WIJ BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat als gevolg van
aanmerkelijk gunstige opbrengsten uit vermogen in samenhang met
gematigde pensioenaanpassingen in 1988, 1989 en 1990, alsmede het verder
terugbrengen van de horizon in de VUT-financiering in 1988 en 1989, voor
de jaren 1988 tot en met 1990 een relatief voordelig saldo op de staat
van baten en lasten van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds ontstaat
dat kan terugvloeien naar de lichamen in de zin van de Algemene
burgerlijke pensioenwet;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1
De pensioenbijdrage, bedoeld in artikel C 3, tweede lid, van de
Algemene burgerlijke pensioenwet (Stb. 1986, 540) over het jaar
1988 wordt, behoudens vermindering uit anderen hoofde, verminderd met
7,95% van de som der bijdragegrondslagen.
Artikel 2
De pensioenbijdrage, bedoeld in artikel C 3, tweede lid, van de
Algemene burgerlijke pensioenwet (Stb. 1986, 540) over het jaar
1989 wordt, behoudens vermindering uit anderen hoofde, verminderd met
9,35% van de som der bijdragegrondslagen.
Artikel 3
1. De pensioenbijdrage, bedoeld in artikel C 3, tweede lid, van
de Algemene burgerlijke pensioenwet over het jaar 1990 wordt,
behoudens vermindering uit anderen hoofde, verminderd met 8,85% van de
som der bijdragegrondslagen.
2. In afwijking van het bepaalde in artikel C 6, tweede lid, van
de Algemene burgerlijke pensioenwet beloopt de wachtgeldtijdbijdrage
over het jaar 1990, de helft of een vierde van het ingevolge het eerste
lid voor 1990 geldende percentage van de pensioenbijdrage, al naar
gelang de met recht op wachtgeld doorgebrachte tijd voor de helft dan
wel voor een vierde gedeelte als diensttijd meetelt.
Artikel 4
Deze wet treedt in werking met ingang van de twintigste dag na de
datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst
en werkt terug tot en met 1 januari 1988.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden
geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren
wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 22 mei 1991
BEATRIX
De Minister van Binnenlandse Zaken,
C.I. Dales
De Minister van Financiën,
W. Kok
Uitgegeven de achttiende juli 1991
De Minister van Justitie,
E.M.H. Hirsch Ballin