Nadere
regelgeving:
- Besluit
vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten
- Besluit
wettelijke rente
- Uitvoeringsbesluit aansprakelijkheid gevaarlijke stoffen en
milieuverontreiniging
Burgerlijk Wetboek Boek 6,
Verbintenissenrecht
Boek 6. Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht
Titel 1. Verbintenissen in het algemeen
Afdeling 1. Algemene bepalingen
Artikel 1
Verbintenissen kunnen slechts ontstaan, indien
dit uit de wet voortvloeit.
Artikel 2
1. Schuldeiser en schuldenaar zijn verplicht
zich jegens elkaar te gedragen overeenkomstig de eisen van
redelijkheid en billijkheid.
2. Een tussen hen krachtens wet, gewoonte of
rechtshandeling geldende regel is niet van toepassing, voor zover
dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid
en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
Artikel 3
1. Een natuurlijke verbintenis is een
rechtens niet- afdwingbare verbintenis.
2. Een natuurlijke verbintenis bestaat:
a. wanneer de wet of een rechtshandeling
aan een verbintenis de afdwingbaarheid onthoudt;
b. wanneer iemand jegens een ander een
dringende morele verplichting heeft van zodanige aard dat
naleving daarvan, ofschoon rechtens niet afdwingbaar, naar
maatschappelijke opvattingen als voldoening van een aan die
ander toekomende prestatie moet worden aangemerkt.
Artikel 4
Op natuurlijke verbintenissen zijn de
wettelijke bepalingen betreffende verbintenissen van overeenkomstige
toepassing, tenzij de wet of haar strekking meebrengt dat een
bepaling geen toepassing mag vinden op een niet-afdwingbare
verbintenis.
Artikel 5
1. Een natuurlijke verbintenis wordt omgezet
in een rechtens afdwingbare door een overeenkomst van de
schuldenaar met de schuldeiser.
2. Een door de schuldenaar tot de
schuldeiser gericht aanbod tot een zodanige overeenkomst om niet,
geldt als aanvaard, wanneer het aanbod ter kennis van de
schuldeiser is gekomen en deze het niet onverwijld heeft
afgewezen.
3. Op de overeenkomst zijn de bepalingen
betreffende schenkingen en giften niet van toepassing.
Afdeling 2. Pluraliteit van schuldenaren en
hoofdelijke verbondenheid
Artikel 6
1. Is een prestatie door twee of meer
schuldenaren verschuldigd, dan zijn zij ieder voor een gelijk deel
verbonden, tenzij uit wet, gewoonte of rechtshandeling voortvloeit
dat zij voor ongelijke delen of hoofdelijk verbonden zijn.
2. Is de prestatie ondeelbaar of vloeit uit
wet, gewoonte of rechtshandeling voort dat de schuldenaren ten
aanzien van een zelfde schuld ieder voor het geheel aansprakelijk
zijn, dan zijn zij hoofdelijk verbonden.
3. Uit een overeenkomst van een schuldenaar
met zijn schuldeiser kan voortvloeien dat, wanneer de schuld op
twee of meer rechtsopvolgers overgaat, dezen voor ongelijke delen
of hoofdelijk verbonden zullen zijn.
Artikel 7
1. Indien twee of meer schuldenaren
hoofdelijk verbonden zijn, heeft de schuldeiser tegenover ieder
van hen recht op nakoming voor het geheel.
2. Nakoming door een der schuldenaren
bevrijdt ook zijn medeschuldenaren tegenover de schuldeiser.
Hetzelfde geldt, wanneer de schuld wordt gedelgd door
inbetalinggeving of verrekening, alsmede wanneer de rechter op
vordering van een der schuldenaren artikel 60 toepast, tenzij hij
daarbij anders bepaalt.
Artikel 8
Op de rechtsbetrekkingen tussen de hoofdelijke
schuldenaren onderling is artikel 2 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 9
1. Iedere hoofdelijke schuldenaar is bevoegd
namens de overige schuldenaren een aanbod tot afstand om niet van
het vorderingsrecht te aanvaarden, voor zover de afstand ook de
andere schuldenaren betreft.
2. Uitstel van betaling, door de schuldeiser
aan een der schuldenaren verleend, werkt ook ten aanzien van zijn
medeschuldenaren, voor zover blijkt dat dit de bedoeling van de
schuldeiser is.
Artikel 10
1. Hoofdelijke schuldenaren zijn, ieder voor
het gedeelte van de schuld dat hem in hun onderlinge verhouding
aangaat, verplicht overeenkomstig de volgende leden in de schuld
en in de kosten bij te dragen.
2. De verplichting tot bijdragen in de
schuld die ten laste van een der hoofdelijke schuldenaren wordt
gedelgd voor meer dan het gedeelte dat hem aangaat, komt op iedere
medeschuldenaar te rusten voor het bedrag van dit meerdere,
telkens tot ten hoogste het gedeelte van de schuld dat de
medeschuldenaar aangaat.
3. In door een hoofdelijke schuldenaar in
redelijkheid gemaakte kosten moet iedere medeschuldenaar bijdragen
naar evenredigheid van het gedeelte van de schuld dat hem aangaat,
tenzij de kosten slechts de schuldenaar persoonlijk betreffen.
Artikel 11
1. Een uit hoofde van het vorige artikel tot
bijdragen aangesproken medeschuldenaar kan de verweermiddelen die
hij op het tijdstip van het ontstaan van de verplichting tot
bijdragen jegens de schuldeiser had, ook inroepen tegen de
hoofdelijke schuldenaar die de bijdrage van hem verlangt.
2. Niettemin kan hij een zodanig
verweermiddel niet tegen deze schuldenaar inroepen, indien het na
hun beider verbintenis is ontstaan uit een rechtshandeling die de
schuldeiser met of jegens de aangesprokene heeft verricht.
3. Een beroep op verjaring van de
rechtsvordering van de schuldeiser komt de tot bijdragen
aangesprokene slechts toe, indien op het tijdstip van het ontstaan
van de verplichting tot bijdragen zowel hijzelf als degene die de
bijdrage verlangt, jegens de schuldeiser de voltooiing van de
verjaring had kunnen inroepen.
4. De vorige leden zijn slechts van
toepassing, voor zover uit de rechtsverhouding tussen de
schuldenaren niet anders voortvloeit.
Artikel 12
1. Wordt de schuld ten laste van een
hoofdelijke schuldenaar gedelgd voor meer dan het gedeelte dat hem
aangaat, dan gaan de rechten van de schuldeiser jegens de
medeschuldenaren en jegens derden krachtens subrogatie voor dit
meerdere op die schuldenaar over, telkens tot ten hoogste het
gedeelte dat de medeschuldenaar of de derde aangaat in zijn
verhouding tot die schuldenaar.
2. Door de subrogatie wordt de vordering,
indien zij een andere prestatie dan geld betrof, omgezet in een
geldvordering van gelijke waarde.
Artikel 13
1. Blijkt verhaal op een hoofdelijke
schuldenaar voor een vordering als bedoeld in de artikelen 10 en
12 geheel of gedeeltelijk onmogelijk, dan wordt het onverhaalbaar
gebleken deel over al zijn medeschuldenaren omgeslagen naar
evenredigheid van de gedeelten waarvoor de schuld ieder van hen in
hun onderlinge verhouding aanging.
2. Werd de schuld geheel of gedeeltelijk
gedelgd ten laste van een hoofdelijke schuldenaar wie de schuld
zelf niet aanging en blijkt op geen van de medeschuldenaren wie de
schuld wel aanging verhaal mogelijk, dan wordt het onverhaalbaar
gebleken deel over alle medeschuldenaren wie de schuld niet
aanging, omgeslagen naar evenredigheid van de bedragen waarvoor
ieder op het tijdstip van de delging van de schuld jegens de
schuldeiser aansprakelijk was.
3. Ieder der in een omslag betrokkenen
blijft gerechtigd het bijgedragene alsnog van hem die geen verhaal
bood, terug te vorderen.
Artikel 14
Afstand door de schuldeiser van zijn
vorderingsrecht jegens een hoofdelijke schuldenaar bevrijdt deze
niet van zijn verplichting tot bijdragen. De schuldeiser kan hem
niettemin van zijn verplichting tot bijdragen jegens een
medeschuldenaar bevrijden door zich jegens deze laatste te verbinden
zijn vordering op hem te verminderen met het bedrag dat als bijdrage
gevorderd had kunnen worden.
Afdeling 3. Pluraliteit van schuldeisers
Artikel 15
1. Is een prestatie aan twee of meer
schuldeisers verschuldigd, dan heeft ieder van hen een
vorderingsrecht voor een gelijk deel, tenzij uit wet, gewoonte of
rechtshandeling voortvloeit dat de prestatie hun voor ongelijke
delen toekomt of dat zij gezamenlijk één vorderingsrecht hebben.
2. Is de prestatie ondeelbaar of valt het
recht daarop in een gemeenschap, dan hebben zij gezamenlijk één
vorderingsrecht.
3. Aan de schuldenaar kan niet worden
tegengeworpen dat het vorderingsrecht in een gemeenschap valt,
wanneer
|
Klik hier om de volledige, bijgewerkte pagina te verkrijgen.
|
|
|