Nadere regelgeving:
- Besluit
berekening afkoopsommen ongevalsuitkeringen 2008
- Besluit overdracht contante
waarden verplichtingen ongevallenverzekering aan het
Arbeidsongeschiktheidsfonds
- Besluit uitvoering afwikkeling liquidatie-uitkeringen en
voorzieningen
WET van 2 februari 1967, houdende
liquidatie wettelijke ongevallenverzekering in verband met de invoering
van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
WIJ JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses
van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in
verband met de regeling inzake een verplichte verzekering van
loontrekkenden tegen geldelijke gevolgen van langdurige
arbeidsongeschiktheid de wettelijke ongevallenverzekering te liquideren
en daarmede verband houdende voorzieningen te treffen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk I. Algemene bepalingen
Artikel 1
Voor de toepassing van deze wet en van de tot haar uitvoering genomen
besluiten wordt verstaan onder:
a. Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid;
b. Ongevallenwet 1921, Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922 en
Zeeongevallenwet 1919: de Ongevallenwet 1921, de Land- en
Tuinbouwongevallenwet 1922, onderscheidenlijk de Zeeongevallenwet 1919,
zoals deze wetten luidden op de dag, voorafgaande aan die, waarop zij
werden ingetrokken;
c. ongeval: een ongeval, in verband met de dienstbetrekking of de
uitoefening van een verzekeringsplichtig bedrijf overkomen, als bedoeld
in de Ongevallenwet 1921, de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922 of de
Zeeongevallenwet 1919, alsmede hetgeen in die wetten mede als ongeval,
in verband met de dienstbetrekking overkomen, werd beschouwd, dan wel
daarmede werd gelijkgesteld;
d.
1. Ongevallenfonds: het Ongevallenfonds als bedoeld in artikel 40, zesde
lid, van de Ongevallenwet 1921;
2. Landbouwongevallenfonds: het Landbouwongevallenfonds als bedoeld in
artikel 1, eerste lid, onder d, van de Land- en Tuinbouwongevallenwet
1922;
e. risicodrager ingevolge de Ongevallenwet 1921: de Sociale
Verzekeringsbank als beheerder van het Ongevallenfonds, de werkgever aan
wie krachtens artikel 54 van genoemde wet is toegestaan het risico der
bij die wet geregelde verzekering zelf te dragen en de naamloze
vennootschap of de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging -
daaronder begrepen een wederkerige verzekerings- of waarborgmaatschappij
- aan wie krachtens artikel 54 van de Ongevallenwet 1921 door een
werkgever het risico der in die wet geregelde verzekering is
overgedragen;
f. risicodrager ingevolge de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922: de
Sociale Verzekeringsbank als beheerder van het Landbouwongevallenfonds
en de bedrijfsvereniging, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, van
genoemde wet;
g. risicodrager ingevolge de Zeeongevallenwet 1919:
1. in het geval, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder I, van die wet:
de reder;
2. in het geval, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder II, van die
wet: de reder alsmede de verzekeraar of andere derde als daar bedoeld;
3. in het geval, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van die wet: de reder
alsmede de Staat der Nederlanden als verzekeraar als daar bedoeld;
4. het Rijk voor zover ingevolge artikel 10, derde lid, van die wet de
uitkeringen ingevolge die wet ten laste van het Rijk komen;
h. Arbeidsongeschiktheidsfonds: het Arbeidsongeschiktheidsfonds als
bedoeld in hoofdstuk III, § 2, van de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Artikel 2
Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt met
lichamelijk letsel, gevolg van een ongeval, gelijkgesteld lichamelijk
letsel in een betrekkelijk korte tijd ontstaan als bedoeld in artikel 1,
vierde lid, van de Ongevallenwet 1921 en artikel 2, vierde lid, van de
Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922.
Hoofdstuk II. Intrekking ongevallenwetten en toeslagwetten, handhaving
rechten en verplichtingen over tijdvakken, gelegen vóór de
liquidatiedatum
Artikel 3
1.Onverminderd het overigens bij of krachtens deze wet bepaalde worden
met ingang van de dag, waarop artikel 19 van de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering in werking treedt, ingetrokken:
a. de wet van 2 januari 1901, Stb. 1, (Ongevallenwet 1921);
b. de wet van 20 mei 1922, Stb. 365, (Land- en Tuinbouwongevallenwet
1922);
c. de wet van 8 mei 1915, Stb. 214, (Zeeongevallenwet 1919);
d. de wet van 26 mei 1950, Stb. K 191, (Wet tot aanvulling der
ongevallenrenten);
e. de wet van 4 juli 1957, Stb. 223, (Wet compensatie premie Algemene
Ouderdomswet ongevallenrentetrekkers);
f. de wet van 10 oktober 1962, Stb. 394, tot tijdelijke verdere
verhoging van ongevalsuitkeringen;
g. de wet van 13 februari 1964, Stb. 62, tot tijdelijke verdere
verhoging van ongevalsuitkeringen;
h. de wet van 1 maart 1946, Stb. G 46, betreffende ongevallenverzekering
van werknemers, die bij hun arbeid in ernstige mate aan het gevaar
blootstaan te worden getroffen door ongevallen, welke als gevolg van
oorlogshandelingen plaatshebben;
i. de wet van 24 juli 1903, Stb. 245, ter voorkoming van gelijktijdig
genot van wegens hetzelfde feit toegekende tijdelijke uitkering of rente
ingevolge de Ongevallenwet 1901 en pensioen of onderstand ten laste van
de Staat;
j. de wet van 25 november 1953, Stb. 560, betreffende
ongevallenverzekering van de vrijwillige brandweer.
2.De bepalingen van de in het vorige lid genoemde wetten en van haar
uitvoeringsbesluiten, zoals deze luidden op de dag, voorafgaande aan
die, waarop die wetten werden ingetrokken, blijven van toepassing ten
aanzien van rechten, bevoegdheden en verplichtingen, betrekking hebbende
op tijdvakken, gelegen vóór de in het vorige lid bedoelde dag.
3.Het bepaalde in artikel 10 van de in het eerste lid, onder f, in
artikel 4 van de in dat lid, onder h, en in artikel 9 van de in dat lid,
onder j, genoemde wet blijft van kracht.
Hoofdstuk III. Afwikkeling rechten en verplichtingen over tijdvakken,
gelegen na de liquidatiedatum
§ 1. Afwikkeling uitkeringen aan ongevalsgetroffenen
Artikel 4
1.Degene, die op de dag, voorafgaande aan die, waarop de in artikel 3,
eerste lid, onder a en b, genoemde wetten worden ingetrokken, recht
heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 15 van de Ongevallenwet
1921 of artikel 36 van de Land- en Tuinbouwongevallenwet 1922, behoudt
dit recht en heeft vervolgens recht op een uitkering als bedoeld in
artikel 16 van de Ongevallenwet 1921 of artikel 37 van de Land- en
Tuinbouwongevallenwet 1922, indien en voor zolang hij deze rechten zou
hebben gehad, indien genoemde wetten niet zouden zijn ingetrokken.
2.Degene, die op de dag, voorafgaande aan die, waarop
|
Klik hier om de volledige, bijgewerkte pagina te verkrijgen.
|
|
|