Nadere regelgeving:
- Geen
WET van 27 april 1994, houdende
maatregelen gericht op een goede financiėle basis voor de privatisering
van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds en reparatie van de
invaliditeitspensioenen
WIJ BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is
voorwaarden te scheppen voor de privatisering van het Algemeen
burgerlijk pensioenfonds en dat daartoe maatregelen dienen te worden
getroffen die leiden tot een gezonde financiėle basis voor die
privatisering, onder gelijktijdige invoering van een aantal inhoudingen
in verband met de sociale zekerheid van het overheidspersoneel, en dat
voorts de sociale partners in de overheidssector reparatie van de
invaliditeitspensioenen gewenst achten;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:
§ 1. Algemeen
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende
bepalingen wordt verstaan onder:
a. AAW: de Algemene
Arbeidsongeschiktheidswet;
b. ABP: het Algemeen burgerlijk
pensioenfonds, bedoeld in artikel L 1 van de Algemene
burgerlijke pensioenwet;
c. Abp-wet: de Algemene
burgerlijke pensioenwet;
d. ambtelijk inkomen: het
ambtelijk inkomen, bedoeld in artikel C 1 van de Abp-wet;
e. ambtenaar: de ambtenaar,
bedoeld in de artikelen B 1, B 2 en B 3 van de Abp-wet, alsmede
degene die ambtenaar is ingevolge de krachtens artikel B 7,
onderdeel b, van de Abp-wet gestelde regels;
f. Amp-wet: de Algemene militaire
pensioenwet;
g. Centrale Commissie: de
Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg in
Ambtenarenzaken, bedoeld in artikel 105 van het Algemeen
Rijksambtenarenreglement;
h. deelnemer: de ambtenaar, de
wachtgelder en degene die een herplaatsingstoelage ontvangt;
i. deeltijdfactor: de
deeltijdfactor, bedoeld in artikel A 1a, tweede en derde lid,
van de Abp-wet;
j. [vervallen;]
k. herplaatsingstoelage: de
herplaatsingstoelage, bedoeld in artikel K 5 van de Abp-wet;
l. loon:
1°. voor zover het betreft
paragraaf 4, het loon zoals bepaald in artikel 22;
2°. voor zover het betreft
paragraaf 5, het loon zoals bepaald in artikel 28;
m. Onze Minister: Onze Minister
van Binnenlandse Zaken;
n. uitbetalingstermijn: een
periode van een maand of vier weken, waarin het ambtelijk
inkomen dan wel het loon is ontvangen dan wel verondersteld
wordt te zijn ontvangen;
o. [vervallen;]
p. Vut-wet: de Wet uitkering
wegens vrijwillig vervroegd uittreden;
q. wachtgelder: de ontslagen
ambtenaar aan wie een wachtgeld, bedoeld in artikel A 1,
onderdeel i, van de Abp-wet, is toegekend of een ingevolge
artikel A 4 van die wet met wachtgeld gelijkgestelde uitkering,
en die op grond daarvan ambtenaar is in de zin van die wet;
r. WAO: de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering;
s. [vervallen;]
t. werkgever: ieder gezag of
bestuur dat bevoegd is tot aanstelling of indienstneming en
ontslag van een overheidswerknemer in de zin van de Wet
privatisering ABP dan wel, indien het een gewezen
overheidswerknemer betreft die de leeftijd van 65 jaar nog niet
heeft bereikt, de instantie die het loon of het ambtelijk
inkomen van de gewezen overheidswerknemer betaalt en voor de
toepassing van de paragrafen 4 en 5 de Stichting tot verzorging
van de pensioenen van het personeel van de Koninklijke
Hofhouding van het Huis van Oranje-Nassau voor zover het
personeel betreft van de Koninklijke Hofhouding, bedoeld in
artikel 1, onderdeel b, van de Wet gevolgen privatisering ABP
voor het personeel van de Koninklijke Hofhouding;
u. werknemer:
1°. voor zover het betreft
de paragrafen 4 en 8, de werknemer zoals bepaald in artikel
22;
2°. voor zover het betreft
paragraaf 5, de werknemer zoals bepaald in artikel 28;
3°. voor zover het betreft
paragraaf 6, de werknemer zoals bepaald in artikel 33.
§ 2. De financiering van het ABP
Artikel 2 [Vervallen per 25-04-1997]
Artikel 3 [Vervallen per 25-04-1997]
Artikel 4 [Vervallen per 25-04-1997]
Artikel 5 [Vervallen per 25-04-1997]
Artikel 6 [Vervallen per 25-04-1997]
Artikel 7 [Vervallen per 25-04-1997]
Artikel 8 [Vervallen per 25-04-1997]
Artikel 9 [Vervallen per 25-04-1997]
Artikel 10 [Vervallen per 25-04-1997]
§ 3. Het Vut-fonds en de
financiering daarvan
Artikel 11 [Vervallen per 08-07-1994]
Artikel 12 [Vervallen per 08-07-1994]
Artikel 13 [Vervallen per 08-07-1994]
Artikel 14 [Vervallen per 08-07-1994]
Artikel 15 [Vervallen per 08-07-1994]
Artikel 16 [Vervallen per 08-07-1994]
Artikel 17 [Vervallen per 08-07-1994]
Artikel 18 [Vervallen per 08-07-1994]
Artikel 19 [Vervallen per 08-07-1994]
Artikel 20 [Vervallen per 08-07-1994]
§ 4 [Vervallen per 01-01-1998]
Artikel 21 [Vervallen per 16-01-1998]
Artikel 21a [Vervallen per
01-01-1998]
Artikel 21b [Vervallen per
01-01-1998]
Artikel 21c [Vervallen per
01-01-1998]
Artikel 21d [Vervallen per
01-01-1998]
Artikel 22 [Vervallen per 01-01-1998]
Artikel 23 [Vervallen per 01-01-1998]
Artikel 24 [Vervallen per 01-01-1998]
Artikel 25 [Vervallen per 01-01-1998]
Artikel 26 [Vervallen per 01-01-1998]
Artikel 26a [Vervallen per
01-01-1998]
Artikel 26a* [Vervallen per
01-01-1998]
Artikel 26b [Vervallen per
01-01-1998]
Artikel 27 [Vervallen per 01-01-1998]
§ 5
Artikel 28
1. In deze paragraaf wordt verstaan
onder:
a. loon: het loon, bedoeld in
hoofdstuk 3, afdeling 1, paragraaf 1, van de Wet financiering
sociale verzekeringen;
b. werknemer: voor zover geen
werknemer in de zin van de Ziektewet en de Werkloosheidswet:
1°. de overheidswerknemer
in de zin van de Wet privatisering ABP;
2°. de militair ambtenaar,
bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van de
Militaire ambtenarenwet 1931, tenzij hij aanspraak heeft
op zakgeld of voor eerste oefening onder de wapenen is;
3°. degene die voorzitter
of lid van een waterschap is, of van een ander
publiekrechtelijk lichaam;
4°. degene die behoort tot
het personeel van de Koninklijke Hofhouding, bedoeld in
artikel 1, onderdeel b, van de Wet gevolgen privatisering
ABP voor het personeel van de Koninklijke Hofhouding.
2. In deze paragraaf wordt mede
verstaan onder:
a. loon:
1°. een uitkering,
militair pensioen, of doorbetaling van bezoldiging als
bedoeld in het vierde lid;
2°. een aan de militair
ambtenaar, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, onder
2°, na diens ontslag toe te kennen herplaatsingstoelage;
3°. en de inhouding,
bedoeld in artikel 31;
3. In afwijking van het eerste en
tweede lid wordt voor de toepassing van het bij of krachtens deze
paragraaf bepaalde ten aanzien van de werknemer die een
deeltijdbetrekking vervult dan wel uit een deeltijdbetrekking een
WAO-uitkering of uitkering, als bedoeld in het vierde lid,
onderdeel a, onder 3°, ontvangt, onder loon verstaan: het in het
eerste lid bedoelde loon, gedeeld door de deeltijdfactor,
onderscheidenlijk de deeltijdfactor die gold voor de
oorspronkelijke betrekking.
4. Onder werknemer wordt in deze
paragraaf mede verstaan:
a. de in het eerste lid
bedoelde werknemer wiens dienstverhouding of functievervulling
als zodanig is geėindigd en die daaraan recht ontleent op:
1°. een pensioen ingevolge
de bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen
vastgestelde bepalingen ter zake van wettelijke en
bovenwettelijke arbeidsongeschiktheid, alsmede
arbeidsongeschiktheid met dienstverband, met uitzondering
van dat gedeelte van het pensioen waarvan de hoogte wordt
bepaald door invaliditeit met dienstverband;
2°. een uitkering op grond
van een ontslaguitkeringsregeling anders dan in verband
met vrijwillig vervroegd uittreden, functioneel
leeftijdsontslag, of de toepassing van de Uitkeringswet
gewezen militairen;
b. de gewezen
overheidswerknemer die na beėindiging van zijn dienstverband,
in verband met ziekte recht heeft op doorbetaling van zijn
bezoldiging.
5. Degene die politiek ambtsdrager
is als bedoeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers,
alsmede degene die een functie vervult ter zake waarvan die wet
bij of krachtens wet van overeenkomstige toepassing is verklaard,
is als zodanig, respectievelijk in die functie, geen werknemer in
de zin van deze paragraaf.
6. Voor degene, bedoeld in het
eerste lid en in het vierde lid, onderdeel a, onder 3°, eindigt
het werknemerschap met ingang van de eerste dag van de maand
volgende op die waarin hij de leeftijd van 65 heeft bereikt.
7. Voor degene, bedoeld in het
vierde lid, onderdeel a, onder 1° en 2°, eindigt het
werknemerschap met ingang van de eerste dag van de maand waarin
hij de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt.
Artikel 29
De heffingsgrondslag waarnaar de
inhouding ingevolge de
|
Klik hier om de volledige, bijgewerkte pagina te verkrijgen.
|
|
|