Nadere regelgeving:
- Geen
WET van 28 februari 2013, houdende regels omtrent de instelling van
de Autoriteit Consument en Markt (Instellingswet Autoriteit Consument
en Markt)
WIJ BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin der
Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen,
saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het
wenselijk is om het toezicht op markten te stroomlijnen ter bevordering
van de kwaliteit van het toezicht en de bescherming van het belang van
de consument, en daarom regels te stellen die het toezicht zoveel
mogelijk onderbrengen bij één onafhankelijke toezichthouder;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van
de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij
deze:
Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
– Autoriteit Consument en Markt: de Autoriteit Consument en
Markt, genoemd in artikel 2, eerste lid;
– Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw
en Innovatie.
Hoofdstuk 2. De Autoriteit Consument en Markt
Artikel 2
1. Er is een Autoriteit Consument en Markt.
2. De Autoriteit Consument en Markt is belast met de taken die haar
bij of krachtens de wet zijn opgedragen.
Artikel 3
1. De Autoriteit Consument en Markt bestaat uit ten minste drie en
ten hoogste vijf leden, onder wie de voorzitter.
2. Benoeming vindt plaats op grond van de deskundigheid die nodig
is voor de uitoefening van de taken van de Autoriteit Consument en
Markt alsmede op grond van maatschappelijke kennis en ervaring.
3. De voorzitter wordt benoemd voor een periode van zeven jaar en
de overige leden worden benoemd voor een periode van vijf jaar. De
voorzitter en de overige leden kunnen eenmaal worden herbenoemd voor
eenzelfde periode.
4. In het geval van een vacature vormen de overblijvende leden voor
een periode van ten hoogste negen maanden nadat de vacature is
ontstaan de Autoriteit Consument en Markt, met de bevoegdheden van de
voltallige Autoriteit Consument en Markt.
5. Onverminderd artikel 13, eerste lid, van de Kaderwet
zelfstandige bestuursorganen heeft een lid geen financiële of andere
belangen waardoor zijn onpartijdigheid in het geding kan zijn.
6. Onverminderd artikel 12 van de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen maakt Onze Minister een besluit tot ontslag bekend
door kennisgeving van de zakelijke inhoud van dat besluit in de
Staatscourant. De redenen van het ontslag worden in die kennisgeving
openbaar gemaakt indien de betrokkene daarom verzoekt.
Artikel 4
1. De Autoriteit Consument en Markt stelt een bestuursreglement
vast.
2. De Autoriteit Consument en Markt maakt het bestuursreglement na
de goedkeuring, bedoeld in artikel 11 van de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen, bekend in de Staatscourant.
Artikel 5
1. Onze Minister stelt ten behoeve van de uitvoering van de in
artikel 2, tweede lid, bedoelde taken, personeel ter beschikking van
de Autoriteit Consument en Markt.
2. De Autoriteit Consument en Markt stelt een mandaatregeling op
ten aanzien van de bevoegdheden van het personeel.
3. De mandaatregeling behoeft de goedkeuring van Onze Minister.
Onze Minister onthoudt zijn goedkeuring indien de mandaatregeling naar
zijn oordeel een goede taakuitoefening door de Autoriteit Consument en
Markt kan belemmeren. De mandaatregeling wordt na goedkeuring door de
Autoriteit Consument en Markt bekendgemaakt in de Staatscourant.
4. Indien Onze Minister van oordeel is dat de mandaatregeling een
goede taakuitoefening belemmert, kan hij de Autoriteit Consument en
Markt verzoeken de mandaatregeling te wijzigen.
5. Indien de Autoriteit Consument en Markt binnen dertien weken
geen gevolg heeft gegeven aan een verzoek als bedoeld in het vierde
lid kan Onze Minister de Autoriteit Consument en Markt opdragen de
mandaatregeling op een door hem gewenste wijze aan te passen.
Artikel 6
1. Onverminderd artikel 18, eerste lid, van de Kaderwet
zelfstandige bestuursorganen bevat het jaarverslag een globale
beschrijving van de ontwikkeling van de markt in de postsector en de
telecommunicatiesector.
2. Bij de toepassing van artikel 18, tweede lid, van de Kaderwet
zelfstandige bestuursorganen wordt het jaarverslag mede gezonden aan
Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.
3. Onze Minister zendt zo spoedig mogelijk zijn bevindingen omtrent
het jaarverslag, alsmede de bevindingen van Onze Minister van
Infrastructuur en Milieu, aan de beide Kamers der Staten-Generaal.
Artikel 6a [Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]
1. De kosten van de Autoriteit Consument en Markt die samenhangen
met de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 2, tweede lid,
worden ten laste gebracht van marktorganisaties, tenzij bij wettelijk
voorschrift anders is bepaald.
2. De kosten van de Autoriteit Consument en Markt die samenhangen
met het uit eigen beweging doen van marktonderzoeken en maken van
rapportages, bedoeld in artikel 2, vierde lid, met de behandeling van
bezwaar- en beroepschriften, met het sanctioneren van overtredingen
waaronder het nemen en bekendmaken van besluiten omtrent het opleggen
van bestuurlijke sancties en bindende aanwijzingen, met werkzaamheden
die uitsluitend ten behoeve van andere overheidsorganisaties worden
verricht, en met het geven van deskundige raad aan Onze Minister of
Onze Minister van Infrastructuur en Milieu worden niet ten laste
gebracht van marktorganisaties.
3. De kosten van de Autoriteit Consument en Markt die samenhangen
met het nemen en bekendmaken van besluiten, niet zijnde beschikkingen,
en het toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften worden
niet ten laste van marktorganisaties gebracht indien:
a. de desbetreffende werkzaamheden niet gericht zijn op het tot
stand brengen van marktordening of er geen sprake is van een
voldoende afgebakende groep marktorganisaties die van de
werkzaamheden profijt hebben, of
b. de baten naar verwachting niet opwegen tegen de kosten van
de Autoriteit Consument en Markt om de in de aanhef bedoelde
kosten ten laste te brengen van marktorganisaties.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere kosten worden
aangewezen die in afwijking van het eerste lid niet ten laste van
marktorganisaties worden gebracht.
5. De systematiek volgens welke de kosten worden bepaald en ten
laste worden gebracht van marktorganisaties houdt in dat:
a. ten hoogste de door de Autoriteit Consument en Markt
gemaakte kosten ten laste van marktorganisaties worden gebracht,
b. zowel directe als indirecte kosten ten laste van
marktorganisaties kunnen worden gebracht,
c. de kosten van de Autoriteit Consument en Markt die
samenhangen met de uitvoering van een taak voor een specifieke
sector uitsluitend ten laste worden gebracht van marktorganisaties
in die sector, en
d. de kosten samenhangend met het geven van een beschikking of
met de behandeling van een aanvraag van een marktorganisatie tot
het geven van een beschikking ten laste worden gebracht van de
marktorganisatie aan wie de beschikking is gericht of die de
aanvraag heeft gedaan.
6. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld
over de systematiek volgens welke de kosten worden bepaald en ten
laste gebracht van marktorganisaties. In die maatregel kan worden
bepaald dat voor daarbij aan te wijzen categorieën van besluiten van
de Autoriteit Consument en Markt de gemiddelde kosten van een
desbetreffend besluit ten laste van een marktorganisatie worden
gebracht.
7. De bedragen die de Autoriteit Consument en Markt ter vergoeding
van de kosten aan marktorganisaties in rekening brengt worden bij
ministeriële regeling vastgesteld.
8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden
bepaald dat, ten behoeve van een geleidelijke overgang naar de op
basis van de
|
Klik hier om de volledige, bijgewerkte pagina te verkrijgen.
|
|
|