.
-7. Onder bloedverwant in de eerste
graad als bedoeld in het tweede lid wordt mede verstaan een meerderjarig
aangehuwd of voormalig pleegkind van de nabestaande of een meerderjarig
eigen, aangehuwd of voormalig pleegkind van de overleden
verzekerde of van de persoon die met de nabestaande een gezamenlijke huishouding voert.
-8. Onder voormalig pleegkind als bedoeld
in het zevende lid wordt verstaan een pleegkind waarvoor de nabestaande
een pleegvergoeding ontving of ontvangt op grond van de Wet
op de jeugdzorg of kinderbijslag ontving
op grond van de Algemene Kinderbijslagwet.
Art.
4. [Uitbreiding begrip nabestaande]
[Geschiedenis:
MvT; versie 21 december 1995;
Stb. 1997, 660; Stb. 2003, 544;
Stb. 2004, 728;
Stb. 2014, 227]
-1. In deze wet en de daarop berustende
bepalingen wordt in afwijking van artikel 3, tweede tot en met zesde lid, onder
nabestaande mede verstaan de gewezen echtgenoot van een overleden verzekerde, indien:
|
Klik hier om de volledige, bijgewerkte pagina te verkrijgen.
|
|
|
|