WIJ JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses
van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is gebleken,
een regeling te treffen met betrekking tot het voortbestaan van het
"Pensioenfonds voor de vaste onderwijzers van het Koninklijk
Conservatorium voor Muziek";
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1
Het voortbestaan van het "Pensioenfonds voor de vaste
onderwijzers van het Koninklijk Conservatorium voor Muziek" wordt
goedgekeurd.
Artikel 2
Ten aanzien van de bestemming en het beheer van het fonds stelt Onze
Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen een reglement vast met
inachtneming van het hiernavolgende.
Artikel 3
Het fonds is bestemd voor de uitkering van pensioenen, die zijn
toegekend vóór 1 Januari 1922, alsmede van pensioenen, die na die
datum zijn toegekend op grond van diensttijd, vóór 1 Januari 1922 bij
het Conservatorium doorgebracht, aan personen, die bij het
Conservatorium in dienst zijn geweest, aan hun weduwen en aan hun
kinderen, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt.
Artikel 4
1. Het beheer van het fonds berust bij de Commissie van
Toezicht op het Conservatorium.
2. Ingeval van opheffing dezer Commissie regelt Onze Minister van
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, op welke wijze in het beheer zal
worden voorzien.
Artikel 5
Voor een verandering in de wijze van belegging van de middelen van
het fonds is de goedkeuring vereist van Onze Minister van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen.
Artikel 6
1. De Commissie van Toezicht verstrekt aan Onze Minister van
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, aan Onze Minister van Financiën
en aan de Algemene Rekenkamer alle door hen gevraagde inlichtingen met
betrekking tot het beheer van het fonds en verleent hun
vertegenwoordigers desgewenst inzage in de boekhouding van het fonds.
2. Zij zendt jaarlijks vóór 1 Mei een verslag betreffende het
beheer van het fonds over het afgelopen jaar, vergezeld van een rekening
en verantwoording, aan Onze Minister van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen en aan de Algemene Rekenkamer; hun goedkeuring ontheft de
Commissie van de verantwoordelijkheid voor het door haar gevoerde
beheer.
Artikel 7
1. Wanneer geen personen meer voor uitkeringen uit het fonds in
aanmerking komen, zal het fonds worden geliquideerd.
2. De liquidateur wordt aangewezen door Onze Minister van
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en gedraagt zich naar diens
aanwijzingen.
3. Aan het liquidatiesaldo zal op nader door Onze Minister van
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen in overeenstemming met Onze Minister
van Financiën te bepalen wijze een bestemming worden gegeven in verband
met de oprichting en de inrichting van een nieuw gebouw voor het
Conservatorium.
Artikel 8
Deze wet treedt in werking op de dag na haar afkondiging in het Staatsblad
en kan worden aangehaald onder de titel "Wet Pensioenfonds
Koninklijk Conservatorium".
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden
geplaatst en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten,
Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven ten Paleize Soestdijk, 18 Maart 1955
JULIANA
De Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen,
J. Cals
De Minister van Financiën a.i.,
W. Drees
Uitgegeven de zevende April 1955
De Minister van Justitie,
L.A. Donker