Nadere regelgeving:
- Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen
WET van 2 december 1993, houdende
regeling van de rechtspositie van ministers en staatssecretarissen
WIJ BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de
rechtspositie van ministers en staatssecretarissen wettelijk te regelen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1
1. De bezoldiging van ministers wordt bepaald op € 10.325,86 per
maand. De bezoldiging van staatssecretarissen wordt bepaald op €
9691,95 per maand.
2. Indien de bezoldiging van het burgerlijk rijkspersoneel wordt
gewijzigd en wordt bepaald dat die wijziging een algemeen karakter
draagt, wordt bij ministeriële regeling met ingang van de datum,
waarop die wijziging ingaat, de bezoldiging van ministers en
staatssecretarissen dienovereenkomstig gewijzigd, onder nadere
vaststelling, voor zoveel nodig, van de in het eerste lid genoemde
bedragen.
3. Indien aan het burgerlijk rijkspersoneel een eenmalige uitkering
wordt toegekend, ontvangen ministers en staatssecretarissen deze op
gelijke voet.
Artikel 2
1. Boven en behalve de bezoldiging, bedoeld in artikel 1, ontvangen
ministers en staatssecretarissen op de voet van de regeling voor het
burgerlijk rijkspersoneel een vakantie-uitkering en een
eindejaarsuitkering.
2. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ten
aanzien van:
|
Klik hier om de volledige, bijgewerkte pagina te verkrijgen.
|
|
|