MEMORIE VAN TOELICHTING
Enkele nadere regelgeving:
- Aanwijzingsbesluit verzekerden Zfw (vervallen)
- Besluit financiering uitvoeringsorganisatie bijzondere ziektekostenverzekering AWBZ (vervallen)
- Besluit zorgaanspraken AWBZ
- Besluit zorgaanspraken bijzondere ziektekostenverzekering (vervallen)
- Inschrijvingsbesluit ziekenfondsverzekering (vervallen)
- Regeling hulpmiddelen 1996 (vervallen)
- Regeling vaststelling premiepercentages en premiebedragen sociale ziektekostenverzekeringen 2003 (vervallen)
- Regeling vaststelling premiepercentages en premiebedragen sociale ziektekostenverzekeringen 2004 (vervallen)
- Regeling vaststelling premiepercentages en premiebedragen sociale ziektekostenverzekeringen 2005 (vervallen)
- SZW-intrekkingsregeling 2004
- Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering (vervallen)
Relevante overige regelgeving:
- Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
- Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet
- Regeling gemoedsbezwaarden socialeverzekeringswetten (vervallen)
- Wet maatschappelijke ondersteuning
- Wet op de zorgtoeslag
- Wet voorzieningen gehandicapten (vervallen)
- Zorgverzekeringswet
Inhoudsopgave Zfw
Hoofdstuk I |
Algemene bepalingen |
art. 1 |
Hoofdstuk Ia |
Het College voor zorgverzekeringen |
artt. 1a - 1t |
Hoofdstuk Ib |
Het College van toezicht op de zorgverzekeringen |
artt. 1u - 1x10 |
Hoofdstuk Ic |
Het verstrekken van gegevens en inlichtingen aan Onze Minister en aan andere organen |
artt. 1x11 - 1z |
Hoofdstuk II |
De verzekering |
artt. 2 - 33 |
axx |
De verzekerden |
artt. 2 - 7 |
bxx |
De verstrekkingen en de vergoedingen |
artt. 8 - 14 |
cxx |
De geldmiddelen |
artt. 14a - 33 |
Hoofdstuk III |
De ziekenfondsen |
artt. 34 - 43c |
Hoofdstuk IV |
Overeenkomsten |
artt. 44 - 49 |
Hoofdstuk V |
Het verstrekken van inlichtingen voor de uitvoering van deze wet |
artt. 50 - 73e |
Hoofdstuk VI |
Bezwaar en beroep |
artt. 74 - 83 |
Hoofdstuk VII |
De invloed van de verzekering op het burgerlijk recht |
artt. 83a - 83d |
Hoofdstuk VIII |
Strafbepalingen |
artt. 84 - 92a |
Hoofdstuk IX |
Overgangs- en slotbepalingen |
artt. 93 - 107 |
xxxxxxxxxxxxr |
|
xxxxxxxxxxxxr |
Parlementaire behandeling:
Bijlage Handelingen II 1961-1962, 1962-1963, 1963-1964, 6808.
Handelingen II 1963-1964, blz. 2109-2151, 2157-2176, 2220-2221.
Bijlage Handelingen I 1964-1965, 6808.
Handelingen I 1964-1965, blz. 59-83.
Geschiedenis:
Staatsblad 1995, 250;
Staatsblad
1995, 355; Staatscourant 1995, 210;
Staatscourant
1995, 210; Staatsblad
1995, 635; Staatsblad
1995, 681; Staatsblad 1995, 682;
Staatsblad
1995, 684; Staatsblad 1995, 686;
Staatsblad
1995, 695; Staatsblad 1995, 690;
Staatsblad
1995, 696; Staatsblad
1996, 80; Staatscourant 1996, 206;
Staatsblad 1996,
562; Staatsblad 1996, 670;
Staatsblad 1997, 63; Staatsblad 1997,
96; Staatsblad 1997, 178;
Staatsblad 1997, 305; Staatsblad 1997, 488 en 488V;
Staatscourant 1997, 208; Staatsblad 1997,
510; Staatsblad 1997, 706;
Staatsblad 1997, 660; Staatsblad 1997,
768; Staatsblad 1997, 777;
Staatsblad 1997, 779; Staatsblad 1997, 780;
Staatsblad 1997, 789; Staatsblad 1998, 203;
Staatsblad 1998, 412; Staatscourant
1998, 207; Staatsblad 1998, 742;
Staatsblad 1999,
16; Staatsblad 1999, 30;
Staatsblad 1999, 185; Staatsblad 1999, 239;
Staatscourant 1999, 229; Staatsblad 1999,
461; Staatsblad 2000, 40;
Staatsblad 2000, 42; Staatsblad 2000, 286;
Staatsblad 2000, 338; Staatscourant 2000, 203;
Staatsblad 2000, 496; Staatsblad 2001, 21;
Staatsblad 2001, 23 en 23V; Staatsblad 2001, 67;
Staatsblad 2000, 571; Staatsblad 2001, 50;
Staatsblad 2001,
386; Staatsblad 2001, 481;
Staatscourant 2001, 202; Staatsblad 2001,
568; Staatsblad 2001, 625;
Staatsblad 2001, 692; Staatsblad 2002, 241;
Staatscourant 2002, 201; Staatsblad 2002, 583;
Staatsblad 2002, 617; Staatsblad 2003, 69;
Staatscourant 2003, 203; Staatscourant 2003,
203; Staatsblad 2004, 32;
Staatsblad 2004, 50; Staatsblad 2004, 311;
Staatsblad 2004, 324; Staatscourant
2004, 209; Staatsblad 2005, 27;
Staatsblad. 2004, 672; Staatsblad 2005, 37;
Staatsblad 2004, 725; Staatsblad
2005, 282; Staatsblad 2005, 347;
Staatsblad 2005, 525;
Staatsblad 2005, 530; Staatsblad
2005, 571; Staatsblad
2005, 573; Staatsblad 2005, 708.
WET van 15 oktober 1964, Stb. 1964, 392, houdende regelen met betrekking tot
de geneeskundige verzorging door middel van ziekenfondsverzekering (Ziekenfondswet).
Laatste tekstplaatsing: Stb. 1992, 391. Inwerkingtreding: 15 april 1965 (Stb. 1965, 130).
WIJ JULIANA, bij de gratie Gods,
Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelen vast te stellen met
betrekking tot de geneeskundige verzorging door middel van ziekenfondsverzekering;
Zo is het, dat Wij, de
Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
HOOFDSTUK I
Algemene bepalingen
Art. 1.
[Begripsbepalingen]
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1995, 684; Stb.
1995, 696; Stb. 1996, 80;
Stb. 1997, 96; Stb.
1997, 660 + bis; Stb.
1997, 777 + bis; Stb.
1998, 203; Stb. 1999, 185;
Stb. 1999, 239; Stb.
2000, 496; Stb. 2001, 23;
Stb. 2001, 386; Stb.
2001, 625; Stb. 2004, 324;
Stb.
2005, 37; Stb. 2005, 27 + bis;
Stb. 2005, 525;
Stb 2005, 571]
-1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
b. het College
zorgverzekeringen: het college, genoemd in artikel 1a;
c. Het College toezicht: het
college, genoemd in artikel 1u;
d. ziekenfonds: een rechtspersoon, toegelaten
overeenkomstig artikel 34;
e. uitvoeringsorgaan: een
ziekenfonds, een ziektekostenverzekeraar, toegelaten overeenkomstig
artikel 33 van de Algemene Wet Bijzondere
Ziektekosten, en een uitvoerend orgaan als bedoeld in artikel 38 van
de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;
f. instelling:
1º. een instelling, toegelaten overeenkomstig artikel 8a;
2º. een in het buitenland gevestigde rechtspersoon die in het
desbetreffende land zorg verleent in het kader van het in dat land
geldende socialezekerheidsstelsel, dan wel zich richt op het verlenen
van zorg aan specifieke groepen van publieke functionarissen;
g. verzekerde: een verzekerde ingevolge deze wet en, tenzij het
tegendeel blijkt, een medeverzekerde;
h. vreemdeling: hetgeen daaronder wordt verstaan in de
Vreemdelingenwet 2000;
i. ziekenfondsverzekering: de verzekering ingevolge deze wet;
j. algemene verzekering bijzondere ziektekosten: de
verzekering ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;
k. Algemene Kas: de kas, genoemd in artikel 1q, eerste lid;
l. Algemeen Fonds Bijzondere
Ziektekosten: het fonds, genoemd in artikel 38 van de Wet
financiering volksverzekeringen;
m. Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
genoemd in hoofdstuk 5 van de
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
n. particuliere ziektekostenverzekering: een overeenkomst van
directe verzekering die strekt tot vergoeding van kosten van
geneeskundige hulp, met uitzondering van overeenkomsten van
arbeidsongeschiktheidsverzekering, overeenkomsten van
ongevallenverzekering, overeenkomsten van reisverzekering en andere
overeenkomsten van verzekering waarbij kosten van geneeskundige hulp
uitsluitend aanvullend worden gedekt;
o. groep: een groep als bedoeld in
artikel 24b van Boek
2 van het Burgerlijk Wetboek;
p. winst uit onderneming: de belastbare winst uit onderneming,
bedoeld in paragraaf 3.2.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001;
q. winst uit Nederlandse onderneming: de belastbare winst uit
Nederlandse onderneming, bedoeld in afdeling 7.2 van de
Wet inkomstenbelasting 2001.
-2. Voor de toepassing van deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt gelijkgesteld met:
a. echtgenoot: geregistreerde partner;
b. echtgenoten: geregistreerde partners;
c. gehuwd: als partner geregistreerd;
d. gehuwde: als partner geregistreerde.
-3. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt als gehuwd of
als echtgenoot mede aangemerkt de ongehuwde meerderjarige die met een
andere ongehuwde meerderjarige een gezamenlijke huishouding voert,
tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad.
-4. Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun
hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te
dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de
kosten van de huishouding dan wel anderszins.
-5. Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht
indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:
a. zij met elkaar gehuwd zijn geweest of eerder voor de
toepassing van deze wet daarmee gelijk zijn gesteld;
b. uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de één door de ander;
c. zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de
huishouding krachtens een geldend samenlevingscontract; of
d. zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een
gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de
gezamenlijke huishouding, bedoeld in het vierde lid.
-6. Bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld welke
registraties, en gedurende welk tijdvak, in aanmerking worden genomen
voor de toepassing van het vijfde lid, onderdeel d.
-7. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten
aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het blijk geven zorg te dragen
voor een ander zoals bedoeld in het vierde lid.
HOOFDSTUK IA
Het College voor zorgverzekeringen
Art.
1a. [Instelling, vestigingsplaats, taken en
vertegenwoordiging CVZ] [Geschiedenis:
Stb. 1999, 185; Stb. 2001, 23;
Stb.
2005, 37; Stb.
2005, 525; Stb 2005, 571]
-1. Er is een College voor zorgverzekeringen, dat rechtspersoonlijkheid
bezit. Het College zorgverzekeringen is gevestigd in een door Onze Minister te bepalen plaats.
-2. Het College zorgverzekeringen is belast met de taken die hem zijn opgedragen bij of
krachtens deze wet, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de Wet
financiering volksverzekeringen, de Overgangswet verzorgingshuizen, de
Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen 1998, de Wet
tarieven gezondheidszorg, de Wet ziekenhuisvoorzieningen, een andere wet of een internationale overeenkomst.
-3. Het College zorgverzekeringen wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door de voorzitter.
Art.
1b. [Samenstelling CVZ]
[Geschiedenis:
Stb. 1999, 185; Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525]
-1. Het College
zorgverzekeringen bestaat uit een oneven aantal van ten
hoogste negen leden, onder wie de voorzitter.
-2. Onze Minister benoemd, schorst en ontslaat de voorzitter en de
overige leden. Benoeming vindt plaats op grond van deskundigheid die
nodig is voor de uitoefening van de taken van het College zorgverzekeringen alsmede op
grond van maatschappelijke kennis en ervaring. Van een besluit tot
benoeming, schorsing of ontslag wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
-3. Het lidmaatschap van het College zorgverzekeringen is onverenigbaar
met het lidmaatschap van het College toezicht. Bij ministeriële
regeling kunnen andere functies of werkzaamheden worden aangewezen die
niet verenigbaar zijn met het lidmaatschap van het College zorgverzekeringen.
-4. Bij de samenstelling van het College zorgverzekeringen wordt gestreefd
naar evenredige deelneming van vrouwen en personen behorende tot etnische of culturele minderheidsgroepen.
-5. De leden worden benoemd voor ten hoogste vier
jaar. Herbenoeming kan tweemaal en telkens voor ten hoogste vier jaar plaatsvinden.
-6. Het lidmaatschap eindigt tussentijds door overlijden, ontslag op
eigen verzoek of ontslag om zwaarwichtige redenen door Onze Minister.
-7. Bij ministeriële regeling worden de vergoeding van reis- en
verblijfkosten en verdere vergoedingen aan leden van het bestuur van het
College zorgverzekeringen en leden van commissies vastgesteld en kunnen nadere regels over
hun rechtspositie worden vastgesteld.
Art.
1c. [Bestuursreglement en vergaderingen
CVZ] [Geschiedenis:
Stb. 1999, 185; Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525]
-1. Het College
zorgverzekeringen stelt een bestuursreglement vast. Daarin worden in ieder
geval regels gesteld omtrent de wijze waarop besluiten worden
voorbereid, genomen en uitgevoerd, alsmede omtrent de wijze waarop
afspraken over samenwerking met het College toezicht tot stand komen ten
aanzien van aangelegenheden die het College zorgverzekeringen en het
College toezicht beide aangaan.
-2. In het bestuursreglement kan het College zorgverzekeringen voorzien in de instelling van
commissies. In commissies kunnen personen deelnemen die geen lid van het College
zorgverzekeringen zijn. In het reglement worden regels gesteld over de
samenstelling en taken van de ingestelde commissies.
-3. Vergaderingen van het College
zorgverzekeringen en van commissies zijn
openbaar, behoudens voor zover in het bestuursreglement anders is bepaald.
-4. Het bestuursreglement behoeft de goedkeuring van Onze Minister.
Art.
1d. [Personeel CVZ]
[Geschiedenis:
Stb. 1999, 185; Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525]
-1. Het College
zorgverzekeringen benoemt, schorst en ontslaat het personeel.
-2. Het College zorgverzekeringen stelt
met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden van het personeel regels vast.
Art.
1e. [Werkprogramma]
[Geschiedenis:
Stb. 1999, 185; Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525]
Het College zorgverzekeringen zendt
jaarlijks vóór 1 oktober aan Onze Minister
een werkprogramma voor het volgende kalenderjaar. Het werkprogramma behoeft
de instemming van Onze Minister. Onze Minister zendt het werkprogramma
aan beide kamers der Staten-Generaal. Het College zorgverzekeringen stelt het werkprogramma algemeen verkrijgbaar.
Art.
1f. [Begroting en meerjarenraming]
[Geschiedenis:
Stb. 1999, 185; Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525]
Het College zorgverzekeringen zendt jaarlijks vóór 1 oktober aan Onze Minister
een begroting van zijn beheerskosten voor het volgende kalenderjaar, alsmede
een meerjarenraming. De begroting en de meerjarenraming behoeven de instemming van Onze Minister.
Art.
1g. [Verslag]
[Geschiedenis:
Stb. 1999, 185; Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525]
Het College zorgverzekeringen zendt jaarlijks vóór 1 juli aan Onze Minister
een verslag van de werkzaamheden, het gevoerde beleid in het algemeen en de
doelmatigheid en doeltreffendheid van zijn werkzaamheden en werkwijze in
het bijzonder, alsmede gegevens omtrent de uitvoering van het
werkprogramma in het afgelopen kalenderjaar. Onze Minister zendt het
verslag aan beide kamers der Staten-Generaal. Het College
zorgverzekeringen stelt het verslag algemeen verkrijgbaar.
Art.
1h. [Financieel verslag]
[Geschiedenis:
Stb. 1999, 185; Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525]
-1. Het College
zorgverzekeringen brengt jaarlijks vóór 1 juli aan Onze Minister
een financieel verslag over zijn beheerskosten over het afgelopen
kalenderjaar uit, dat vergezeld gaat van een verklaring omtrent de
getrouwheid en rechtmatigheid van de ontvangsten en uitgaven, afgegeven
door een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek
2 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede van een rapport van de accountant over de
ordelijkheid en controleerbaarheid van het gevoerde financiële beheer.
-2. Het financieel verslag behoeft de instemming van Onze Minister. Onze
Minister zendt het financieel verslag aan beide kamers der
Staten-Generaal. Het College zorgverzekeringen stelt het financieel verslag algemeen verkrijgbaar.
Art.
1i. [Nadere regelgeving begroting en
financieel verslag] [Geschiedenis:
Stb. 1999, 185;
Stb. 2005, 525]
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de
inrichting van de begroting, het financieel verslag en aandachtspunten voor de accountantscontrole.
Art.
1j. [Dekking beheerskosten]
[Geschiedenis:
Stb. 1999, 185; Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525]
De beheerskosten van het College
zorgverzekeringen worden volgens bij ministeriële
regeling te stellen regels tot ten hoogste de in de begroting aangegeven
bedragen gedekt uit de Algemene Kas en het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten.
Art.
1k. [Beleidsregels uitvoering taken CVZ]
[Geschiedenis:
Stb. 1999, 185; Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525]
Onze Minister kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot de
werkwijze en de uitoefening van de taken van het College zorgverzekeringen.
Art.
1l. [Vernietiging besluit CVZ]
[Geschiedenis:
Stb. 1999, 185; Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525]
-1. Een besluit van het College
zorgverzekeringen kan bij koninklijk besluit worden vernietigd.
-2. Van een besluit tot vernietiging wordt mededeling gedaan door
plaatsing in de Staatscourant.
Art.
1l1. [Bevordering recht- en doelmatige wetsuitvoering]
[Geschiedenis:
Stb. 2001, 23; Stb. 2005, 525]
-1. Het College
zorgverzekeringen bevordert de rechtmatige en doelmatige uitvoering
van deze wet en de Algemene Wet Bijzondere
Ziektekosten door de uitvoeringsorganen en door de rechtspersonen,
bedoeld in artikel 14 van deze wet en artikel
16 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.
-2. Het College zorgverzekeringen kan met
het oog op de rechtmatige en doelmatige uitvoering beleidsregels stellen
voor de uitvoeringsorganen en de rechtspersonen, bedoeld in artikel 14
van deze wet en artikel 16 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.
Art.
1m. [Voorlichting over beleid]
[Geschiedenis:
Stb. 1999, 185; Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525]
Het College zorgverzekeringen geeft aan de
uitvoeringsorganen en aan de rechtspersonen, bedoeld in artikel 14 van deze wet en
artikel 16 van de Algemene
Wet Bijzondere Ziektekosten, aan personen en
instellingen die vormen van hulp of zorg verlenen, alsmede op
verzoek van Onze Minister aan verzekerden voorlichting over het
beleid op het terrein van de ziektekostenverzekeringen.
Art.
1n. [Rapportage en signalering aan minister]
[Geschiedenis:
Stb. 1999, 185; Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525]
-1. Het College
zorgverzekeringen rapporteert desgevraagd aan Onze Minister
omtrent de uitvoerbaarheid en doelmatigheid van voorgenomen beleid op het terrein
van de ziekenfondsverzekering of de algemene verzekering bijzondere ziektekosten.
-2. Het College zorgverzekeringen signaleert gevraagd en ongevraagd aan Onze Minister
feitelijke ontwikkelingen op het terrein van de ziekenfondsverzekering of
de algemene verzekering bijzondere ziektekosten.
Art.
1o. [Afstemming met andere terreinen]
[Geschiedenis:
Stb. 1999, 185; Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525]
-1. Het College
zorgverzekeringen bevordert de afstemming van de uitvoering van:
a. de ziekenfondsverzekering en de
algemene verzekering bijzondere ziektekosten;
b. de ziekenfondsverzekering met de
uitvoering van de algemene verzekering bijzondere ziektekosten;
c. de ziekenfondsverzekering en de
algemene verzekering bijzondere ziektekosten met de uitvoering van het
beleid op andere terreinen van de volksgezondheid; en
d. de ziekenfondsverzekering en de
algemene verzekering bijzondere ziektekosten
met de uitvoering van het beleid op andere terreinen van sociale zekerheid.
-2. Het College zorgverzekeringen kan met
het oog op de afstemming beleidsregels stellen voor de
uitvoeringsorganen en de rechtspersonen, bedoeld in artikel 14 van deze
wet en artikel 16 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.
Art.
1p. [Nadere regelgeving subsidies]
[Geschiedenis:
Stb. 1999, 185; Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525]
-1. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat het College
zorgverzekeringen ten laste van de Algemene Kas dan wel ten laste van het Algemeen Fonds
Bijzondere Ziektekosten, overeenkomstig in die regeling gestelde regels subsidies verstrekt:
a. voor voorzieningen ten aanzien waarvan het voornemen bestaat
deze te doen opnemen in de aanspraken ingevolge deze wet of de Algemene
Wet Bijzondere Ziektekosten;
b. voor voorzieningen die aan verzekerden ingevolge deze wet of
de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten kunnen worden geboden in plaats
van een voorziening waarop ingevolge die wetten aanspraak bestaat;
c. voor activiteiten welke ten doel hebben verbetering van de
zorgverlening te bevorderen;
d. ten behoeve van verzekerden ingevolge deze wet of de Algemene
Wet Bijzondere Ziektekosten om hen de mogelijkheid te geven om in plaats van
het tot gelding brengen van een aanspraak ingevolge die wetten zelf te
voorzien in de zorg die zij behoeven;
e. voor onderzoek met betrekking tot de uitvoering van deze wet
en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;
f. voor andere bij die regeling aan te wijzen doeleinden, verband
houdende met de verzekering ingevolge deze wet of de Algemene Wet
Bijzondere Ziektekosten of de volksgezondheid in het algemeen.
-2. In een regeling als bedoeld in het eerste lid kan worden bepaald dat
daarbij aan te wijzen bevoegdheden met betrekking tot de verstrekking
van subsidies worden uitgeoefend door één of meer door het College zorgverzekeringen aan
te wijzen rechtspersonen als bedoeld in artikel 14 van deze wet of
artikel 16 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.
-3. In een regeling als bedoeld in het eerste lid kan aan het
College zorgverzekeringen worden opgedragen nadere regels te stellen. De
nadere regels behoeven de goedkeuring van Onze Minister. Goedkeuring kan
slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het belang van de volksgezondheid.
-4. Onze Minister kan jaarlijks voor een
categorie van subsidies het subsidieplafond voor het komende jaar bekendmaken.
Art.
1q. [Algemene Kas]
[Geschiedenis:
Stb. 1999, 185; Stb. 2001, 23;
Stb. 2002, 583; Stb. 2005, 525]
-1. Er is een Algemene Kas, waarin gestort worden de gelden, bedoeld in
artikel 14a, eerste lid, onderdeel a, met uitzondering van de
nominale premies, bedoeld in de artikelen 17 en 18, tweede lid, alsmede
de gelden, bedoeld in artikel 14a, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid.
-2. Het College
zorgverzekeringen is belast met het beheer van de Algemene Kas.
-3. De middelen van de Algemene Kas worden aangewend:
a. ten behoeve van gehele of gedeeltelijke dekking van de kosten van de ziekenfondsverzekering;
b. ten behoeve van uitgaven voor de
ziekenfondsverzekering, voortvloeiende uit enige andere wettelijke regeling of uit overeenkomsten;
c. ten behoeve van het verstrekken van subsidies als bedoeld in
artikel 1p;
d. ten behoeve van het vormen van een reserve, overeenkomstig bij
ministeriële regeling te stellen regels.
Art.
1r. [Financiële middelen;
rekening-courant] [Geschiedenis:
Stb. 1999, 185; Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525]
-1. Het College
zorgverzekeringen houdt de financiële middelen die deel uitmaken van de
Algemene Kas in rekening-courant bij Onze Minister van Financiën.
-2. Het College zorgverzekeringen kan, voor de uitvoering van zijn wettelijke
taken, beschikken over de financiële middelen die hij in rekening-courant bij
Onze Minister van Financiën houdt.
-3. In afwijking van het eerste lid kan het College
zorgverzekeringen een deel van de in het
eerste lid bedoelde financiële middelen buiten de in het eerste lid
bedoelde rekening-courant houden.
-4. Onze Minister van Financiën stelt in overeenstemming met Onze Minister, na overleg met het College zorgverzekeringen, de omvang van het in het derde lid
bedoelde deel van de financiële middelen vast.
-5. Bij een tekort aan financiële middelen maakt het College
zorgverzekeringen gebruik van de kredietfaciliteiten die door Onze Minister van Financiën worden verleend.
-6. Onze Minister van Financiën informeert dagelijks het College
zorgverzekeringen ten aanzien van de rekening-courant, in elk geval met betrekking tot:
a. de slotstanden per dag;
b. alle dagelijks geboekte mutaties of transacties in de rekening-courant.
-7. Het College zorgverzekeringen informeert Onze Minister van Financiën ten aanzien van
de rekening-courant in elk geval met betrekking tot de prognoses van de
saldi van de rekening-courant.
-8. Onze Minister van Financiën brengt voor het beheer van de
rekening-courant geen kosten in rekening.
-9. Onze Minister van Financiën stelt in overeenstemming met Onze Minister, na overleg met het
College zorgverzekeringen, regels omtrent de rente die over
de saldi van de in het eerste lid bedoelde rekening-courant wordt
vergoed onderscheidenlijk in rekening wordt gebracht.
-10. Onze Minister van Financiën kan in overeenstemming met Onze
Minister, na overleg met het College zorgverzekeringen, regels stellen omtrent het eerste, zesde en zevende lid.
Art.
1s. [Financieel verslag Algemene Kas en
AFBZ] [Geschiedenis:
Stb. 1999, 185; Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 37;
Stb. 2005, 525]
-1. Het College
zorgverzekeringen zendt met betrekking tot de Algemene Kas en het Algemeen
Fonds Bijzondere Ziektekosten jaarlijks vóór 31 december aan Onze Minister
een financieel verslag over de uitgaven en ontvangsten in het
voorafgaande kalenderjaar en de toestand van die kas en dat fonds per 31
december van dat jaar. Artikel 1i is van overeenkomstige toepassing.
-2. Het financieel verslag gaat vergezeld van:
a. een verklaring over de getrouwheid, afgegeven door een
accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek
2 van het Burgerlijk Wetboek;
b. een verklaring van de accountant over de rechtmatigheid van
het beheer met betrekking tot de uitgaven en ontvangsten van de Algemene
Kas en van het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten;
c. een rapport van de accountant over de ordelijkheid en
controleerbaarheid van het gevoerde financieel beheer;
d. een rapport over de mate waarin de uitgaven en ontvangsten van
de Algemene Kas en van het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten zijn
gedekt door rechtmatigheidsverklaringen of rechtmatigheidsrapportages van derden.
-3. Het financieel verslag behoeft de instemming van Onze Minister. Onze
Minister zendt het financieel verslag aan beide kamers der
Staten-Generaal. Het College zorgverzekeringen stelt het financieel verslag algemeen verkrijgbaar.
-4. Het College zorgverzekeringen rapporteert Onze Minister gevraagd en ongevraagd omtrent:
a. de benodigde omvang van de ten laste van de Algemene Kas en
het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten besteedbare middelen voor de
ziekenfondsverzekering onderscheidenlijk de algemene verzekering bijzondere ziektekosten;
b. de hoogte van de premie, bedoeld in artikel
15, eerste lid, en van de premie, bedoeld in artikel 39, eerste lid, onderdeel
a, van de Wet financiering volksverzekeringen.
Art.
1t. [Aansprakelijkheid CVZ en Rijk]
[Geschiedenis:
Stb. 1999, 185; Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 27; Stb. 2005, 525]
-1. Het College zorgverzekeringen is tegenover personen of
instellingen die ter zake van aan verzekerden op grond van deze wet verleende
zorg vorderingen hebben op een ziekenfonds, aansprakelijk voor de betaling
daarvan wanneer dat ziekenfonds verkeert in de toestand dat het heeft opgehouden te betalen.
-2. Het Rijk is tegenover het College zorgverzekeringen
aansprakelijk voor de betalingen, bedoeld in het eerste lid.
HOOFDSTUK IB
Het College van toezicht op de zorgverzekeringen
Art.
1u. [Instelling, vestigingsplaats, taken en
vertegenwoordiging CTZ] [Geschiedenis:
Stb. 1999, 185; Stb. 2001, 23;
Stb.
2005, 37; Stb. 2005, 525]
-1. Er is een College
van toezicht op de zorgverzekeringen, dat rechtspersoonlijkheid bezit.
Het College toezicht is gevestigd in een door Onze Minister
te bepalen plaats.
-2. Het College toezicht is belast met het
toezicht op de rechtmatige en doelmatige uitvoering van deze wet en de Algemene
Wet Bijzondere Ziektekosten door de uitvoeringsorganen. Het College
toezicht kan bij algemene maatregel van bestuur tevens worden belast met
het toezicht op andere organen voor zover deze taken vervullen die
rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de
ziekenfondsverzekering of de algemene verzekering bijzondere ziektekosten.
-3. In een krachtens deze wet, de Algemene
Wet Bijzondere Ziektekosten, de Wet financiering
volksverzekeringen of een andere wet vast te stellen algemene
maatregel van bestuur of ministeriële regeling kan het nemen van een
voor de toepassing van die wetten te nemen besluit, voor zover dat voor
de goede uitoefening van taken door het College toezicht wenselijk is,
worden opgedragen aan het College toezicht. [BfubzA]
-4. Het College toezicht wordt in en buiten
rechte vertegenwoordigd door de voorzitter.
Art.
1v. [Samenstelling CTZ]
[Geschiedenis:
Stb. 1999, 185; Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525]
-1. Het College toezicht bestaat uit een oneven aantal van ten
hoogste vijf leden, onder wie de voorzitter.
-2. Artikel 1b, tweede tot en met
zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
Art.
1w. [Schakelbepaling]
[Geschiedenis:
Stb. 1999, 185; Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525]
De artikelen 1c, eerste, derde en vierde lid, en
1d tot en met 1l zijn van overeenkomstige toepassing.
Art.
1x. [Aanwijzing toezichthouders]
[Geschiedenis:
Stb. 1999, 185; Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525]
-1. Het College toezicht wijst de medewerkers aan die zijn belast met het toezicht.
-2. De artikelen
5:12, 5:13, 5:15 tot en met 5:17 en
5:20 van de Algemene wet bestuursrecht
zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de op grond van het eerste lid aangewezen personen.
-3. Van een besluit als bedoeld in het
eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Art.
1x1. [Rapportage wetsuitvoering CTZ aan minister en
CVZ] [Geschiedenis:
Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525]
-1. Het College toezicht
rapporteert vóór 1 november aan Onze Minister
en aan het College
zorgverzekeringen per uitvoeringsorgaan over de rechtmatigheid van de
uitvoering van deze wet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten in
het voorafgaande kalenderjaar. Daarbij wordt per uitvoeringsorgaan een
verklaring gegeven over de rechtmatigheid van de in de financiële
verantwoording over het voorafgaande kalenderjaar door het
uitvoeringsorgaan opgenomen posten. Indien het College toezicht uitgaven
of besparingen op beheerskosten van een uitvoeringsorgaan als niet
verantwoord heeft aangemerkt, vermeldt het dat in zijn verklaring.
-2. Het College toezicht zendt vóór 1 november aan Onze Minister en aan
het College zorgverzekeringen een samenvattend rapport over de
rechtmatigheid van de uitvoering van deze wet en de Algemene Wet
Bijzondere Ziektekosten door de uitvoeringsorganen in het voorafgaande kalenderjaar.
-3. Onze Minister zendt het rapport, bedoeld in het tweede lid, tegelijk
met het financieel verslag, bedoeld in artikel 1s, aan beide kamers der
Staten-Generaal. Het College toezicht stelt het rapport, bedoeld in het
tweede lid, algemeen verkrijgbaar.
-4. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de
inhoud en inrichting van de rapportages, bedoeld in het eerste en tweede lid.
Art.
1x2. [Rapportage onderzoeken CTZ aan minister en CVZ]
[Geschiedenis:
Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525]
-1. Het College toezicht zendt jaarlijks aan
Onze Minister
en aan het College
zorgverzekeringen rapportages over de resultaten van de door hem
uitgevoerde onderzoeken naar de doelmatigheid van de uitvoering van deze
wet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten door de uitvoeringsorganen.
-2. Onze Minister zendt de rapportages, bedoeld in het eerste lid, aan
beide kamers der Staten-Generaal. Het College toezicht stelt de
rapportages, bedoeld in het eerste lid, algemeen verkrijgbaar.
-3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de
inhoud en inrichting van de rapportages, bedoeld in het eerste lid.
Art.
1x3. [Gebruik controleresultaten van anderen]
[Geschiedenis:
Stb. 2001, 23; Stb. 2005, 525]
-1. Het College toezicht maakt, onverminderd zijn bevoegdheid tot eigen
onderzoek, zoveel mogelijk gebruik van de resultaten van door anderen verrichte controles.
-2. De uitvoeringsorganen verstrekken desgevraagd aan het College
toezicht de informatie over de uitgevoerde werkzaamheden van hen die met
de controle zijn belast en lichten hem volledig in over de resultaten
van de controle door overlegging van rapporten of op andere door het
College toezicht aan te geven wijze.
Art.
1x4. [Onderzoek CTZ bij uitvoeringsorganen]
[Geschiedenis:
Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525]
Het College toezicht stelt naast het in het werkprogramma opgenomen
onderzoek, op verzoek van Onze Minister onderzoek in bij
uitvoeringsorganen. Het College toezicht kan tevens op verzoek van het College
zorgverzekeringen onderzoek bij de uitvoeringsorganen instellen.
Art.
1x5. [Advisering CVZ door CTZ]
[Geschiedenis:
Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525]
-1. Het College toezicht adviseert desgevraagd of uit eigen beweging het
College zorgverzekeringen over de intrekking van:
a. een toelating als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van deze wet en
artikel 35, eerste lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;
b. een toestemming als bedoeld in artikel 41, derde lid;
c. een ontheffing als bedoeld in artikel 42, vijfde lid, van deze wet en
artikel 41, vierde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.
-2. Het College toezicht brengt een advies als bedoeld in het eerste lid
onverwijld ter kennis van Onze Minister.
Art.
1x6. [Rapportage CTZ aan minister inzake voorgenomen beleid]
[Geschiedenis:
Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525]
Het College toezicht rapporteert desgevraagd aan Onze Minister
over de uitvoerbaarheid en doelmatigheid van voorgenomen beleid in verband met
de uitoefening van zijn toezichthoudende taak.
Art.
1x7. [Nadere regelgeving CTZ en CVZ]
[Geschiedenis:
Stb. 2001, 23; Stb.
2005, 27; Stb. 2005, 525]
Het College toezicht onderscheidenlijk het College
zorgverzekeringen kan in overeenstemming met het College zorgverzekeringen
onderscheidenlijk het College toezicht regels stellen met betrekking tot:
a. de administratie en controle door de uitvoeringsorganen;
b. de inhoud en inrichting van het verslag, bedoeld in artikel
43e, en het financieel verslag, bedoeld in artikel 43f;
c. de accountantscontrole en de inhoud en inrichting van het rapport, bedoeld
in artikel 43f.
Art.
1x8. [Aanwijzing CTZ aan uitvoeringsorgaan]
[Geschiedenis:
Stb. 2001, 23; Stb.
2005, 27; Stb. 2005, 525]
-1. Het College toezicht kan uit hoofde van zijn toezichthoudende taak
een aanwijzing geven aan een uitvoeringsorgaan.
-2. Een aanwijzing kan geen betrekking hebben op de besluitvorming
betreffende de toekenning van een verstrekking of een vergoeding aan een verzekerde.
-3. Bij de aanwijzing stelt het College toezicht een termijn waarbinnen
het uitvoeringsorgaan aan de aanwijzing moet voldoen.
-4. Indien het uitvoeringsorgaan niet binnen de termijn, bedoeld in het
derde lid, aan de aanwijzing voldoet, is het College toezicht bevoegd tot toepassing van bestuursdwang.
Art.
1x9. [Onderbewindstelling ziekenfonds door CTZ]
[Geschiedenis:
Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525]
-1. Het College toezicht kan een ziekenfonds geheel of gedeeltelijk onder
bewind stellen indien het van oordeel is dat bij het ziekenfonds sprake
is van wanbeheer of dat een toestand dreigt te ontstaan waarin het
ziekenfonds zijn taak niet naar behoren vervult. De onderbewindstelling
beslaat ten hoogste twee jaar en kan telkens met ten hoogste één jaar worden verlengd.
-2. Onder onderbewindstelling wordt verstaan het slechts mogen uitoefenen
van bevoegdheden met toestemming van één of meer door het College
toezicht aangewezen personen en met inachtneming van de opdrachten van deze personen.
-3. Een besluit tot onderbewindstelling of tot verlenging daarvan bevat ten minste:
a. de tijdstippen waarop het bewind ingaat en eindigt;
b. de naam van de persoon of personen die het bewind voeren;
c. een beschrijving van de taken en bevoegdheden van de bewindvoerders;
d. voor zover het niet betreft alle activiteiten of onderdelen van een
ziekenfonds, een aanduiding van de activiteiten of onderdelen van het
ziekenfonds waarop de onderbewindstelling betrekking heeft.
-4. Het College toezicht brengt een besluit tot onderbewindstelling
onverwijld ter kennis van het ziekenfonds, het College
zorgverzekeringen en Onze Minister.
-5. Het ziekenfonds is verplicht te handelen overeenkomstig de opdrachten van de bewindvoerders.
-6. Het College toezicht kan een bewindvoerder tussentijds vervangen.
-7. Voor schade tengevolge van een handeling die is verricht in strijd
met het besluit tot onderbewindstelling is degene die deze handeling
als orgaan van het ziekenfonds heeft verricht persoonlijk aansprakelijk
tegenover het ziekenfonds. De vernietigbaarheid van de handeling kan
worden ingeroepen door het ziekenfonds indien de wederpartij wist of
daarvan niet onkundig kon zijn dat deze handeling in strijd was met het besluit tot onderbewindstelling.
-8. De kosten die de bewindvoerders maken ter uitvoering van de aan hen
opgedragen taken, alsmede het honorarium van de bewindvoerders, komen ten laste van het ziekenfonds.
Art.
1x10. [Schadevergoeding door bestuurder]
[Geschiedenis:
Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525]
Het College toezicht kan, optredende voor een uitvoeringsorgaan, een
schadevergoeding vorderen van een bestuurder of gewezen bestuurder voor
schade veroorzaakt door diens nalatigheid of wanbeheer. De voorgaande
volzin is ten aanzien van ziekenfondsen eveneens van toepassing ten
aanzien van degenen, bedoeld in artikel 1x9, zevende lid, eerste volzin,
voor schade als in dat lid bedoeld.
HOOFDSTUK IC
Het verstrekken van gegevens en
inlichtingen aan Onze Minister en aan andere organen
Art.
1x11. [Gegevensverstrekking uitvoeringsorgaan aan CVZ of
CTZ] [Geschiedenis:
Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525]
-1. Een uitvoeringsorgaan verstrekt op verzoek van het
College zorgverzekeringen dan wel het College toezicht, overeenkomstig de
daarbij door het desbetreffende college gestelde eisen en binnen de
daarbij gestelde termijn, kosteloos alle gegevens en inlichtingen die
het desbetreffende college nodig acht voor de uitoefening van zijn taak.
-2. Een uitvoeringsorgaan verleent op verzoek van het College
zorgverzekeringen dan wel het College toezicht aan door het
desbetreffende college aangewezen personen toegang tot en inzage in alle
gegevens die het desbetreffende college nodig acht voor de uitoefening
van zijn taak. De aangewezen persoon is bevoegd van de gegevens kopieën te maken.
-3. Het eerste en tweede lid zijn tevens van toepassing op een
rechtspersoon waaraan een uitvoeringsorgaan een deel van zijn
werkzaamheden heeft opgedragen of overgedragen, voor zover het die werkzaamheden betreft.
Art.
1x12. [Nadere regelgeving gegevensverstrekking]
[Geschiedenis:
Stb. 2001, 23; Stb.
2005, 27; Stb. 2005, 525]
-1. Het College toezicht onderscheidenlijk het
College zorgverzekeringen kan na overleg met het College zorgverzekeringen onderscheidenlijk het
College toezicht regels stellen welke gegevens en inlichtingen
regelmatig door de uitvoeringsorganen moeten worden verstrekt. De
regels kunnen mede omvatten het tijdstip en de wijze waarop de gegevens
en inlichtingen moeten worden verstrekt, alsmede dat een accountant als
bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek
de juistheid van de verstrekte gegevens en inlichtingen bevestigt.
-2. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald welke statistische
gegevens de uitvoeringsorganen verzamelen betreffende verstrekking van zorg, vergoeding van kosten van
zorg dan wel vormen van zorg.
Art.
1x13. [Gegevensverstrekking natuurlijk of rechtspersoon aan CVZ of CTZ]
[Geschiedenis:
Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525]
-1. Een natuurlijk persoon of rechtspersoon voor wie een
uitvoeringsorgaan werkzaamheden verricht of heeft verricht, verstrekt op
verzoek van het College
zorgverzekeringen dan wel het College toezicht,
overeenkomstig de door het desbetreffende college gestelde eisen en
binnen de daarbij gestelde termijn, kosteloos alle gegevens en
inlichtingen voor zover dat voor de vervulling van de taak van het
desbetreffende college strikt noodzakelijk is.
-2. Een natuurlijk persoon of rechtspersoon voor wie een
uitvoeringsorgaan werkzaamheden verricht of heeft verricht, verleent op
verzoek van het College zorgverzekeringen dan wel het College toezicht
aan door het desbetreffende college aangewezen personen toegang tot en
inzage in alle gegevens, voor zover dat voor de vervulling van de taak
van het desbetreffende college strikt noodzakelijk is. De aangewezen
persoon is bevoegd van de gegevens kopieën te maken.
Art.
1x14. [Gegevensverstrekking groepsuitvoeringsorgaan aan
CVZ of CTZ | Geheimhoudingsplicht]
[Geschiedenis:
Stb. 2001, 23; Stb.
2005, 37; Stb. 2005, 525]
-1. Indien een uitvoeringsorgaan behoort tot een groep, verstrekt het aan
het College zorgverzekeringen dan wel het College toezicht, voor zover
dat voor de vervulling van de taak van het desbetreffende college
redelijkerwijs noodzakelijk is, op verzoek overeenkomstig de door het
desbetreffende college gestelde eisen en binnen de daarbij gestelde
termijn, kosteloos alle gegevens en inlichtingen over:
a. de zeggenschapsstructuur van de groep;
b. de financiële structuur van de groep;
c. de inrichting van de administratieve organisatie en interne controle van de groep;
d. de activiteiten van de leden van de groep;
e. de personen die het beleid van de groep of van leden van de groep
bepalen of medebepalen en wier beleid uit dien hoofde van belang is voor het uitvoeringsorgaan.
-2. Onder de overeenkomstig het eerste lid gestelde voorwaarden verleent
het daar bedoelde uitvoeringsorgaan op verzoek van het desbetreffende
college aan door dat college aangewezen personen toegang tot en inzage
in alle in dat lid bedoelde gegevens. Het uitvoeringsorgaan biedt voorts
gelegenheid tot het kopiëren van die gegevens.
-3. Gegevens en inlichtingen die ingevolge het bepaalde bij of krachtens
deze wet zijn verstrekt of verkregen over de groep of de andere leden
van de groep worden niet gepubliceerd en zijn geheim.
-4. Het is aan een ieder die uit hoofde van de toepassing van het eerste
of tweede lid enige taak vervult, verboden van gegevens of inlichtingen,
ingevolge het eerste of tweede lid verstrekt of verkregen, verder of
anders gebruik te maken of daaraan verder of anders bekendheid te geven
dan voor de uitvoering van deze wet, de Algemene Wet Bijzondere
Ziektekosten of de Wet financiering volksverzekeringen wordt vereist.
-5. Het derde en vierde lid laten, ten aanzien van degene op wie het
derde lid van toepassing is, onverlet de toepasselijkheid van de
bepalingen van het Wetboek
van Strafvordering die betrekking hebben op
het als getuige of deskundige in strafzaken afleggen van een verklaring
over gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van zijn
ingevolge deze wet opgedragen taak.
-6. Het derde en vierde lid laten evenzo, ten aanzien van degene op wie
het vierde lid van toepassing is, onverlet de toepasselijkheid van de
bepalingen van het Wetboek
van Burgerlijke Rechtsvordering en van
artikel 66 van de Faillissementswet
die betrekking hebben op het als
getuige of als partij in een comparitie van partijen dan wel als
deskundige in burgerlijke zaken afleggen van een verklaring over
gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van zijn ingevolge
deze wet opgedragen taak, voor zover het gaat om gegevens of
inlichtingen over een lid van een groep als bedoeld in het eerste lid
die in staat van faillissement is verklaard of op grond van een
rechterlijke uitspraak is ontbonden. Het in de voorgaande volzin
bepaalde geldt niet voor gegevens of inlichtingen die betrekking hebben
op leden van een groep die betrokken zijn of zijn geweest bij een
poging het desbetreffende lid van de groep in staat te stellen zijn
bedrijf voort te zetten.
-7. Het College zorgverzekeringen en het College toezicht zijn, in
afwijking van het derde en vierde lid, bevoegd met gebruikmaking van
gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de hen
ingevolge deze wet opgedragen taak, mededelingen te doen mits deze niet
kunnen worden herleid tot afzonderlijke leden van de groep niet zijnde uitvoeringsorganen.
-8. Het derde en vierde lid laten onverlet de bevoegdheden van de
Algemene Rekenkamer ingevolge artikel 59 van de Comptabiliteitswet.¹ De
Rekenkamer is bij het doen van mededelingen als bedoeld in artikel 59,
elfde tot en met veertiende lid, van de Comptabiliteitswet ¹ verplicht
tot geheimhouding voor zover het betreft gegevens en inlichtingen die
haar ingevolge de eerste volzin bekend zijn geworden.
1. Volgens de redactie
dient artikel 59 van de Comptabiliteitswet te worden getransponeerd naar
de Comptabiliteitswet 2001.
Art.
1x15. [Last onder dwangsom]
[Geschiedenis:
Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525]
-1. Het College
zorgverzekeringen en het College toezicht zijn bevoegd
ter handhaving van de artikelen 1x11, eerste en tweede lid, en
1x14,
eerste en tweede lid, een last onder dwangsom op te leggen.
-2. De artikelen
5:32, tweede tot en met vijfde lid, en 5:33 tot en met
5:35 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.
Art.
1x16. [Wederzijdse gegevensverstrekking CVZ/CTZ]
[Geschiedenis:
Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525]
Het College zorgverzekeringen en het College toezicht verstrekken elkaar
wederzijds die inlichtingen die van belang kunnen zijn voor de
uitoefening van de uit deze wet voortvloeiende taken. Artikel 1x14,
derde lid, is daarbij niet van toepassing.
Art.
1y. [Gegevensverstrekking CVZ en CTZ aan
minister] [Geschiedenis:
Stb. 1999, 185; Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525]
-1. Het College zorgverzekeringen en
het College toezicht verstrekken desgevraagd aan Onze Minister
de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen en gegevens.
-2. Het College zorgverzekeringen en het
College toezicht verlenen aan door Onze Minister aangewezen personen
toegang tot en inzage in alle gegevens die Onze Minister nodig acht voor
de uitoefening van zijn taak.
Art.
1z. [Gegevensverstrekking CVZ en CTZ aan
CTG, CBZ en CSZ] [Geschiedenis:
Stb. 1999, 185; Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525;
Stb 2005, 571]
Het College zorgverzekeringen en het College
toezicht verstrekken desgevraagd aan het College tarieven
gezondheidszorg, bedoeld in de Wet
tarieven gezondheidszorg, en aan het
College bouw ziekenhuisvoorzieningen en het College sanering
ziekenhuisvoorzieningen, bedoeld in de Wet ziekenhuisvoorzieningen, de
voor de uitoefening van hun taak benodigde inlichtingen. De bedoelde
colleges kunnen inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden,
voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.
HOOFDSTUK II
De verzekering
A
De verzekerden
Art.
2. [Uitsluiting onrechtmatig in Nederland
verblijvende vreemdelingen] [Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1997, 777 + bis;
Stb. 1998, 203; Stb.
2000, 496; Stb. 2005, 525]
Vreemdelingen die niet rechtmatig in Nederland verblijf genieten als
bedoeld in artikel 8, onderdeel a tot en met e en l,
van de Vreemdelingenwet
2000 zijn niet verzekerd ingevolge deze wet.
Art.
3. [Kring verzekerden]
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stcrt. 1995, 210; Stcrt.
1995, 210; Stb. 1995, 684;
Stb. 1995, 695; Stb.
1995, 690; Stcrt. 1996, 206;
Stb. 1996, 562; Stb.
1996, 670 + bis; Stb.
1997, 178; Stcrt. 1997, 208;
Stb. 1997, 768 + bis
+ bis; Stb.
1997, 777 + bis + bis;
Stb. 1997, 789; Stb.
1998, 203; Stb. 1998, 412;
Stcrt. 1998, 207; Stb.
1998, 742; Stb. 1999, 30;
Stb. 1999, 185
+ bis + bis;
Stb. 1999, 239; Stb.
1999, 229; Stb. 1999, 461;
Stcrt. 2000, 203; Stb.
2000, 496; Stb. 2001, 50 +
bis; Stb.
2001, 386; Stcrt. 2001, 202;
Stb. 2001, 568; Stb.
2002, 241; Stcrt. 2002, 201;
Stcrt. 2003, 203; Stcrt.
2004, 209; Stb. 2005, 27;
Stb. 2005, 347; Stb.
2005, 525; Stb. 2005, 573]
-1. Verzekerd is:
a. de werknemer in de zin van de Ziektewet wiens loon, verdiend
in één of meer dienstbetrekkingen in de zin van de Ziektewet, niet meer
bedraagt dan €|33 000,00 per jaar, met dien verstande dat:
1e. ten aanzien van degene die ingevolge artikel 7 van de
Ziektewet als werknemer in de zin van die wet wordt beschouwd, gedurende
het eerste jaar voor zover hij recht heeft op een werkloosheidsuitkering
berekend naar 70% van het dagloon, de verzekering ingevolge deze wet
wordt beoordeeld naar zijn verzekeringssituatie op de dag voorafgaande
aan die waarop dat artikel op hem van toepassing werd;
2e. ten aanzien van degene die ingevolge artikel 8 of
8c van de
Ziektewet als werknemer in de zin van die wet
wordt beschouwd, de verzekering ingevolge deze wet wordt beoordeeld naar zijn
verzekeringssituatie op de dag voorafgaande aan die waarop dat artikel op hem van toepassing werd;
b. degene die naar de omstandigheden beoordeeld hier te lande woonachtig is en:
- een uitkering ontvangt ingevolge de Algemene nabestaandenwet,
tot de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt; dan wel
- een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt op grond van de Wet
arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, berekend naar een
arbeidsongeschiktheid van ten minste 45%; dan wel
- een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt op grond van de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, berekend naar een
arbeidsongeschiktheid van ten minste 45%; of
- een uitkering ontvangt op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf
2, van de Wet arbeid en zorg indien betrokkene op de
dag voorafgaande aan de dag waarop haar recht op die uitkering ingaat verzekerde was;
c. vanaf de eerste dag van de maand waarin hij de leeftijd van 65
jaar zal bereiken, degene die naar de omstandigheden beoordeeld hier te
lande woonachtig is en op de laatste dag van de voorafgaande maand verzekerde was;
d. degene die behoort tot de bij of krachtens algemene maatregel
van bestuur aangewezen groepen van personen. [AvZ]
-2. Indien bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in
het eerste lid, onderdeel d, een groep van personen als verzekerd
wordt aangewezen, geldt deze aanwijzing niet voor tot die groep
behorende personen wier loon, verdiend in één of meer
dienstbetrekkingen, meer bedraagt dan het in het eerste lid, onderdeel a,
genoemde bedrag per jaar, herzien overeenkomstig artikel 3a
van deze wet. Het bepaalde in de eerste volzin is van overeenkomstige
toepassing op de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde personen.
-3. Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid,
onderdeel d, kan worden bepaald:
a. dat daarbij aan te wijzen andere inkomsten voor de toepassing
van het bepaalde in het tweede lid als overeengekomen vast loon in geld,
verdiend in één of meer dienstbetrekkingen, zullen gelden;
b. uit welken hoofde een verzekerde voor de toepassing van deze
paragraaf als verzekerde geldt indien hij op grond van meer dan één bepaling verzekerd is.
-4. Voor de toepassing van het bepaalde bij het eerste lid, onderdeel
a, en bij of krachtens het tweede lid wordt:
a. onder loon verstaan:
- elke overeengekomen vaste, naar tijdsruimte en in geld vastgestelde
uitkering welke de verzekerde als vergoeding voor zijn arbeid of
gedurende staking van de arbeid van zijn werkgever ontvangt, met
uitzondering van bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen
uitkeringen of bestanddelen van zodanige uitkeringen;
- een uitkering op grond van de verplichte verzekering ingevolge de
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
- een uitkering op grond van de verplichte verzekering ingevolge de Wet
op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, niet zijnde de uitkering van
een overheidswerknemer in de zin van artikel 1, onderdeel
l, van de Wet overheidspersoneel onder de
werknemersverzekeringen of van een
gewezen overheidswerknemer, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 45%;
- een uitkering op grond van de verplichte verzekering ingevolge de
Ziektewet dan wel een uitkering of bijdrage als bedoeld in artikel 59
van die wet, voor zover die laatstbedoelde uitkering of bijdrage
door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid als zodanig loon is aangewezen;
- een uitkering op grond van de verplichte verzekering ingevolge de
Werkloosheidswet dan wel hoofdstuk IV van die wet, niet zijnde de
uitkering van een overheidswerknemer in de zin van artikel
1, onderdeel l, van de Wet overheidspersoneel onder de
werknemersverzekeringen of van een gewezen overheidswerknemer;
- een toeslag ingevolge de Toeslagenwet;
- een loonsuppletie als bedoeld in hoofdstuk IIIb van de
Werkloosheidswet en artikel 25 van de
Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid;
- een uitkering op grond van hoofdstuk 3,
afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg aan de werknemer of
gelijkgestelde, bedoeld in artikel 3:6, eerste lid, van die wet;
b. het over één of meer gedeelten van een jaar verdiende loon tot jaarloon herleid;
c. tot het einde van een kalenderjaar geen rekening gehouden met
wijzigingen van het loon welke tijdens de duur van de dienstbetrekking
onderscheidenlijk van de uitkering, bijdrage, toeslag of loonsuppletie
na 1 november van het voorafgaande kalenderjaar plaatsvinden of hebben plaatsgevonden;
d. geen rekening gehouden met de wijzigingen van het loon die
tijdens de duur van de dienstbetrekking plaatsvinden of hebben plaatsgevonden als gevolg van het genieten van onbetaald verlof in de zin van
artikel 1, onderdeel g, van de Werkloosheidswet dan wel een
publiekrechtelijke regeling inzake onbetaald verlof of ouderschapsverlof;
e. geen rekening gehouden met de wijzigingen van het loon welke
tijdens de duur van de dienstbetrekking plaatsvinden of hebben plaatsgevonden als gevolg van een verhindering de arbeid te verrichten wegens
ziekte, tenzij de betrokkene ter zake van de verhindering inmiddels een
uitkering op grond van de verplichte verzekering ingevolge de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering geniet.
-5. Voor de toepassing van het bepaalde bij het eerste lid, onderdeel
a, en bij of krachtens het tweede lid wordt het loon, verdiend in
een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a,
van de Ziektewet dan wel artikel 8b
van die wet, geacht te zijn
verdiend in een dienstbetrekking in de zin van die wet.
-6. Voor de toepassing van
het bepaalde bij het eerste lid, onderdeel a, onder 2e, wordt, wanneer
uitkering wordt ontvangen op grond van:
a. artikel 46 van de Ziektewet, als dag voorafgaande aan
die waarop artikel 8 van die wet van
toepassing werd, aangemerkt de dag waarop de verzekering eindigde ter zake waarvan
artikel 46 is toegepast;
b. artikel
3:10 van de Wet arbeid en zorg, als dag
voorafgaande aan die waarop artikel 8c
van de Ziektewet
van toepassing werd, aangemerkt de dag waarop de verzekering op grond
van de artikelen 3 tot en met 8 van de Ziektewet
eindigde laatstelijk voorafgaande aan de toepassing van artikel 3:10 van
de Wet arbeid en zorg.
-7. Het eerste lid, onderdeel c, is slechts van toepassing indien
betrokkene in het tijdvak van vijf jaar onmiddellijk voorafgaande aan
de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar bereikt ten minste drie jaar
verzekerde is geweest. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat
voor daarbij aan te wijzen categorieën van personen als bedoeld in het
eerste lid, onderdeel c, niet van toepassing is de in de eerste
volzin genoemde voorwaarde of de voorwaarde dat zij op de laatste dag
van de maand voorafgaande aan de maand waarin zij de leeftijd van 65
jaar bereiken verzekerde waren.
-8. De voorwaarde dat de persoon, bedoeld in het eerste lid, onderdeel
b of c, naar de omstandigheden beoordeeld hier te lande woonachtig
is, is niet van toepassing op degene die naar de omstandigheden
beoordeeld woonachtig is op het grondgebied van een andere lidstaat van
de Europese Unie, dan wel een andere staat die partij is bij
de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of een staat
waarmee Nederland een verdrag inzake sociale zekerheid heeft gesloten,
indien betrokkene met toepassing van de desbetreffende verordening van
de Raad van de Europese Unie onderscheidenlijk met toepassing
van het desbetreffende verdrag recht op prestaties kan doen gelden,
welke in beginsel worden verleend ten laste van de middelen van de ziekenfondsverzekering.
-9. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën
van personen, bedoeld in het eerste lid, van de verzekering worden uitgezonderd.
-10. Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid,
onderdeel d, kunnen in afwijking van artikel 2 vreemdelingen als
verzekerden worden aangewezen, voor zover het betreft:
a. vreemdelingen die rechtmatig in Nederland arbeid verrichten dan wel hebben verricht;
b. vreemdelingen die, na in Nederland rechtmatig verblijf te
hebben genoten als bedoeld in artikel 8, onderdeel a tot en met e en l, van
de Vreemdelingenwet 2000, rechtmatig in Nederland verblijf hebben als
bedoeld in artikel 8, onderdeel g of h, van de
Vreemdelingenwet 2000;
c. hier te lande verblijvende vreemdelingen anders dan
bedoeld in artikel 8, onderdeel a tot en met e en l,
van de Vreemdelingenwet
2000, ter uitvoering van een verdrag dan wel een
besluit van een volkenrechtelijke organisatie.
-11. Onze Minister kan, in overeenstemming
met Onze Minister van Binnenlandse Zaken Koninkrijksrelaties,
categorieën van personen behorende tot de in het eerste lid, onderdeel
a, bedoelde personen aanwijzen die, indien zij de wens daartoe
te kennen geven, niet verzekerd zijn ingevolge deze wet. Onze Minister
kan regels stellen met betrekking tot de eerste volzin.
-12. Het eerste lid van dit artikel is niet van toepassing op degene die
uitsluitend vanwege de hoogte van zijn inkomen niet verzekerd is
ingevolge artikel 3d. Op degene die in de loop van een
kalenderjaar voor het eerst verzekerd is geworden ingevolge artikel 3,
eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet
arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen is de eerste volzin van
toepassing met ingang van 1 januari van het daarop volgende kalenderjaar.
-13. Voor de toepassing van het eerste lid,
onderdeel a, onder 1e, worden perioden waarin recht op uitkering op
grond van de Werkloosheidswet bestaat
samengeteld indien het recht op uitkering na gehele eindiging van dat
recht herleeft op grond van artikel 21 van die wet.
Voor de toepassing van de eerste volzin worden met perioden waarin recht
op uitkering op grond van de Werkloosheidswet bestaat gelijkgesteld,
perioden waarin geen recht bestaat op die uitkering op grond van het
feit dat betrokkene een uitkering krachtens de Ziektewet ontvangt.
Art.
3a. [Herziening ziekenfondsgrens]
[Geschiedenis:
Stb. 1995, 355; Stb.
1995, 682; Stb. 1997, 780
+ bis + bis + bis;
Stb. 2001, 481; Stcrt.
2003, 203; Stb. 2005, 525]
-1. Het bedrag, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdeel a,
wordt door Onze Minister telkens herzien met ingang van 1 januari. Bij
die herziening wordt, met inachtneming van het bij en krachtens het
tweede lid bepaalde, dit bedrag verhoogd of verlaagd overeenkomstig het
procentuele verschil tussen het indexcijfer der lonen op 31 juli daaraan
voorafgaande en het indexcijfer dat bij de laatste herziening is gehanteerd.
-2. Onder indexcijfer der lonen wordt verstaan het indexcijfer van de
CAO-lonen per maand inclusief bijzondere uitkeringen, sector
particuliere bedrijven, zoals dat op basis van het jaar 2000 wordt
berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek naar de stand op de
laatste werkdag van elke kalendermaand en voor de eerste maal, al dan niet
voorlopig, wordt gepubliceerd in het "Statistisch Bulletin van het
Centraal Bureau voor de Statistiek".
Het in de eerste volzin genoemde jaartal kan bij ministeriële regeling
worden gewijzigd. Bij de eerstvolgende herziening nadat een dergelijke
regeling is getroffen, wordt, in afwijking van het eerste lid, het
procentuele verschil gehanteerd tussen het indexcijfer der lonen op 31
juli daaraan voorafgaande en het indexcijfer dat bij de laatste
herziening zou zijn gehanteerd, ware de indexcijferreeks reeds op het
gewijzigde jaartal gebaseerd.
-3. Het op grond van de vorige leden berekende bedrag wordt naar boven
afgerond op een veelvoud van €|50,00.
-4. Het overeenkomstig de vorige leden herziene bedrag treedt in de
plaats van het bedrag, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdeel
a, met dien verstande dat de afronding, bedoeld in het vorige lid, bij
de eerstvolgende toepassing van het eerste lid buiten beschouwing blijft.
-5. Indien daartoe naar Ons oordeel een bijzondere aanleiding bestaat,
kan het bedrag, genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdeel
a, bij algemene maatregel van bestuur worden herzien. Het ingevolge de
vorige volzin herziene bedrag treedt in de plaats van het bedrag,
genoemd in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, met dien verstande dat de herziening voor de eerstvolgende toepassing van het
eerste lid geacht wordt niet te hebben plaatsgevonden.
-6. Indien een herziening als in het vorige lid bedoeld zou samenvallen
met een herziening als bedoeld in het eerste lid, blijft laatstbedoelde herziening achterwege.
-7. Wanneer een herziening van het bedrag, genoemd in artikel
3, eerste lid, onderdeel a, overeenkomstig het bepaalde in de vorige leden er naar Ons oordeel toe zou
leiden dat het aantal verzekerde werknemers in de zin van deze wet beduidend zou toenemen dan wel afnemen, kan:
a. bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat herziening achterwege blijft; of
b. bij algemene maatregel van bestuur die herziening op zodanige
wijze plaatsvinden dat het bedoelde toenemen dan wel afnemen niet of niet ten volle zal optreden.
Art.
3b. [Beperking kring verzekerden]
[Geschiedenis:
Stb. 1995, 682; Stb.
1997, 777; Stb. 2005, 525]
-1. artikel 3, eerste lid, onderdeel
b, is niet van toepassing op:
a. degene die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering
ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering
zelfstandigen indien hij deelneemt dan wel op de dag voorafgaande aan de dag waarop zijn
recht op die uitkering ingaat, deelnam aan een publiekrechtelijke
ziektekostenregeling voor ambtenaren als bedoeld in artikel 4,
zestiende lid, onderdeel b;
b. degene die een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet
ontvangt wegens het overlijden van een persoon die op de dag van zijn
overlijden deelnam aan een publiekrechtelijke ziektekostenregeling voor
ambtenaren als bedoeld in artikel 4, zestiende lid, onderdeel
b, indien die uitkering met ingang van de eerste dag van de maand van dat
overlijden wordt ontvangen;
c. degene die een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet
ontvangt indien hij deelneemt dan wel op de dag voorafgaande aan de
eerste dag van de maand met ingang waarvan de uitkering wordt ontvangen,
deelnam aan een publiekrechtelijke ziektekostenregeling voor ambtenaren
als bedoeld in artikel 4, zestiende lid, onderdeel b.
-2. Bij ministeriële regeling kunnen door Onze Minister, in
overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
andere categorieën van personen worden aangewezen op wie artikel 3,
eerste lid, onderdeel b, niet van toepassing is.
-3. Bij ministeriële regeling kunnen door Onze Minister, in
overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
categorieën van personen worden aangewezen op wie, indien zij de wens
daartoe te kennen geven, artikel 3, eerste lid, onderdeel b, niet
van toepassing is. Bij die regeling wordt voorzien in hetgeen verder ter zake regeling behoeft.
Art.
3c. [Verzekering en inkomen 65-plusser]
[Geschiedenis:
Stb. 1997, 777; Stb.
1999, 239; Stb. 1999, 229;
Stcrt. 2000, 203; Stb.
2000, 571; Stb. 2001, 50;
Stb. 2001, 386; Stb.
2001, 481; Stcrt. 2001, 202;
Stb. 2001, 625; Stcrt.
2002, 201; Stb. 2002, 617;
Stcrt. 2003, 203; Stcrt.
2004, 209; Stb. 2005,
525; Stb. 2005, 573]
-1. Verzekerde is voorts degene van 65 jaar of ouder die zich daartoe
heeft aangemeld bij een ziekenfonds indien hij naar de omstandigheden
beoordeeld hier te lande woonachtig is en het inkomen van hem en
zijn eventuele echtgenote niet hoger is dan €|21 000,00. Bij de
aanmelding bij een ziekenfonds overlegt de verzekerde een verklaring van
de Sociale verzekeringsbank waaruit blijkt dat het inkomen van hem en
zijn eventuele echtgenote niet hoger is dan het bedrag, genoemd in de eerste volzin.
-2. De verzekering ingevolge het eerste lid gaat in op de eerste dag van
de maand volgend op de dag van aanmelding.
-3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder inkomen
verstaan het gecorrigeerde verzamelinkomen, onderscheidenlijk het
gecorrigeerde belastbare loon. Bij
ministeriële regeling wordt vastgesteld welk tijdvak voor de bepaling
van het inkomen in aanmerking wordt genomen en worden regels gesteld ter
uitvoering van de tweede volzin van het eerste lid.
-4. Artikel 3a is van overeenkomstige toepassing op het bedrag,
genoemd in het eerste lid.
-5. Het eerste lid geldt niet voor degene die op de laatste dag van de
maand voorafgaande aan de maand waarin hij de leeftijd van 65 jaar heeft
bereikt, deelnam aan een publiekrechtelijke ziektekostenregeling voor
ambtenaren als bedoeld in artikel
4, zestiende lid, onderdeel b,
of als gezinslid in de zin van die regeling werd aangemerkt.
-6. Het gecorrigeerde verzamelinkomen is
het verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet
inkomstenbelasting 2001, verminderd met:
a. indien in het tijdvak de
zelfstandigenaftrek, bedoeld in artikel 3.76 van de Wet
inkomstenbelasting 2001, is toegepast: €|1355,00;
b. indien in het tijdvak loon wordt
genoten: het hoogste van de uit de toepassing van de volgende onderdelen voortvloeiende bedragen:
1º. bij loon uit tegenwoordige
dienstbetrekking: 12% van dat loon, maar niet minder dan €|119,00
en niet meer dan €|1605,00;
2º. bij loon uit vroegere
dienstbetrekking: €|487,00;
c. het bedrag van de in het
kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen kosten van woon-werkverkeer
(reiskostenforfait), maar niet meer dan €|939,00;
d. indien in het kalenderjaar 2000
loon uit dienstbetrekking wordt genoten: het bedrag van de in dat jaar
in aanmerking genomen aftrekbare kosten ter zake van inkomsten uit
arbeid andere dan kosten van woon-werkverkeer, na toepassing van artikel
37, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, verminderd met
12% van het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking in dat jaar, maar
met niet minder dan €|119,00
en met niet meer dan €|1605,00;
e. het bedrag van de in het
kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen renten van schulden, kosten van
geldleningen daaronder begrepen, bedoeld in artikel 45, eerste lid,
onderdeel f, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964;
f. het bedrag van de in het
kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen premies voor lijfrenten, maar
niet meer dan €|2804,00, verminderd met €|1036,00, maar niet verder dan
tot nihil; indien bij de echtgenoot van degene van wie het gecorrigeerd
verzamelinkomen wordt berekend geen premies voor lijfrenten in
aanmerking genomen zijn, worden de bedragen van €|2804,00
en €|1036,00
verhoogd tot €|5608,00
respectievelijk €|2072,00;
g. het bedrag van de in het
kalenderjaar 2000 in aanmerking genomen uitgaven tot voorziening in het
levensonderhoud van kinderen en pleegkinderen van 27 jaar of ouder,
alsmede andere bloed- en aanverwanten in de rechte lijn of in de tweede
graad van de zijlijn, bedoeld in artikel 46, eerste lid, onderdeel a,
onder 2º, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.
-7. In het zesde lid wordt onder loon
verstaan loon in de zin van de Wet
inkomstenbelasting 2001.
-8. Het gecorrigeerde belastbare loon is
het belastbare loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet
op de loonbelasting 1964, verminderd met:
a. het hoogste van de uit de
toepassing van de volgende onderdelen voortvloeiende bedragen:
1º. bij loon
uit tegenwoordige dienstbetrekking: 12% van dat loon, maar niet minder
dan €|119,00
en niet meer dan €|1605,00;
2º. bij loon
uit vroegere dienstbetrekking: €|487,00;
b. de bedragen, bedoeld in het zesde
lid, onderdeel c tot en met g.
-9. Voor de toepassing van het eerste lid
wordt het inkomen voorts verminderd met €|315,00.
-10. De in het zesde lid, onderdeel c
tot en met g, en achtste lid, onderdeel b, bedoelde
correctieposten worden over het tijdvak 2001 voor het geheel in
aanmerking genomen, over het tijdvak 2002 voor 2/3 deel en over het
tijdvak 2003 voor 1/3 deel.
-11. Met loon uit tegenwoordige
dienstbetrekking wordt gelijkgesteld:
a. loon genoten wegens tijdelijke
arbeidsongeschiktheid, anders dan ingevolge de Wet werk en inkomen naar
arbeidsvermogen, de Wet
op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet
arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, behoudens
uitkeringen in verband met bevalling, en de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;
b. loon in de vorm van uitkeringen
ingevolge de Wet financiering loopbaanonderbreking en aanvullingen
daarop door degene tot wie de belastingplichtige in dienstbetrekking staat.
-12. Onverminderd het bepaalde in het
negende lid wordt over het tijdvak 2004 en volgende tijdvakken, in
afwijking van het derde lid, onder inkomen verstaan het verzamelinkomen,
bedoeld in artikel 2.18 van de Wet
inkomstenbelasting 2001, verminderd
met €|487,00.
-13. De inspecteur onder wie de verzekerde
of zijn eventuele echtgenoot krachtens artikel 3, tweede lid, van de Algemene
wet inzake rijksbelastingen ressorteert voor de heffing van de
inkomstenbelasting, bepaalt op
verzoek van de Sociale verzekeringsbank het inkomen, bedoeld in het
derde lid, over de tijdvakken 2001, 2002 of 2003 van de desbetreffende
verzekerde of zijn eventuele echtgenoot.
-14. De in het dertiende lid bedoelde
inspecteur verstrekt de gegevens inzake het inkomen, bedoeld in het derde
lid, over de tijdvakken 2001, 2002 of 2003 aan de Sociale verzekeringsbank. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen
hiervoor nadere regels worden gesteld.
-15. Indien het inkomen moet worden bepaald
over een aan het kalenderjaar 2001 voorafgaand tijdvak, wordt in
afwijking van het derde lid uitgegaan van alle inkomsten waarover
ingevolge de artikelen 3 en 48 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964
inkomstenbelasting verschuldigd is.
Art.
3d. [Verzekering en inkomen zelfstandige]
[Geschiedenis:
Stb. 1999, 461; Stcrt.
2000, 203; Stb. 2000, 571;
Stb. 2001, 386; Stcrt.
2001, 202; Stcrt. 2002, 201;
Stcrt. 2003, 203; Stb.
2004, 324; Stcrt. 2004, 209;
Stb. 2005, 347;
Stb. 2005, 525]
-1. Verzekerd gedurende een kalenderjaar is de persoon jonger dan 65 jaar:
a. die in Nederland woont en die
winst uit onderneming geniet, tenzij hij de onderneming niet voor eigen rekening drijft;
b. die niet in Nederland woont en
die winst uit Nederlandse onderneming geniet, tenzij hij de onderneming
niet voor eigen rekening drijft;
en wiens inkomen niet meer bedraagt dan € 21 050,00.
-2. De inspecteur van de rijksbelastingdienst verstrekt bij voor bezwaar
vatbare beschikking aan de persoon, bedoeld in of krachtens het eerste
lid, een verklaring waaruit blijkt dat hij voldoet aan de in het eerste lid bedoelde voorwaarden.
-3. Voor de toepassing van het eerste lid blijven buiten beschouwing
wijzigingen in het inkomen die door de inspecteur van de
rijksbelastingdienst na 1 oktober worden vastgesteld.
-4. Voor de toepassing van het eerste en het derde lid wordt onder
inkomen verstaan de som van het belastbare inkomen uit werk en woning,
het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang en het belastbare inkomen
uit sparen en beleggen, bedoeld in de hoofdstukken 3, 4 en 5 van de Wet
inkomstenbelasting 2001, verminderd met de correctieposten, bedoeld in
artikel 3c, zesde lid, onderdeel a tot en met g,
met dien verstande dat indien de berekening van het belastbare inkomen
uit werk en woning of het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang tot
een negatief bedrag leidt, dat
inkomen op nul wordt gesteld. Bij ministeriële regeling wordt bepaald
over welk tijdvak het inkomen in aanmerking wordt genomen en kunnen
nadere regels worden gesteld ter uitvoering van het eerste, tweede en derde lid.
-5. Artikel 3a
is van overeenkomstige toepassing op het bedrag, genoemd in het eerste lid.
-6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan uitbreiding of
beperking worden gegeven aan de in het eerste lid bedoelde verzekering.
-7.
Artikel 3c, tiende lid, is van overeenkomstige toepassing.
-8. Over het tijdvak 2004 en volgende
tijdvakken wordt, in afwijking van het vierde lid, onder inkomen
verstaan de som van het belastbare inkomen uit werk en woning, het
belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang en het belastbare inkomen uit
sparen en beleggen, bedoeld in de hoofdstukken 3, 4 en 5 van de Wet
inkomstenbelasting 2001, verminderd voor de tijdvakken 2004 en 2005 met
€|1355,00, met dien verstande dat indien de berekening van het belastbare
inkomen uit werk en woning of het belastbare inkomen uit aanmerkelijk
belang tot een negatief bedrag leidt, dat inkomen op nul wordt gesteld.
-9. Indien het inkomen moet worden bepaald
over een aan het kalenderjaar 2001 voorafgaand kalenderjaar, wordt, in
afwijking van het vierde lid, onder inkomen verstaan: voor binnenlands
belastingplichtigen, het inkomen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van
de Wet op de inkomensbelasting 1964, en voor buitenlands
belastingplichtigen het binnenlandse inkomen, bedoeld in artikel 48,
eerste lid, van die wet, met dien verstande dat indien de berekening van
het inkomen tot een negatief bedrag leidt, dat inkomen op nul wordt gesteld.
-10. Voor de toepassing van
het eerste lid geschiedt de toerekening van de gemeenschappelijke
inkomensbestanddelen en bestanddelen van de rendementsgrondslag van de
verzekerde en zijn partner overeenkomstig artikel 2.17 van de Wet
inkomstenbelasting 2001. Onder partner wordt verstaan degene die partner
is in de zin van artikel 1.2 van de Wet
inkomstenbelasting 2001 en degene die geen keuze voor behandeling als binnenlandse
belastingplichtige als bedoeld in artikel 1.2, derde lid, onderdeel b, van de Wet
inkomstenbelasting 2001 heeft gedaan of heeft kunnen doen. Ingeval de
verzekerde en zijn partner beiden belastingplichtig zijn, geldt de gemaakte
keuze, bedoeld in de artikelen 1.2, eerste lid, onderdeel b, en 2.17,
tweede lid, van de Wet
inkomstenbelasting 2001 ook voor de toepassing van het eerste lid.
Art.
3e. [Verzekering alimentatieontvanger]
[Geschiedenis:
Stb. 2001, 386 + bis;
Stb. 2005, 525]
-1. Verzekerd is degene jonger dan 65 jaar
die naar de omstandigheden beoordeeld hier te lande woonachtig is en die:
a. een periodieke uitkering of
verstrekking op grond van een rechtstreeks uit het familierecht
voortvloeiende verplichting ontvangt, tenzij deze uitkering of
verstrekking wordt ontvangen van bloed- of aanverwanten in de rechte
lijn of in de tweede graad van de zijlijn; en
b. medeverzekerd is ingevolge artikel
4, eerste lid, op de dag voorafgaande aan de dag waarop hij niet
langer behoort tot het huishouden van de in die bepaling bedoelde verzekerde.
-2. Het eerste lid is niet van toepassing op:
a. degene die verzekerd is ingevolge
het bepaalde bij of krachtens de artikelen 3 of 3d,
dan wel die uitsluitend in verband met overschrijding van de voor de
ziekenfondsverzekering geldende loon- of inkomensgrens niet verzekerd is;
b. degene wiens inkomen, bedoeld in
artikel 2.18 van de Wet
inkomstenbelasting 2001, meer bedraagt dan het
in artikel 3d, eerste lid, genoemde bedrag;
c. degene die niet langer de in het
eerste lid bedoelde periodieke uitkering of verstrekking ontvangt,
tenzij de beëindiging van deze periodieke uitkering of verstrekking
voortvloeit uit het ontvangen van een bij wijze van pensioenverevening
ingevolge de Wet van 28 april 1994 tot vaststelling van regels met
betrekking tot de verevening van pensioenrechten bij echtscheiding of
scheiding van tafel en bed (Wet
verevening pensioenrechten bij scheiding) (Stb. 1994, 342) ontvangen pensioen.
-3. Bij ministeriële regeling kunnen
regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel.
Art.
4. [Medeverzekerden]
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1997, 178; Stb.
1997, 305 + bis; Stb.
1997, 777; Stb. 1999, 461;
Stb. 2000, 286; Stb.
2000, 496; Stb. 2001, 50;
Stb. 2001, 386; Stb.
2001, 625; Stb. 2002, 241;
Stb. 2005, 525]
-1. Medeverzekerde is de echtgenote of de echtgenoot van de
verzekerde indien deze jonger is dan 65 jaar en behoort tot het huishouden van de
verzekerde en de verzekerde als haar of zijn kostwinner is aan te merken.
-2. Medeverzekerden zijn voorts de eigen en aangehuwde kinderen en de
pleegkinderen van de verzekerde, voor wie de verzekerde als kostwinner is aan te merken en die:
a. jonger dan 16 jaar zijn en tot zijn huishouden behoren;
b. jonger dan 16 jaar zijn, niet tot zijn huishouden
behoren en die in belangrijke mate op zijn kosten worden onderhouden;
c. 16 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar zijn, wier voor
werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door
of in verband met het volgen van onderwijs of van een beroepsopleiding
en die in belangrijke mate op zijn kosten worden onderhouden, tenzij het
kind studiefinanciering geniet ingevolge de
Wet studiefinanciering 2000;
d. 16 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar zijn, tengevolge
van ziekte of gebreken buiten staat zijn om 55 procent te verdienen van
hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde kinderen die overigens in
gelijke omstandigheden verkeren, kunnen verdienen, en daartoe ook hetzij
in het afgelopen jaar buiten staat zijn geweest, hetzij vermoedelijk in
het eerstkomende jaar buiten staat zullen zijn, en die in belangrijke
mate op zijn kosten worden onderhouden, tenzij bedoelde kinderen recht
hebben op toekenning van een uitkering op grond van de Wet
arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;
e. 16 jaar of ouder doch jonger dan 18 jaar zijn, werkloos zijn
en die in belangrijke mate op zijn kosten worden onderhouden;
f. 18 jaar of ouder doch jonger dan 21 jaar zijn, na
beëindiging van de studie of de beroepsopleiding werkloos zijn, dan wel
na vestiging in of terugkeer naar het Rijk werkloos zijn en die in
belangrijke mate op zijn kosten worden onderhouden.
-3. Medeverzekerd is voorts één eigen of aangehuwd kind dan wel
pleegkind van 16 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar van de verzekerde indien dat tot het huishouden van de verzekerde behoort, de
verzekerde als zijn kostwinner is aan te merken en zijn voor
werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door
het verzorgen van dat huishouden of, mits tot dat huishouden ten minste
drie andere kinderen jonger dan 27 jaar behoren, door het medeverzorgen
van dat huishouden en dat in belangrijke mate op kosten van de
verzekerde wordt onderhouden. De vorige volzin is niet van toepassing
ten aanzien van een kind dat tengevolge van ziekte of gebreken buiten
staat is om 55 procent te verdienen van hetgeen lichamelijk en
geestelijk gezonde kinderen die overigens in gelijke omstandigheden
verkeren, kunnen verdienen.
-4. Voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens dit artikel
wordt, indien het volgen van onderwijs of van de beroepsopleiding
tijdens de loop van een kalenderkwartaal wordt beëindigd, het kind
geacht het volgen van onderwijs of van de beroepsopleiding eerst aan het
einde van dat kalenderkwartaal te hebben beëindigd. Indien het volgen
van onderwijs of van de beroepsopleiding wordt beëindigd tijdens of bij
het begin van een door de onderwijsinstelling vastgestelde vakantie dan
wel het onderwijs of de beroepsopleiding wordt afgesloten met een
eindexamen dat kort vóór het begin van de laatste door de
onderwijsinstelling vastgestelde vakantie van het desbetreffende
studiejaar wordt afgelegd, wordt het kind geacht het volgen van
onderwijs of van de beroepsopleiding eerst te hebben beëindigd aan het
einde van het kalenderkwartaal waarin de vakantie eindigt.
-5. Voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel
e, wordt een kind dat de leeftijd van 18 jaar bereikt, anders dan op de eerste dag
van een kalenderkwartaal, geacht die leeftijd eerst te hebben bereikt op
de eerste dag van het volgende kalenderkwartaal.
-6. Voor de toepassing van het tweede lid, onderdeel
f, wordt een kind dat de leeftijd van 21 jaar bereikt, anders dan op de eerste dag
van een kalendermaand, geacht die leeftijd eerst te hebben bereikt op de
eerste dag van de volgende kalendermaand.
-7. Een kind als bedoeld in het tweede lid, onderdeel e of f,
wordt slechts als werkloos aangemerkt indien en zolang het bij de Centrale
organisatie werk en inkomen als werkzoekende is ingeschreven en
indien deze inschrijving binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden.
-8. Een kind als bedoeld in het tweede lid, onderdeel
f, is slechts medeverzekerd zolang het werkloos is, doch ten hoogste gedurende
de twee kalenderkwartalen volgende op dat waarin de beëindiging van het
onderwijs of de beroepsopleiding heeft plaatsgevonden dan wel volgende
op dat waarin de vestiging in of de terugkeer naar het Rijk heeft
plaatsgevonden. In afwijking van de vorige volzin is een kind dat het
onderwijs of de beroepsopleiding kort vóór of met ingang van de
zomervakantie heeft beëindigd, slechts medeverzekerd zolang het
werkloos is, doch uiterlijk tot 1 januari volgende op die beëindiging.
-9. Medeverzekerden zijn bovendien de door Onze Minister
aan te wijzen personen als wier kostwinner de verzekerde is aan te merken.
-10. Een kind wordt als pleegkind beschouwd indien het als een eigen
kind wordt onderhouden en opgevoed.
-11. Onze Minister kan bepalen in welke gevallen:
a. een kind te wiens aanzien niet wordt voldaan aan het bepaalde
in het tiende lid, nochtans met een pleegkind wordt gelijkgesteld;
b. de echtgenote of echtgenoot van een verzekerde met wie de
verzekerde nog niet samenwoont, geacht wordt tot het huishouden van de verzekerde te behoren;
c. een eigen of aangehuwd kind of pleegkind of een met een
pleegkind gelijkgesteld kind geacht wordt tot het huishouden van de verzekerde te behoren.
-12. Onze Minister kan regelen stellen naar welke wordt beoordeeld:
a. of een kind in belangrijke mate op kosten van de verzekerde wordt onderhouden;
b. of een kind buiten staat zal zijn om 55 procent te verdienen
van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde kinderen die overigens in
gelijke omstandigheden verkeren, kunnen verdienen;
c. of een verzekerde als kostwinner wordt aangemerkt.
-13. Voor het vaststellen van de mate waarin een eigen kind, een
aangehuwd kind, een pleegkind dan wel een met een pleegkind
gelijkgesteld kind door de verzekerde wordt onderhouden, wordt het
inkomen van het kind geacht te zijn aangewend voor het onderhoud van dat kind.
-14. Onze Minister kan voorschriften geven ter bepaling van het inkomen
van het kind als bedoeld in het dertiende lid. Tevens kan Onze Minister,
in afwijking van het dertiende lid, bepalen dat uitkeringen welke aan de
verzekerde ten behoeve van het kind worden verstrekt, voor de toepassing
van dat lid als inkomen van het kind worden aangemerkt.
-15. Onze Minister kan nadere regelen stellen met betrekking tot de
toepassing van de voorafgaande leden.
-16. In afwijking van het bepaalde in het eerste, tweede, derde en
negende lid worden niet als medeverzekerden aangemerkt:
a. de verzekerde ingevolge het bepaalde bij of krachtens de
artikelen 3, eerste lid, of 3d dan wel degene die uitsluitend in
verband met overschrijding van de voor de ziekenfondsverzekering
geldende loon- of inkomensgrens niet verzekerd is ingevolge genoemde
artikelen dan wel bij of krachtens de artikelen 3, eerste of negende
lid, dan wel 3b van de ziekenfondsverzekering is uitgezonderd,
tenzij bij of krachtens algemene maatregel van bestuur anders wordt bepaald;
b. degene die krachtens zijn arbeidsverhouding deelnemer is in
een door Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van
Binnenlandse Zaken, aan te wijzen publiekrechtelijke
ziektekostenregeling voor ambtenaren.
-17. Onze Minister kan bepalen uit welken hoofde een medeverzekerde voor
de toepassing van dit hoofdstuk als medeverzekerde geldt indien hij uit
verschillenden hoofde verzekerd is.
-18. In afwijking van artikel 2 wordt als medeverzekerde als
bedoeld in dit artikel aangemerkt de vreemdeling die rechtmatig in
Nederland verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onderdeel f
tot en met k, van de Vreemdelingenwet 2000.
Art.
5. [Inschrijving bij ziekenfonds | Begrip
werkgever | Onrechtmatige inschrijving] [Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1997, 777; Stb. 1999, 185;
Stb. 1999, 461; Stb.
2001, 23; Stb. 2001, 67;
Stb. 2002, 583;
Stb. 2005, 525]
-1. De verzekerde die de aanspraken welke hem en zijn medeverzekerden
ingevolge dit hoofdstuk toekomen, geldend wil maken, meldt zich daartoe
aan bij een ziekenfonds, werkende in de gemeente of in het deel van de
gemeente waar hij woont, welk ziekenfonds verplicht is hem als zodanig
in te schrijven. De verzekerde ingevolge artikel 3d, eerste lid,
legt daartoe de verklaring, bedoeld in artikel 3d, tweede lid, over.
Waar iemand woont, wordt naar de omstandigheden beoordeeld. Het College
zorgverzekeringen kan nadere en zo nodig afwijkende regelen vaststellen;
Onze Minister kan ten aanzien van bepaalde groepen van verzekerden één of
meer ziekenfondsen aanwijzen, waarbij deze zich bij uitsluiting aanmelden, en kan daarbij
bepalen dat een desbetreffend ziekenfonds in afwijking van de eerste
volzin geen andere verzekerden die zich bij dat ziekenfonds aanmelden, inschrijft.
-2. Al hetgeen verder de inschrijving als verzekerde betreft, wordt bij
of krachtens algemene maatregel van bestuur geregeld. Daarbij kunnen
verplichtingen worden opgelegd aan verzekerden, gewezen verzekerden,
alsmede aan hun werkgevers of vroegere werkgevers. [Iz]
-3. Werkgever is de werkgever in de zin van de Ziektewet. Bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur wordt aangegeven wie werkgever
is van degenen, bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, onderdeel b,
c en d, en 3d.
-4. Van degene die de regelen, bedoeld in het tweede lid, niet naleeft,
kan het ziekenfonds een vergoeding vorderen van de deswege geleden
schade. De hoogte van de vergoeding wordt bepaald overeenkomstig regelen,
te stellen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur. [Iz]
-5. Het bepaalde in het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op
degene die niet verzekerd is, dan wel anderszins niet voor inschrijving
als verzekerde in aanmerking komt en zich niettemin als zodanig heeft doen inschrijven.
-6. Tot inschrijving van een persoon als
bedoeld in artikel 4, eerste lid, wordt door het ziekenfonds slechts
overgegaan indien deze persoon op hetzelfde woonadres als de verzekerde
aan wiens verzekering de medeverzekering wordt ontleend, is ingeschreven
in een gemeentelijke basisadministratie, met uitzondering van bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen.
Art.
5a. [Identificatieplicht]
[Geschiedenis:
Stb. 1998, 203; Stb.
2000, 496; Stb. 2005, 525]
-1. De verzekerde is verplicht desgevraagd aan het ziekenfonds waarbij
hij zich aanmeldt, onderscheidenlijk waarbij hij is ingeschreven, een
document als bedoeld in artikel 1 van de Wet
op de identificatieplicht terstond ter inzage te verstrekken, voor zover dit redelijkerwijs nodig
is voor de uitvoering van deze wet.
-2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de
medeverzekerde die door de verzekerde bij het ziekenfonds wordt aangemeld,
onderscheidenlijk waarbij de medeverzekerde is ingeschreven.
-3. Het ziekenfonds stelt voor zover dit redelijkerwijs nodig is voor de
uitvoering van deze wet de identiteit vast van de personen, bedoeld in
het eerste en tweede lid, aan de hand van een document als bedoeld in
artikel 1 van de Wet
op de identificatieplicht en neemt daarvan aard en nummer op in de administratie.
-4. Het ziekenfonds verlangt van de vreemdeling die zich als verzekerde
of medeverzekerde aanmeldt een kopie van het document of de
schriftelijke verklaring, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van
de Vreemdelingenwet
2000, dat wordt aangemerkt als een bescheid als bedoeld
in artikel 4:3, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Art.
6. [Geen verplichte inschrijving vanwege
werkgever] [Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 2005, 525]
Het beding waarbij een verzekerde zich tegenover zijn werkgever
verbindt zich te doen inschrijven bij een door die werkgever aangewezen ziekenfonds, is nietig.
Art.
7. [Verval particuliere
ziektekostenverzekering] [Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 2005, 525]
-1. Een overeenkomst met betrekking tot de verzekering van geneeskundige
verzorging of de kosten daarvan, gesloten door degene die als verzekerde
bij een ziekenfonds wordt ingeschreven, vervalt met ingang van de dag
waarop de verzekeraar van de verzekerde mededeling van de inschrijving
ontvangt, voor zover aan de overeenkomst rechten kunnen worden ontleend
gelijkwaardig aan die welke uit de verzekering voortvloeien.
-2. De premie welke degene wiens verzekering krachtens het bepaalde in
het eerste lid geheel of gedeeltelijk is vervallen, heeft
vooruitbetaald, wordt door de verzekeraar al naargelang van het
vervallen gedeelte der overeenkomst terugbetaald, onder aftrek van ten
hoogste 25 procent van het terug te betalen bedrag voor administratiekosten.
B
De verstrekkingen en de vergoedingen
Art.
8. [Verstrekkingen; eigen bijdrage]
[Bzbz] [Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1999, 16 + bis;
Stb. 1999, 185;
Stb. 2005, 27;
Stb. 2005, 525]
-1. De verzekerden hebben, voor zover daarop geen aanspraak bestaat
ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, ter voorziening in
hun geneeskundige verzorging aanspraak op de navolgende verstrekkingen:
a. medisch-specialistische zorg, verleend door of vanwege een
ziekenhuis, al dan niet gepaard gaande met opneming gedurende het etmaal
of en deel daarvan, verpleging, verzorging, paramedische hulp of farmaceutische hulp;
b. revalidatiezorg van medisch-specialistische, paramedische,
gedragswetenschappelijke en revalidatietechnische aard;
c. medisch-specialistische zorg, anders dan bedoeld onder a;
d. huisartsenzorg;
e. verloskundige zorg;
f. kraamzorg;
g. tandheelkundige zorg;
h. paramedische zorg;
i. zorg bestaande uit hulpmiddelen;
j. farmaceutische zorg.
-2. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat op
verstrekking van andere zorg dan de zorg, bedoeld in het eerste lid,
aanspraak bestaat. [BzA] [Vz]
-3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan de inhoud en
omvang van de aanspraken nader worden geregeld en kunnen voor het tot
gelding brengen van de aanspraken voorwaarden worden gesteld.
[Vz]
-4. Bij algemene maatregel van bestuur kan als voorwaarde voor het tot
gelding brengen van aanspraken worden bepaald dat de verzekerde een
bijdrage in de kosten betaald. Daarbij kan worden bepaald dat het
vaststellen van de hoogte van de bijdrage en een maximum van bijdragen
bij ministeriële regeling geschiedt. De bijdrage hoeft niet voor alle
verzekerden gelijk te zijn. [Vz]
-5. Ziekenfondsen dragen er zorg voor dat de bij hen ingeschreven
verzekerden hun aanspraken tot gelding kunnen brengen.
Art.
8a. [Toelating instelling]
[Geschiedenis:
Stb. 1996, 80; Stb.
1999, 30; Stb. 1999, 185;
Stb. 2001, 23; Stb.
2005, 27; Stb. 2005,
525; Stb 2005, 571]
-1. Een instelling die zorg als bedoeld in artikel 8 verleent,
moet als zodanig zijn toegelaten.
-2. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat een
instelling, behorende tot een bij de maatregel aan te wijzen categorie
van instellingen, voor de toepassing van deze wet als toegelaten wordt aangemerkt.
-3. Het College
zorgverzekeringen beslist op aanvragen om toelating.
-4. Bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur kan de aard van de te leveren gegevens
worden bepaald, alsmede de wijze waarop en de termijn waarbinnen
aanlevering van deze gegevens geschiedt.
Art. 8b. Vervallen.
[Geschiedenis:
Stb. 1996, 80; Stb.
2005, 525; Stb 2005, 571]
Art.
8c. [Weigeringsgronden toelating]
[Geschiedenis:
Stb. 1996, 80; Stb. 1999, 185;
Stb. 2005, 525;
Stb 2005, 571]
Een toelating wordt geweigerd:
a. met betrekking tot instellingen die een ziekenhuisvoorziening
in de zin van de Wet ziekenhuisvoorzieningen in stand houden: voor zover
de instelling niet voldoet aan de ingevolge die wet geldende
voorschriften inzake spreiding en behoefte;
b. met betrekking tot de overige instellingen: voor zover de
instelling niet voldoet aan de door Onze Minister
vast te stellen voorschriften inzake spreiding en behoefte.
Art. 8d. Vervallen.
[Geschiedenis:
Stb. 1996, 80; Stb.
2005, 525; Stb 2005, 571]
Art. 8e. Vervallen.
[Geschiedenis:
Stb. 1996, 80; Stb. 1999, 185;
Stb. 2005, 525; Stb 2005, 571]
Art. 8f. [Verrichting werkzaamheden
overeenkomstig verstrekte gegevens] [Geschiedenis:
Stb. 1996, 80; Stb. 1999, 185;
Stb. 2005, 27; Stb.
2005, 525; Stb 2005, 571]
Indien bij de aanvraag tot toelating gegevens over de omvang van de te
verlenen zorg of de werkwijze van de instelling zijn verstrekt, verricht
de instelling zijn werkzaamheden volgens die gegevens, behoudens voor
zover bij de toelating anders is bepaald.
Art.
8g. [Intrekkingsgronden toelating]
[Geschiedenis:
Stb. 1996, 80; Stb.
2005, 525; Stb 2005, 571]
Een toelating wordt ingetrokken:
a. voor zover de instelling niet meer voldoet aan de
voorschriften, bedoeld in artikel 8c, onderdeel
a en b;
b. indien de instelling in strijd handelt met artikel 8f.
Art.
8h. [Inlichtingenverplichting toegelaten
instelling] [Geschiedenis:
Stb. 1996, 80; Stb. 1999, 185;
Stb. 2001, 23; Stb.
2005, 525; Stb 2005, 571]
Een toegelaten instelling is verplicht, voor zover het College
zorgverzekeringen zulks voor de toepassing van dit hoofdstuk behoeft, deze alle gevraagde
mondelinge en schriftelijke inlichtingen en gegevens te verstrekken en
inzage te geven van boeken en bescheiden welke betrekking hebben op het
gevoerde beheer en de verrichte werkzaamheden.
Art.
8i. [Wijziging of intrekking toelating
overeenkomstig maatregel ex Wzv] [Geschiedenis:
Stb. 1995, 684;
Stb. 1996, 80; Stb. 1999, 185;
Stb. 2005, 525; Stb 2005, 571]
Indien een maatregel als bedoeld in artikel 18a, eerste lid,
eerste volzin, aanhef en onder a, of tweede volzin, van de Wet
ziekenhuisvoorzieningen is getroffen, wordt de toelating geacht
dienovereenkomstig te zijn gewijzigd dan wel ingetrokken. In afwijking
van artikel 77 kan ter zake geen beroep worden ingesteld.
Art.
9. [Vrije keuze uit (niet-)gecontracteerde zorgaanbieders]
[Vz] [Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1999, 185;
Stb. 2005, 27; Stb. 2005, 525]
-1. De verzekerde die zijn aanspraak op een verstrekking geldend wil
maken, wendt zich daartoe tot een persoon of een instelling met wie of
met welke het ziekenfonds waarbij hij is ingeschreven tot dat doel een
overeenkomst als bedoeld in artikel 44 heeft gesloten.
-2. De verzekerde wordt de keuze gelaten uit de in het eerste lid
bedoelde personen en instellingen, behoudens het vijfde lid en behoudens
de Wet ambulancevervoer.
-3. In afwijking van het eerste lid kan een ziekenfonds een verzekerde
die een aanspraak op een verstrekking geldend kan maken toestemming
verlenen zich voor de onder die verstrekking vallende zorg tot een niet
door het ziekenfonds gecontracteerde persoon of instelling te wenden. In
dit geval heeft de verzekerde in plaats van aanspraak op de verstrekking aanspraak op gehele of gedeeltelijke vergoeding van de
voor deze zorg gemaakte kosten.
-4. Bij ministeriële regeling:
a. wordt bepaald in welke gevallen en onder welke voorwaarden de
verzekerde voor het verkrijgen van een aanspraak op vergoeding als
bedoeld in het derde lid geen toestemming van het ziekenfonds behoeft;
b. wordt de hoogte van de vergoeding bepaald, waarbij deze voor
verschillende gevallen verschillend kan worden vastgesteld;
c. kunnen voorwaarden worden bepaald waaraan de verzekerde moet voldoen,
wil toestemming kunnen worden verleend;
d. kan worden bepaald in welke gevallen geen toestemming wordt verleend.
-5. In de overeenkomsten, bedoeld in het eerste lid, kan worden bepaald
dat verzekerden, om hun aanspraak op de desbetreffende verstrekking
geldend te kunnen maken, door het ziekenfonds ingeschreven moeten zijn
op naam van een persoon of instelling. Tevens kunnen daarin bepalingen
worden opgenomen ter beperking van het aantal ten name van een persoon
of een instelling in te schrijven verzekerden. Bij reglement van het
ziekenfonds kan het aantal overschrijvingen van een verzekerde in een
bepaald tijdvak aan een maximum worden gebonden en kunnen regels worden
gesteld betreffende de tijdstippen van overschrijving.
Art.
9a. [Identificatieplicht jegens
zorgaanbieder] [Geschiedenis:
Stb.
2005, 347; Stb. 2005, 525]
-1. Degene die als verzekerde
zijn aanspraak op een bij ministeriële regeling aangewezen
verstrekking geldend wil maken, verstrekt aan de persoon of instelling tot
wie onderscheidenlijk welke hij zich voor het ontvangen van de
desbetreffende verstrekking wendt, een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1,
eerste lid, van de Wet
op de identificatieplicht of een ander bij
ministeriële regeling aan te wijzen document ter inzage waarmee zijn
identiteit kan worden vastgesteld. Indien het identiteitsbewijs niet
onmiddellijk ter inzage kan worden verstrekt, kan de persoon of instelling
bepalen dat uiterlijk binnen een termijn van veertien dagen aan deze verplichting wordt voldaan.
-2. De persoon of instelling
die in de in het eerste lid bedoelde verstrekking verleent, stelt
de identiteit van degene aan wie deze zorg wordt verleend vast aan de
hand van het ter inzage verstrekte document.
Art.
10. [Geneeskundige hulp in bijzondere
omstandigheden] [Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 2005, 525]
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald in welke
mate en onder welke voorwaarden aanspraak bestaat op een verstrekking of
op een vergoeding wegens kosten van geneeskundige verzorging, verleend
in of buiten Nederland, in gevallen waarin een verzekerde als gevolg
van in die algemene maatregel van bestuur omschreven omstandigheden
geneeskundige hulp heeft ingeroepen welke hij, hadden die
omstandigheden zich niet voorgedaan, op de in artikel 9 omschreven wijze
had kunnen verkrijgen.
[Vz]
Art.
11. [Zorgaanspraak op natura- of
restitutiebasis in bijzondere situaties] [Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 2005, 27; Stb. 2005, 525]
-1. Indien voor een vorm van zorg de verplichtingen, bedoeld in artikel
47, eerste lid, en artikel 48, eerste lid, niet gelden en bovendien door
het College tarieven gezondheidszorg geen tarief als bedoeld in de Wet
tarieven gezondheidszorg dient te worden goedgekeurd of vastgesteld,
hebben de bij het ziekenfonds ingeschreven verzekerden in afwijking van
artikel 8, eerste en tweede lid, jegens hem de keuze tussen aanspraak op
verstrekking van de desbetreffende zorg (natura) of aanspraak op
vergoeding van kosten (restitutie). Bij algemene maatregel van bestuur
worden regels gesteld over de wijze waarop de hoogte van de restitutie wordt vastgesteld.
-2. Artikel 8,
derde tot en met vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
-3. Indien het eerste lid toepassing vindt, is artikel
9, eerste lid, niet van toepassing.
-4. De voordracht voor een
krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van
bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan
beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
Art.
11a. [Restitutie als noodvoorziening]
[Geschiedenis:
Stb. 1995, 250;
Stb.
1997, 96;
Stb. 1999, 185;
Stb. 2001, 23;
Stb.
2001, 386;
Stb. 2005, 27;
Stb. 2005, 525]
-1. Indien een ziekenfonds in
de onmogelijkheid verkeert op voor hem aanvaardbare voorwaarden met
een genoegzaam aantal personen of instellingen ter zake van één of meer vormen van zorg overeenkomsten als bedoeld in artikel 44 te
sluiten, kan bij ministeriële regeling worden bepaald dat de bij het
ziekenfonds ingeschreven verzekerden tijdelijk in plaats van aanspraak op deze
zorg, jegens hun ziekenfonds aanspraak hebben op vergoeding van de
voor deze zorg gemaakte kosten.
-2. In de ministeriële
regeling wordt tevens bepaald onder welke voorwaarden en tot welk
bedrag aanspraak op vergoeding bestaat en kunnen nadere regels voor de
aanspraak op een vergoeding worden gesteld.
-3. Voor zover een
ziekenfonds in de onmogelijkheid verkeert op voor hem aanvaardbare voorwaarden
met een genoegzaam aantal personen of instellingen ter zake van één of
meer vormen van zorg overeenkomsten te sluiten als bedoeld in
artikel 44, kan het College toezicht hem ontheffen van de verplichting zodanige overeenkomsten te sluiten.
Art.
11b. [Nadere regelgeving vergoeding zorg
na eindiging verzekering] [Geschiedenis:
Stb. 2005, 27; Stb. 2005, 525]
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald in welke omvang, in welke
mate en onder welke voorwaarden een verstrekking wordt
voortgezet na het tijdstip waarop de verzekering is geëindigd of tot welke
hoogte en onder welke voorwaarden aanspraak op een vergoeding bestaat voor
zorg die wordt verleend na dat tijdstip.
Art.
11c. [Ziekenfondsreglement]
[Geschiedenis:
Stb. 2005, 27;
Stb. 2005, 525]
-1. Onverminderd het bij of
krachtens deze wet bepaalde kan het ziekenfonds bij reglement de
voorwaarden vaststellen waaronder de aanspraken, bedoeld in de
artikelen 8 tot en met 11b, geldend worden gemaakt.
-2. Het ziekenfonds zorgt ervoor dat de bij hem ingeschreven verzekerden bij inschrijving en
vervolgens periodiek het reglement of een weergave van de inhoud daarvan ontvangen.
-3. Het ziekenfonds verstrekt een ieder op diens
verzoek het reglement of een weergave van de inhoud daarvan.
Art.
12. [Voorrangsregeling aanspraken]
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 2005, 525]
De verzekerde kan aan de verzekering geen aanspraak ontlenen indien en
voor zover hij ingevolge een bij algemene maatregel van bestuur
aangewezen regeling op geneeskundige behandeling of vergoeding van de
kosten daarvan recht heeft.
Art. 13. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1999, 185;
Stb. 2001, 23; Stb. 2005, 525]
Art.
14. [Ziekenfondsadministratie door extern
bedrijf] [Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1999, 185;
Stb. 2001, 23; Stb. 2005, 525]
Ten aanzien van het verlenen van bij algemene maatregel van bestuur aan
te wijzen verstrekkingen van verpleging en behandeling kan een bij
algemene maatregel van bestuur te bepalen deel van de administratie en
de controle worden uitgeoefend door de door Onze Minister
aan te wijzen rechtspersonen, welke deze taak voor het gehele land of voor een
gedeelte van het land dan wel voor groepen van ziekenfondsen vervullen,
overeenkomstig door het College
zorgverzekeringen vast te stellen beleidsregels. Het
College zorgverzekeringen regelt tevens de wijze waarop de kosten voortvloeiende uit de
werkzaamheden van de aangewezen rechtspersonen worden gedekt uit de Algemene Kas.
C
De geldmiddelen
Art.
14a. [Financiering uitgaven verzekering]
[Geschiedenis:
Stb. 1997, 779 + bis;
Stb. 1999, 185;
Stb. 1999, 239; Stb.
2001, 23; Stb. 2001, 481;
Stb. 2005, 525]
-1. De middelen tot dekking van de uitgaven van de verzekering worden gevonden door:
a. het heffen van premies;
b. het verlenen van een bijdrage door het uitvoeringsorgaan
als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van
de Wet medefinanciering oververtegenwoordiging oudere ziekenfondsverzekerden.
-2. Onze Minister kan jaarlijks een bijdrage verlenen aan de Algemene
Kas, tot het bedrag dat daarvoor in de wet tot vaststelling van de
begroting voor zijn ministerie voor dat jaar is toegestaan. De bijdrage
wordt betaald in gelijke maandelijkse delen.
-3. Onze Minister kan in overeenstemming met het gevoelen van de
ministerraad besluiten de bijdrage te wijzigen. Van zodanig besluit
wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de beide kamers der
Staten-Generaal indien de bijdrage daardoor met meer dan €|11
000 000,00 toeneemt of afneemt. De maandelijkse betalingen worden met het genomen
besluit in overeenstemming gebracht, tenzij in een geval als bedoeld in
de tweede volzin binnen veertien dagen door één der kamers der Staten-Generaal de wens te kennen wordt gegeven nadere inlichtingen te
ontvangen over de wijziging van de bijdrage. Indien één der kamers der
Staten-Generaal na het ontvangen van de bedoelde inlichtingen als haar oordeel uitspreekt dat de wijziging van de bijdrage voorafgaande
machtiging bij wet behoeft, zal de wijziging eerst plaatsvinden nadat
een daarop betrekking hebbend voorstel van wet tot wijziging van de
begroting tot wet zal zijn verheven.
Art.
15. [Procentuele premie]
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1997, 96; Stb.
1997, 780; Stb. 1999, 185;
Stb. 1999, 239; Stb.
2001, 23; Stb. 2001,
625; Stb. 2001, 692;
Stb. 2002, 583; Stb.
2004, 311; Stb.
2005, 37; Stb. 2005, 525]
-1. Onverminderd hetgeen bij of krachtens artikel 17 omtrent de daar
bedoelde nominale premie is bepaald, wordt voor de verzekering van de
verzekerden, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, een
procentuele premie geheven in een door Onze Minister
en Onze Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tezamen te bepalen percentage van
het loon dat in het tijdvak waarover de betaling loopt door de
verzekerden is genoten. Voor verzekerden op wie de regeling van
artikel 415 van het Wetboek
van Koophandel van toepassing is, alsmede
voor de verzekerden die ingevolge het bepaalde bij of krachtens artikel
7 dan wel artikel 8 van de Ziektewet als werknemer in de zin van
die wet worden beschouwd, indien zij een uitkering ontvangen op grond van
een arbeidsverhouding dan wel een beëindigde arbeidsverhouding ter zake
waarvan zij behoorden tot de verzekerden op wie de regeling van artikel
415 van het Wetboek
van Koophandel van toepassing was, wordt door Onze
Minister en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tezamen
de premie op een lager percentage bepaald. Bij algemene maatregel van
bestuur worden regels gesteld over de wijze waarop het in de tweede
volzin bedoelde premiepercentage wordt berekend. Ten aanzien van degenen die
bij of krachtens artikel 7 van de Ziektewet als werknemer in de zin van
die wet worden beschouwd, is de tweede volzin slechts van toepassing
gedurende het eerste jaar zolang en voor zover zij recht hebben op een
werkloosheidsuitkering, berekend naar 70% van het dagloon. [Rvppsz03]
[Rvppsz04] [Rvppsz05]
-2. Onze Minister bepaalt in overeenstemming met Onze Minister van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij ministeriële regeling welk deel
van de procentuele premie, bedoeld in het eerste lid, door de werkgever
en welk deel door de werknemer is verschuldigd, met dien verstande dat bedoelde premie geheel door de werkgever is verschuldigd ten aanzien van
de verzekerde wiens loon geheel bestaat uit verstrekkingen in natura,
met of zonder huisvesting en onderricht. Alvorens een regeling krachtens
de eerste volzin wordt vastgesteld, wordt de zakelijke inhoud ervan
schriftelijk medegedeeld aan de beide kamers der Staten-Generaal. De
regeling treedt niet eerder in werking dan nadat vier weken zijn
verstreken na die mededeling.
-3. De werkgever is gehouden zowel de door de verzekerde als door hem
zelf verschuldigde premie te betalen aan het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen. Het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt
de verschuldigde premie vast voor alle sectoren van het bedrijfs- en beroepsleven en vordert deze in overeenkomstig de bepalingen van de
Coördinatiewet Sociale Verzekering. Indien een herziening van het in de
eerste of de tweede volzin van het eerste lid bedoelde premiepercentage
ingaat op een ander tijdstip dan met ingang van 1 januari, gaat het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bij de vaststelling en de
invordering van de premie uit van een door hem, onder goedkeuring van
Onze Minister en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
vast te stellen gemiddeld percentage dat zal gelden voor het gehele
kalenderjaar. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan regels
stellen waarin gevallen worden aangewezen waarbij wordt uitgegaan van de
percentages bedoeld in het eerste lid.
-4. De werkgever is bevoegd op het loon van de verzekerde in te houden
het door deze verschuldigde deel der premie over de tijd waarover dat
loon wordt betaald. Indien de verschuldigde premie na de loonuitbetaling
met terugwerkende kracht wordt verhoogd of indien een voorschotpremie
wordt gevorderd, mag bij de definitieve vaststelling van de kosten niets
van een eventueel door de werkgever bij te betalen of bijbetaald bedrag
op de werknemer worden verhaald.
-5. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stort de ontvangen bedragen in de Algemene Kas. Bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gesteld betreffende
de afdracht en de verantwoording van de ontvangen bedragen.
-6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien
van de premie, verschuldigd voor de verzekering van de bij of krachtens
die algemene maatregel van bestuur aangewezen groepen van personen,
andere organen worden aangewezen voor de premie-inning en kunnen andere
regelen worden gesteld voor de vaststelling, de invordering, de afdracht
en de verantwoording van de premie.
Art.
15a. [Procentuele premie zelfstandige]
[Geschiedenis:
Stb. 1999, 461; Stb.
2000, 571; Stb. 2005, 525]
-1. Onverminderd hetgeen bij of krachtens artikel 17 omtrent de daar
bedoelde nominale premie is bepaald, is de verzekerde, bedoeld in
artikel 3d, eerste lid, een premie verschuldigd tot een door Onze Minister
en Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tezamen
te bepalen percentage over het inkomen, bedoeld in artikel 3d,
vierde, zevende en achtste lid. [Rvppsz03]
[Rvppsz04] [Rvppsz05]
-2. Het inkomen wordt voor de premieheffing ten hoogste in aanmerking
genomen tot het bedrag, genoemd in artikel 3d, eerste lid, zoals
dat geldt voor het kalenderjaar waarop de verzekering betrekking heeft.
-3. De verschuldigde procentuele premie wordt geheven en ingevorderd
door de rijksbelastingdienst overeenkomstig de voor de heffing en de
invordering van de inkomstenbelasting geldende regels, met dien
verstande dat de artikelen 3.154 en 9.4 van de Wet
inkomstenbelasting 2001 buiten toepassing blijven.
-4. Voor de toepassing van het eerste lid wordt ten aanzien van degene
die bij of krachtens artikel 3d, eerste lid, verzekerd is en die
tevens ingevolge artikel 3 verzekerd is, de reeds uit hoofde van
artikel 15, eerste lid, en bij of krachtens artikel 18 betaalde procentuele
premie in mindering gebracht tot maximaal de ingevolge het eerste lid verschuldigde premie.
-5. De aanslag ziekenfondspremie en de aanslag inkomstenbelasting kunnen
op één aanslagbiljet worden verenigd. In dat geval worden de bedragen
van de aanslagen afzonderlijk vermeld.
-6. Met betrekking tot het eerste tot en met vijfde lid kunnen bij
ministeriële regeling door Onze Minister in overeenstemming met Onze
Minister van Financiën nadere en zo nodig afwijkende regels worden gesteld.
-7. Indien een herziening van het in het eerste lid bedoelde
premiepercentage ingaat op een ander tijdstip dan met ingang van 1
januari, stelt Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid, een gemiddeld premiepercentage vast
dat zal gelden voor het gehele kalenderjaar.
Art.
15b. [Procentuele premie alimentatieontvanger]
[Geschiedenis:
Stb. 1999, 461; Stb.
2001, 386 + bis; Stb.
2005, 37; Stb. 2005, 525]
-1. Onverminderd
hetgeen bij of krachtens artikel 17 omtrent de daar
bedoelde nominale premie is bepaald, is de verzekerde, bedoeld in artikel
3e, een premie verschuldigd tot een door Onze Minister
en Onze Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid tezamen te bepalen percentage over de periodieke
uitkering of verstrekking. De geldswaarde van bedoelde verstrekking
wordt gesteld op het bedrag dat bij de heffing ingevolge de Wet
inkomstenbelasting 2001 in aanmerking wordt genomen. [Rvppsz03]
[Rvppsz04] [Rvppsz05]
-2. De premie wordt per maand berekend en
door het ziekenfonds waarbij de verzekerde is ingeschreven, vastgesteld.
Het ziekenfonds int de premie bij de verzekerde.
-3. Voor de toepassing van dit artikel is artikel
9, tweede lid, van de Coördinatiewet Sociale
Verzekering van overeenkomstige toepassing.
-4. Het ziekenfonds stort de in het tweede
lid bedoelde premie in de Algemene Kas. Onze Minister kan aan het in het
tweede lid bedoelde orgaan verplichtingen opleggen en voorschriften
geven met betrekking tot de vaststelling, de invordering, de afdracht en
de verantwoording van de premie.
-5. Bij ministeriële regeling kunnen met
betrekking tot de premieheffing nadere regels worden gesteld.
Art.
15c. [Afdracht ontvangen premie zelfstandige]
[Geschiedenis:
Stb. 1999, 461; Stb. 2001, 386;
Stb. 2005, 525]
-1. De ontvanger van de rijksbelastingdienst
stort de ingevolge artikel
15a ontvangen bedragen in de Algemene Kas.
-2. Bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur kan Onze Minister
in overeenstemming met Onze Minister van Financiën
regels stellen betreffende de afdracht en de verantwoording van de ontvangen bedragen.
Art.
15d. Nog niet in werking getreden. [Geschiedenis:
Stb.
2005, 37; Stb. 2005, 525]
Art.
15e. Nog niet in werking getreden. [Geschiedenis:
Stb.
2005, 37; Stb. 2005, 525]
Art.
16. [Begrip loon]
[Geschiedenis:
OvW;
MvT;
Stb.
2005, 37; Stb.
2005, 525; Stb. 2005, 708]
-1. Voor de toepassing van artikel 15 wordt onder loon verstaan het loon
in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering.
-2. Loon door verschillende personen tezamen onverdeeld genoten, wordt,
voor zover niet blijkt van een andere verdeling, geacht door ieder van
hen voor een gelijk deel te zijn genoten.
Art.
17. [Nominale premie]
[Geschiedenis:
OvW;
MvT;
Stb. 1995, 355; Stb. 1995, 684;
Stb. 1999, 461; Stb.
2001, 21; Stb. 2001, 50;
Stb. 2001, 386; Stb.
2002, 241; Stb. 2005,
525]
-1. Onverminderd hetgeen bij of krachtens de artikelen
15, 15a of 15b
omtrent de daar bedoelde procentuele premie is bepaald,
wordt voor de verzekering van de verzekerde, bedoeld in artikel 3,
eerste lid, onderdeel a, artikel 3d of artikel 3e,
van 18 jaar of ouder, en zijn medeverzekerde, bedoeld in artikel 4,
eerste lid, een nominale premie geheven waarvan de hoogte volgens bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regelen wordt
bepaald door het ziekenfonds waarbij de verzekerde is ingeschreven.
-2. De nominale premie is verschuldigd door de verzekerde voor zich en
zijn medeverzekerde, in maandelijkse termijnen bij vooruitbetaling te
voldoen. Ingeval vooruitbetaling plaatsvindt over een langere termijn,
kan het ziekenfonds, rekening houdende met rente en incassokosten, op de
verschuldigde nominale premie een korting verlenen.
-3. De nominale premie is verschuldigd vanaf het tijdstip van aanvang
van de verzekering. Indien de aanmelding bij het ziekenfonds, bedoeld in
artikel 5, eerste lid, plaatsvindt later dan zestig dagen na de aanvang
van de verzekering, is de premie slechts verschuldigd vanaf de zestigste
dag vóór die van de aanmelding, met dien verstande dat in dat geval
het ziekenfonds de premie over die zestig dagen kan verhogen. De
verhoging bedraagt ten hoogste de op het tijdstip van aanmelding
geldende nominale premie op jaarbasis. De tweede en derde volzin zijn
van overeenkomstige toepassing indien de inschrijving van de verzekerde
bij het ziekenfonds volgens de krachtens deze wet gestelde regels is
beëindigd en de verzekerde, zonder dat zijn verzekering ingevolge deze
wet is geëindigd, zich later dan zestig dagen na beëindiging van die
inschrijving opnieuw bij een ziekenfonds aanmeldt.
-4. De verzekerde betaalt de nominale premie aan het ziekenfonds,
bedoeld in het eerste lid, dat de verschuldigde premie vaststelt en
invordert. Bij de vaststelling van de nominale premie kan het
ziekenfonds uitgaan van peildata gelegen op de eerste dag van iedere
kalendermaand. Indien de verzekerde nalatig blijft de verschuldigde
nominale premie volgens de gestelde regelen te betalen, kan het
ziekenfonds het verschuldigde bedrag verhogen met administratie- en
invorderingskosten. Het ziekenfonds kan voor de betaling, de
vaststelling en de invordering van de nominale premie met inachtneming
van het bepaalde bij en krachtens deze wet bij reglement nader regelen stellen.
-5. Onze Minister
kan, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid, een bedrag bepalen hetwelk ten hoogste als
nominale premie in rekening mag worden gebracht. Onze Minister kan
omtrent het in de eerste volzin bedoelde besluit de Pensioen- & Verzekeringskamer horen.
-6. De door het ziekenfonds geheven nominale premie wordt aangewend ter
dekking van de aan de uitvoering van deze wet voor dat ziekenfonds verbonden kosten.
-7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met
betrekking tot al hetgeen de in dit artikel bedoelde nominale premie
betreft, verschuldigd voor de verzekering van de bij of krachtens die
algemene maatregel van bestuur aangewezen groepen van personen, andere
regelen worden gesteld.
Art. 17a. Vervallen.
[Geschiedenis:
Stb. 1997, 779 + bis;
Stb. 2005, 525]
Art.
18. [Nadere regelgeving premie aangewezen verzekerden]
[Geschiedenis:
OvW;
MvT;
Stb. 1995, 635; Stb. 1995, 684;
Stb. 1995, 686; Stb. 1997, 777;
Stb. 2005, 525]
-1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt voor de
verzekerden, bedoeld in artikel
3, eerste lid, onderdeel b en c,
voor elke krachtens artikel
3, eerste lid, onderdeel d,
aangewezen groep van verzekerden, alsmede voor de verzekerden, bedoeld
in artikel 3c, bepaald of premie, en zo ja, welke premie
verschuldigd is, naar welke regelen die premie wordt berekend, wie de
premie verschuldigd is, wie de premie afdraagt en welk orgaan voor de
premie-inning wordt aangewezen. Bij of krachtens de bedoelde algemene
maatregel van bestuur worden de nodige voorschriften gegeven betreffende
de vaststelling, de invordering, de afdracht en de verantwoording van de
premie, kunnen verplichtingen worden opgelegd tot het verstrekken van
inlichtingen en tot het geven van inzage in boeken en bescheiden, nodig
voor de beoordeling van de verzekeringsplicht en de vaststelling van de
premie, en kunnen de nodige regelen worden gesteld met betrekking tot de
controle op inhouding en afdracht van de premie.
-2. Indien voor de verzekering van één of meer groepen van
verzekerden, bedoeld in het eerste lid, en hun medeverzekerde, bedoeld
in artikel 4, eerste lid, een nominale premie verschuldigd is als
bedoeld in artikel 17, wordt die nominale premie door het ziekenfonds
waarbij de verzekerde die die nominale premie verschuldigd is,
overeenkomstig artikel 5, eerste lid, is ingeschreven, aangewend ter
dekking van de aan de uitvoering van deze wet voor dat ziekenfonds verbonden kosten.
-3. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid zijn de verzekerden,
bedoeld in de artikelen 3, eerste lid, onderdeel c, en
3c, over hun uitkering ingevolge de Algemene Ouderdomswet een procentuele
premie verschuldigd naar hetzelfde percentage als ingevolge artikel 15,
eerste lid, eerste volzin, voor de verzekering van de aldaar bedoelde verzekerden wordt vastgesteld.
Art.
18a. [Noclaimteruggaaf]
[Geschiedenis:
Stb. 2004, 725 + bis
+ bis; Stb. 2005, 525]
-1. Indien een verzekerde in enig kalenderjaar geen of weinig gebruik heeft gemaakt van zorg
waarop ingevolge deze wet aanspraak bestaat, heeft hij jegens het
ziekenfonds waarbij hij ingeschreven was aanspraak op een uitkering. Voor de
toepassing van dit artikel worden vergoedingen als bedoeld in
de artikelen 9, derde lid, 10,
11 of 11a
gelijkgesteld aan het gebruik maken van zorg waarop aanspraak bestaat.
-2. Het bedrag van de
uitkering voor de verzekerde die geen gebruik heeft gemaakt van zorg
wordt bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld. Indien de ten
laste van de ziekenfondsverzekering komende kosten van zorg waarvan een
verzekerde gebruik heeft gemaakt lager zijn dan het in de eerste volzin bedoelde bedrag, is de uitkering voor de
verzekerde gelijk aan het verschil tussen dat bedrag en de kosten van de zorg. [Vz]
-3. Voor de toepassing van
het eerste lid wordt het gebruik van verloskundige zorg,
kraamzorg en huisartsenzorg buiten beschouwing gelaten. Voor de toepassing
van het eerste lid worden tevens buiten beschouwing gelaten de
bedragen die de verzekerde op grond van artikel 8, vierde lid, als bijdrage
in de kosten van zorg heeft betaald.
-4. Indien de zorg in de
vorm van een diagnose-behandelcombinatie wordt verleend, geldt als
tijdstip van gebruik van zorg het tijdstip waarop de diagnose-behandelcombinatie is geopend.
-5. Verzekerden voor wie
geen nominale premie verschuldigd is, hebben geen aanspraak op de uitkering.
-6. Bij algemene maatregel
van bestuur wordt bepaald: [Vz]
a. binnen welke termijn en
op welke wijze de uitkering wordt betaald;
b. welk ziekenfonds de
uitkering betaalt indien de verzekerde in het kalenderjaar
achtereenvolgens bij meer dan één ziekenfonds was ingeschreven;
c. welke uitkering wordt
betaald indien de verzekerde slechts een deel van het kalenderjaar bij
een ziekenfonds was ingeschreven dan wel indien voor de verzekerde slechts
een deel van het kalenderjaar een nominale premie verschuldigd was;
d. de gevolgen van het
bekend worden van gebruik van zorg in een kalenderjaar waarvoor reeds
uitbetaling van de uitkering heeft plaatsgevonden;
e. welk bedrag aan kosten
voor de onderscheiden vormen van zorg voor de toepassing van dit
artikel in aanmerking wordt genomen;
f. het indexcijfer waarmee
het in het tweede lid bedoelde bedrag jaarlijks bij ministeriële
regeling wordt herzien, de berekeningswijze en de afronding die bij die
herziening worden gehanteerd.
Art.
19. [Uitkering CVZ aan ziekenfondsen]
[Geschiedenis:
OvW;
MvT;
Stb. 2000, 42 + bis;
Stb. 2000, 338; Stb.
2001, 23; Stb. 2002, 583;
Stb. 2003, 69; Stb. 2005, 525]
-1. Het College
zorgverzekeringen verstrekt aan de ziekenfondsen ten laste van de Algemene
Kas jaarlijks een uitkering ter gehele of gedeeltelijke dekking van de
kosten van de verzekering ingevolge deze wet.
-2. Bij ministeriële regeling wordt jaarlijks geregeld welke middelen
beschikbaar zijn voor de uitkeringen aan ziekenfondsen voor het volgende
kalenderjaar. In die regeling worden tevens regels gesteld met betrekking
tot de vaststelling van de uitkeringen, alsmede met betrekking tot de
nadere vaststelling van de uitkeringen, bedoeld in het vijfde lid.
-3. Het College zorgverzekeringen stelt beleidsregels vast waarin wordt aangegeven op
welke wijze het toepassing geeft aan de in het tweede lid bedoelde
regels. De beleidsregels behoeven de goedkeuring van Onze Minister.
-4. Het College zorgverzekeringen stelt de uitkering van elk ziekenfonds vast vóór de
aanvang van het kalenderjaar waarop de uitkering betrekking heeft. De
betaling van de uitkering geschiedt overeenkomstig door het College zorgverzekeringen te stellen beleidsregels.
-5. Het College zorgverzekeringen stelt na afloop van het kalenderjaar waarop de uitkering
betrekking heeft, de uitkering nader vast. Naar het oordeel van het
College toezicht onverantwoorde besparingen op de beheerskosten worden in
mindering gebracht op de uitkering. Het verschil tussen het bedrag van de
vooraf vastgestelde uitkering en de nader vastgestelde uitkering wordt
verrekend. Voor de rente die het College
zorgverzekeringen dan wel het ziekenfonds over het verschil heeft gederfd,
wordt overeenkomstig door het College zorgverzekeringen te stellen
beleidsregels aan het ziekenfonds een vergoeding in rekening
gebracht onderscheidenlijk aan het ziekenfonds een vergoeding toegekend.
-6. Ook na aanvang van het kalenderjaar kan bij ministeriële
regeling worden geregeld dat middelen beschikbaar zijn voor het doen van
uitkeringen. In dat geval zijn de tweede volzin van het tweede
lid en het derde, vierde en vijfde lid van overeenkomstige toepassing.
-7. Bij ministeriële regeling kunnen ter zake van de verstrekking van
uitkeringen nadere regels worden gesteld.
Art.
20. [Gevolgen niet-betaling premie]
[Geschiedenis:
OvW;
MvT;
Stb. 2005, 27;
Stb. 2005, 525]
Indien een verzekerde schuldig
nalatig blijft de door hem verschuldigde premie volledig te voldoen, kan
het ziekenfonds waarbij hij is ingeschreven:
a. de kosten van aan hem of aan
zijn medeverzekerden verleende verstrekkingen geheel of gedeeltelijk op
die verzekerde verhalen;
b. vergoedingen waarop de
verzekerde wegens de voor zorg gemaakte kosten aanspraak heeft geheel of
gedeeltelijk weigeren of wegens deze kosten betaalde vergoedingen geheel
of gedeeltelijk van de verzekerde terugvorderen.
Art.
21. [Besteding middelen]
[Geschiedenis:
OvW;
MvT;
Stb. 2000, 42; Stb.
2001, 23; Stb. 2003, 69;
Stb. 2005, 525]
-1. Een ziekenfonds besteedt de middelen waarover het ten behoeve van de
verzekering ingevolge deze wet de beschikking heeft gekregen, ter
dekking van zijn ten behoeve van de uitvoering van de verzekering
ingevolge deze wet noodzakelijke uitgaven.
-2. De beheerskosten van een ziekenfonds worden aangemerkt als kosten
voor de uitvoering van de verzekering ingevolge deze wet, voor zover zij
niet worden gedekt door vergoedingen voor beheerskosten die het
ziekenfonds ontvangt anders dan voor de uitvoering van de verzekering
ingevolge deze wet. Indien het ziekenfonds is aangewezen
als een rechtspersoon, bedoeld in artikel 16,
eerste lid, van de Algemene
Wet Bijzondere Ziektekosten, worden de beheerskosten die het in of
in verband met die hoedanigheid maakt en de vergoeding die het daarvoor ontvangt voor de toepassing van de eerste
volzin buiten beschouwing gelaten.
-3. Het College toezicht is bevoegd vast te stellen dat uitgaven van een
ziekenfonds niet verantwoord waren voor zover deze door hem niet
noodzakelijk worden geacht voor de uitvoering van de verzekering ingevolge deze wet.
-4. Het College
zorgverzekeringen kan voor de toepassing van het tweede lid nadere regels stellen.
Art. 22. Nog niet in werking getreden.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb.
2005, 37; Stb. 2005, 525]
Art. 23. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 2005, 525]
Art. 24. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 2005, 525]
Art. 25. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 2005, 525]
Art. 26. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 2005, 525]
Art. 27. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 2005, 525]
Art. 28. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 2005, 525]
Art.
29. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 2005, 525]
Art. 30. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 2005, 525]
Art. 31. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 2005, 525]
Art. 32. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 2005, 525]
Art. 33. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 2000, 42; Stb.
2005, 525]
HOOFDSTUK III
De ziekenfondsen
Art.
34. [Toelating als ziekenfonds]
[Geschiedenis:
OvW;
MvT;
Stb. 1999, 185; Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 282; Stb. 2005, 347;
Stb. 2005, 525]
-1. Een rechtspersoon welke als ziekenfonds werkzaam is, moet daartoe
zijn toegelaten door het College zorgverzekeringen.
-2. Op de voorbereiding van een beschikking tot toelating is afdeling
3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
-3. Toelating als ziekenfonds wordt verleend indien de aanvrager een
stichting of onderlinge waarborgmaatschappij is:
a. die ingevolge haar statuten ten doel heeft in een daarin
aangegeven werkgebied het ziektekostenverzekeringsbedrijf uitsluitend
uit te oefenen ter uitvoering van deze wet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;
b. die direct noch indirect beoogt winst te maken;
c. die in haar statuten waarborgen biedt voor een redelijke mate
van invloed van de verzekerden op het bestuur;
d. waarvan de dagelijkse leiding
wordt gevormd door ten minste twee personen;
e. waarvan het beleid wordt
bepaald door natuurlijke personen van wie de deskundigheid naar het
oordeel van het College zorgverzekeringen voldoende is voor de
uitoefening van de taken van een ziekenfonds;
f. waarvan het beleid wordt
bepaald of mede bepaald door natuurlijke personen wier voornemens, handelingen of antecedenten het College
zorgverzekeringen geen aanleiding geven tot het oordeel dat de betrouwbaarheid van deze personen, met het
oog op de belangen van de verzekerden die ingevolge
deze wet moeten worden gediend, niet buiten twijfel staat;
g. waarvan de onafhankelijke
besluitvorming gewaarborgd is;
h. die voldoet aan de overige bij of krachtens deze wet aan
ziekenfondsen gestelde eisen; en
i. waarvan ook overigens is te verwachten dat zij de taak van een
ziekenfonds naar behoren zal uitoefenen.
-4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld
omtrent de mate van invloed die verzekerden ten minste op het bestuur
van een ziekenfonds dienen te hebben.
-5. Behoort de aanvrager tot een groep, dan zijn de onderdelen
e en f van het derde lid van overeenkomstige toepassing op
de personen die het beleid bepalen van de groep waartoe de aanvrager
behoort, voor zover uit dien hoofde hun beleid van belang is voor de aanvrager.
Art.
34a. Vervallen. [Geschiedenis:
Stb. 2005, 525]
Art.
35. [Oplegging verplichtingen]
[Geschiedenis:
OvW;
MvT;
Stb. 1999, 185;
Stb. 2005, 525]
-1. Bij de beschikking tot toelating als ziekenfonds kunnen aan het
ziekenfonds met het oog op een goede uitvoering van deze wet en de
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten verplichtingen worden opgelegd.
-2. Ook op een later tijdstip kunnen aan het ziekenfonds met het oog op
een goede uitvoering van deze wet en de Algemene Wet Bijzondere
Ziektekosten verplichtingen worden opgelegd. Een beschikking als bedoeld
in de eerste volzin treedt niet in werking dan na verloop van vier weken
na de dag waarop zij is bekendgemaakt.
Art.
36. [Intrekking toelating]
[Geschiedenis:
OvW;
MvT;
Stb. 1999, 185; Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525]
-1. De toelating wordt ingetrokken, indien het ziekenfonds:
a. niet meer voldoet aan de eisen vervat in artikel
34, derde en vijfde lid, of de aan hem opgelegde verplichtingen; of
b. in ernstige mate handelt in strijd met de bij enig wettelijk
voorschrift ten aanzien van ziekenfondsen gestelde eisen of anderszins
zijn taak niet naar behoren vervult.
-2. Op aanvraag van het ziekenfonds wordt de toelating met ingang van
een daarbij te bepalen datum ingetrokken.
-3. Het College
zorgverzekeringen regelt de gevolgen van de intrekking van de toelating en
de afwikkeling der lopende zaken.
Art.
37. [Bekendmaking intrekkingsbeschikking]
[Geschiedenis:
OvW;
MvT;
Stb. 1999, 185;
Stb. 2005, 525]
Van beschikkingen ingevolge de artikelen 34, 35, tweede lid, en
36 wordt mededeling gedaan in de Staatscourant, onder vermelding van het
werkgebied van het betrokken ziekenfonds.
Art. 38. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW;
MvT;
Stb. 1999, 185; Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525]
Art.
38a. [Uitgesloten aansprakelijkheid]
[Geschiedenis:
Stb. 2005, 525]
De leden of oud-leden van een ziekenfonds dat een onderlinge
waarborgmaatschappij is, zijn niet verplicht om in een tekort bij te
dragen. Het ziekenfonds moet aan het slot van zijn naam de letters U.A. plaatsen.
Art.
38b. [Toestemming CVZ overdracht verbintenissen]
[Geschiedenis:
Stb. 1999, 185; Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525]
-1. De toestemming van het College
zorgverzekeringen is vereist voor de overdracht van
verbintenissen van een ziekenfonds aan een ander ziekenfonds.
-2. Aan deze toestemming kunnen voorwaarden worden verbonden.
-3. Bij de samenvoeging van ziekenfondsen tot een nieuw ziekenfonds gaan
alle rechten welke derden hebben jegens elk der ziekenfondsen welke
ophouden te bestaan, over op het nieuwe ziekenfonds.
Art.
38c. [Doelmatige uitvoering werkzaamheden]
[Geschiedenis:
Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525]
Een ziekenfonds is verplicht
zijn werkzaamheden op een doelmatige wijze uit te voeren. Het treft de
nodige maatregelen ter voorkoming van onnodige verstrekkingen en van
uitgaven welke hoger dan noodzakelijk zijn.
Art.
39. [Elektronische gegevensuitwisseling]
[Geschiedenis:
OvW;
MvT;
Stb. 1999, 185; Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 347; Stb. 2005, 525]
-1. Een ziekenfonds maakt
voor de uitwisseling van gegevens ten behoeve van de uitvoering
van deze wet gebruik van een elektronische infrastructuur.
-2. Het College
zorgverzekeringen kan regels stellen met betrekking tot de in het eerste lid
bedoelde gegevensuitwisseling. De regels kunnen betrekking hebben op:
a. de wijze waarop het
gebruik van de infrastructuur wordt georganiseerd en beheerd, waaronder
begrepen de inrichting en instandhouding van een gemeenschappelijke database;
b. de wijze waarop de
uitwisseling van gegevens plaatsvindt, waaronder begrepen de
aansluiting van ziekenfondsen op deze infrastructuur;
c. de aard en omvang van de
gegevensuitwisseling en de voorschriften waaraan de
gegevensuitwisseling ten minste moet voldoen;
d. de financiering van het
gebruik van de infrastructuur en de wijze waarop de kosten ervan worden verdeeld.
Art.
40. [Gebruik sofinummer]
[Geschiedenis:
OvW;
MvT;
Stb. 1995, 684; Stb. 1999, 185;
Stb. 2001, 23; Stb.
2000, 571; Stb. 2001, 50 +
bis; Stb. 2005, 525]
-1. In de administratie van de ziekenfondsen ter zake van de uitvoering
van deze wet wordt het sociaal-fiscaal nummer van de verzekerde, bedoeld
in artikel 2, derde lid, onderdeel j, van de Algemene
wet inzake rijksbelastingen, opgenomen, tenzij aan de verzekerde geen
sociaal-fiscaal nummer is toegekend of bekendgemaakt.
-2. Bij de verstrekking van gegevens door de ziekenfondsen
en de in de artikelen 73b en 73c
genoemde organen en personen wordt,
indien daartoe bevoegd, gebruik gemaakt van het sociaal-fiscaal nummer.
Art.
41. [Toestemming CVZ verrichting administratieve
werkzaamheden voor derden]
[Geschiedenis:
OvW;
MvT;
Stb. 1999, 185; Stb. 2000, 42;
Stb.
2001, 23; Stb. 2005, 525]
-1. Een ziekenfonds is bevoegd met toestemming van het College
zorgverzekeringen administratieve werkzaamheden te verrichten ten behoeve van natuurlijke
en rechtspersonen die zich bezighouden met werkzaamheden op het gebied
van de volksgezondheid. Het ziekenfonds brengt de kosten van zodanige
werkzaamheden aan de opdrachtgever in rekening.
-2. Een toestemming ingevolge het vorige lid kan onder beperkingen
worden verleend; aan de toestemming kunnen voorschriften worden
verbonden. Ook na het verlenen van een toestemming kunnen daaraan
beperkingen worden gesteld of voorschriften worden verbonden dan wel
kunnen beperkingen of voorschriften worden gewijzigd, aangevuld of ingetrokken.
-3. Een toestemming ingevolge het eerste lid kan worden ingetrokken:
a. indien wordt gehandeld in strijd met aan de toestemming verbonden voorschriften;
b. indien gedurende drie achtereenvolgende jaren geen handelingen
zijn verricht met gebruikmaking daarvan.
Art.
42. [Verbodsbepalingen]
[Geschiedenis:
OvW;
MvT;
Stb. 1995, 684; Stb. 1999, 185;
Stb. 2001, 23; Stb.
2005, 27; Stb. 2005, 525]
-1. Het is een ziekenfonds
verboden zelf de bij of krachtens artikel 8 of
artikel 6 van de Algemene
Wet Bijzondere Ziektekosten geregelde zorg te verlenen.
-2. Het is een ziekenfonds verboden aan een instelling in de zin van
deze wet of de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten gelden voor bedrijfsuitoefening te verschaffen, zich als borg of hoofdelijk
medeschuldenaar voor die instelling te verbinden, zich voor die
instelling sterk te maken, zich tot zekerheid voor een schuld van die
instelling te verbinden, dan wel aan die instelling bestuurlijk deel te nemen.
-3. Het is een ziekenfonds verboden, behoudens voor zover deze wet
anders bepaalt, zelf tegen betaling andere dan de in het eerste lid
bedoelde diensten of zaken aan verzekerden te leveren.
-4. De in het eerste en derde lid bedoelde verboden gelden niet ten
aanzien van het in gebruik geven van medische hulpmiddelen.
-5. De in het eerste en tweede lid bedoelde verboden gelden niet in door
het College zorgverzekeringen aan te geven gevallen. Het College
zorgverzekeringen kan ontheffing van het
bepaalde in het eerste, tweede en derde lid verlenen in bijzondere gevallen.
-6. Een ontheffing ingevolge het vijfde lid kan onder beperkingen worden
verleend; aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden. Ook
na het verlenen van een ontheffing kunnen daaraan beperkingen worden
gesteld of voorschriften worden verbonden dan wel kunnen beperkingen of
voorschriften worden gewijzigd, aangevuld of ingetrokken.
-7. Een ontheffing kan worden ingetrokken:
a. indien wordt gehandeld in strijd met aan de ontheffing verbonden voorschriften;
b. indien gedurende drie achtereenvolgende jaren geen handelingen
zijn verricht met gebruikmaking daarvan.
-8. Van besluiten als bedoeld in het vijfde, zesde en zevende lid wordt
mededeling gedaan in de Staatscourant.
Art. 43. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW;
MvT;
Stb. 2000, 42; Stb. 2005, 525]
Art.
43a. [Inschrijfverbod verzekerden buiten werkgebied]
[Geschiedenis:
Stb. 2005, 525]
Het is een ziekenfonds verboden personen als verzekerden in te schrijven
die woonachtig zijn buiten de gemeente, gemeenten of delen daarvan, waar
de rechtspersoon volgens zijn statuten zijn werkzaamheden als ziekenfonds wil uitoefenen.
Art.
43b. [Technische voorzieningen; solvabiliteitsmarge; reserve Zfw]
[Geschiedenis:
Stb. 1995, 355; Stb.
1995, 681; Stb. 1999, 185;
Stb. 2000, 42; Stb.
2001, 21; Stb. 2001, 386;
Stb. 2002, 583; Stb. 2005, 525]
-1. Een ziekenfonds is verplicht toereikende technische voorzieningen,
bedoeld in artikel 66, eerste lid, van de Wet
toezicht verzekeringsbedrijf 1993, aan te houden. De technische voorzieningen
dienen volledig door waarden te zijn gedekt. Bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur kunnen ter zake nadere regels worden gesteld.
-2. Een ziekenfonds beschikt over een solvabiliteitsmarge als bedoeld in
artikel 68, eerste lid, van de Wet
toezicht verzekeringsbedrijf 1993,
waarvan de omvang volgens door Onze Minister
te stellen regels wordt bepaald. Onze Minister kan omtrent in de vorige volzin bedoelde regels
de Pensioen- & Verzekeringskamer horen.
-3. Een ziekenfonds houdt een reserve
Ziekenfondswet aan. Bij ministeriële regeling wordt een maximum aan
deze reserve gesteld. Indien het College
zorgverzekeringen vaststelt dat de reserve
Ziekenfondswet het gestelde maximum te boven gaat, stort het ziekenfonds
het door het College zorgverzekeringen vastgestelde bedrag van de overschrijding binnen
vier weken in de Algemene Kas.
-4. Het saldo van baten en lasten van een
ziekenfonds over enig boekjaar wordt toegevoegd aan onderscheidenlijk
gebracht ten laste van de reserve Ziekenfondswet. Voor de toepassing van
de eerste volzin blijven uitgaven waarvan de College toezicht heeft
vastgesteld dat deze niet verantwoord waren, buiten beschouwing, tenzij
de College toezicht anders besluit. De eerste volzin is niet van toepassing
op baten en lasten die in redelijkheid moeten worden toegerekend aan
andere onderdelen van het eigen vermogen.
-5. Het ontwerp van een ministeriële
regeling krachtens het derde lid wordt overgelegd aan de beide kamers
der Staten-Generaal. De regeling treedt niet eerder in werking dan nadat
vier weken zijn verstreken sedert de overlegging.
-6. Indien krachtens artikel 5, eerste lid,
een ziekenfonds wordt aangewezen waarbij de verzekerden, bedoeld in
artikel 15, eerste lid, tweede volzin, zich bij uitsluiting dienen aan
te melden en Onze Minister daarbij bepaalt dat het ziekenfonds in
afwijking van artikel 5, eerste lid, eerste volzin, geen andere
verzekerden die zich bij dat ziekenfonds aanmelden, inschrijft, gelden
het eerste, tweede en derde lid niet ten aanzien van dat ziekenfonds.
Indien Onze Minister niet heeft bepaald dat het ziekenfonds in afwijking
van artikel 5, eerste lid, eerste volzin, geen andere verzekerden die
zich bij dat ziekenfonds aanmelden, inschrijft, blijven, voor zover
krachtens de op grond van dit artikel te stellen regels de omvang van
technische voorzieningen, bedoeld in het eerste lid, van de
solvabiliteitsmarge, bedoeld in het tweede lid, of van de reserve,
bedoeld in het derde lid, wordt bepaald of mede wordt bepaald door
verzekerdenaantallen, de verzekerden, bedoeld in artikel
15, eerste lid, tweede volzin, buiten beschouwing. De eerste en tweede volzin zijn
slechts van toepassing indien op grond van de regels krachtens artikel
19 het desbetreffende ziekenfonds voor de kosten ten behoeve van zijn
verzekerden, bedoeld in artikel 15, eerste lid, tweede volzin, aanspraak
heeft op uitkeringen naar werkelijke kosten onder aftrek van de opbrengsten ingevolge deze wet.
Art.
43c. [Nadere regelgeving belegging gelden]
[Geschiedenis:
Stb. 2000, 42;
Stb. 2005, 525]
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking
tot de belegging van gelden waarover ziekenfondsen beschikken.
Art.
43d. [Vordering CVZ bij liquidatie of intrekking
toelating] [Geschiedenis:
Stb. 2000, 42; Stb.
2001, 386; Stb. 2005, 525]
-1. In geval van liquidatie of intrekking
van de toelating van een ziekenfonds heeft het College
zorgverzekeringen ten behoeve
van de Algemene Kas een vordering op het ziekenfonds ten belope van de
som van de reserve Ziekenfondswet en de middelen waarover het
ziekenfonds ten behoeve van de uitvoering van de verzekering ingevolge
deze wet de beschikking heeft gekregen, voor zover deze door het
ziekenfonds niet zijn aangewend ter dekking van zijn ten behoeve van de
uitvoering van de verzekering ingevolge deze wet noodzakelijke uitgaven.
Uitgaven waarvan de College toezicht vaststelt dat deze niet verantwoord
zijn, blijven daarbij buiten beschouwing, tenzij de College toezicht anders besluit.
-2. Het eerste lid is niet van toepassing
bij overdracht van verbintenissen van een ziekenfonds aan een ander
ziekenfonds en bij samenvoeging van ziekenfondsen tot een nieuw
ziekenfonds, voor zover het in het eerste lid bedoelde bedrag is
overgedragen aan het andere onderscheidenlijk het nieuwe ziekenfonds.
Art.
43e. [Uitvoeringsverslag aan CVZ en CTZ]
[Geschiedenis:
Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525]
Een ziekenfonds zendt vóór 1 maart aan het College
zorgverzekeringen en aan het College toezicht een verslag over
de uitvoering van deze wet in het voorafgaande kalenderjaar.
Art.
43f. [Financieel verslag aan CVZ en CTZ]
[Geschiedenis:
Stb. 2001, 23; Stb.
2005, 27; Stb. 2005, 525]
-1. Een ziekenfonds zendt vóór 1 maart
aan het College zorgverzekeringen en aan het
College toezicht een financieel verslag over het voorafgaande
kalenderjaar, dat vergezeld gaat van een verklaring omtrent de
getrouwheid en rechtmatigheid, afgegeven door een accountant als bedoeld
in artikel 393 van Boek
2 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede van een
rapport van de accountant over de ordelijkheid en controleerbaarheid van
het gevoerde financiële beheer.
-2. In het financieel verslag wordt een
onderscheid gemaakt tussen de beheerskosten en de kosten van
verstrekkingen en vergoedingen.
-3. Op aanvraag van een
uitvoeringsorgaan is het College toezicht bevoegd voor in zijn besluit
aan te wijzen baten en lasten te besluiten dat het ontbreken van een
overeenkomst als bedoeld in artikel 44 geen gevolgen heeft voor de
inhoud van de verklaring, bedoeld in het eerste lid.
HOOFDSTUK IV
Overeenkomsten
Art.
44. [Overeenkomsten met zorgaanbieders]
[Geschiedenis:
OvW;
MvT;
Stb. 1995, 684; Stb. 1999, 16;
Stb. 1999, 185; Stb. 2001, 23;
Stb.
2005, 27; Stb. 2005, 347;
Stb. 2005, 525; Stb 2005, 571]
-1. Ziekenfondsen sluiten
schriftelijke overeenkomsten met personen en instellingen die zorg kunnen
verlenen op verstrekking waarvan bij of krachtens artikel 8 aanspraak bestaat.
-2. De duur van een
overeenkomst bedraagt maximaal vijf jaar.
-3. Indien na beëindiging
door het ziekenfonds van een overeenkomst voor een bepaalde vorm van
zorg geen aansluitende overeenkomst voor die vorm van zorg met
dezelfde persoon of instelling tot stand komt, behoudt de verzekerde zolang
die zorg noodzakelijk is jegens het ziekenfonds aanspraak op
ononderbroken voortzetting van die vorm van zorg, te verlenen door
dezelfde persoon of instelling, wanneer die zorg is aangevangen vóór de datum
waarop de overeenkomst met die persoon of instelling voor die
desbetreffende vorm van zorg is beëindigd.
-4. Gedurende de tijdelijke
voortzetting van de zorg, bedoeld in het derde lid, gelden tussen het
ziekenfonds en de persoon of instelling de voorwaarden van de
overeenkomst waaronder de zorg aan de in het derde lid bedoelde
verzekerde is aangevangen.
Art. 44a. Vervallen.
[Geschiedenis:
Stb.
1995, 684; Stb. 1999, 185;
Stb. 2001, 23; Stb.
2005, 27; Stb. 2005, 525]
Art.
45. [Vereisten overeenkomsten]
[Geschiedenis:
OvW;
MvT;
Stb. 1999, 16; Stb. 1999, 185;
Stb. 2005, 27; Stb.
2005, 347; Stb. 2005, 525]
-1. De overeenkomsten
bevatten ten minste bepalingen over:
a. het tijdstip waarop de
overeenkomst aanvangt te werken, de duur van de overeenkomst en
tussentijdse beëindiging van de overeenkomst;
b. de aard, de kwaliteit, de
doelmatigheid en de omvang van de te verlenen zorg;
c. de prijs van de te verlenen zorg;
d. de wijze waarop de
verzekerden van informatie worden voorzien;
e. de controle op de
naleving van de overeenkomst, waaronder begrepen de controle op de
te verlenen dan wel verleende zorg en op de juistheid van de daarvoor in rekening gebrachte bedragen;
f. de administratieve
voorwaarden die partijen bij de uitvoering van de overeenkomst in acht zullen
nemen, waaronder in elk geval de in artikel 9a, tweede lid, genoemde verplichting.
-2. Bij algemene maatregel
van bestuur kunnen nadere regels over de inhoud van de overeenkomsten worden gesteld.
Art.
46. [Nietigheid]
[Geschiedenis:
OvW;
MvT;
Stb. 1999, 185;
Stb. 2001, 23 + bis;
Stb. 2005, 27;
Stb. 2005, 525]
Overeenkomsten die in strijd met het bij of krachtens de artikelen 44 of
45 bepaalde zijn gesloten, zijn nietig.
Art. 46a. Vervallen.
[Geschiedenis:
Stb. 1999, 185; Stb. 2001, 23;
Stb.
2005, 27; Stb. 2005, 525]
Art.
47. [Contracteerplicht]
[Geschiedenis:
OvW;
MvT;
Stb. 1995, 684; Stb. 1999,
185; Stb. 2001, 23; Stb.
2005, 27; Stb. 2005,
525; Stb 2005, 571]
-1. Een ziekenfonds is
verplicht met iedere instelling die binnen het werkgebied van het
ziekenfonds is gelegen of waarvan de bevolking van het werkgebied van het
ziekenfonds naar verwachting regelmatig gebruik zal maken, op haar verzoek
een overeenkomst te sluiten als bedoeld in artikel 44, eerste lid,
tenzij het ziekenfonds daartegen ernstige bezwaren heeft. Het College
zorgverzekeringen kan bij het verlenen van een ontheffing als bedoeld in
artikel 42, vijfde lid, van het bepaalde in het eerste lid van dat
artikel bepalen of en in hoeverre van het gestelde in de eerste volzin kan worden afgeweken.
-2. Bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur kunnen vormen van zorg of categorieën van
instellingen worden aangewezen waarvoor het eerste lid niet geldt.
[Vz]
Art.
48. [Omgekeerde contracteerplicht]
[Geschiedenis:
OvW;
MvT;
Stb. 2005, 27;
Stb. 2005, 525]
-1. Een instelling als
bedoeld in artikel 1, onderdeel f, onder 1º, die met een ziekenfonds een
overeenkomst als bedoeld in artikel 44, eerste lid, heeft gesloten, is gehouden
op daartoe door een ander ziekenfonds gedaan verzoek met dat
ziekenfonds een gelijke overeenkomst te sluiten, tenzij die instelling
daartegen ernstige bezwaren heeft.
-2. Bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur kunnen vormen van zorg of categorieën van
instellingen worden aangewezen waarvoor het eerste lid niet geldt.
Art. 49. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW;
MvT;
Stb. 1999, 185; Stb. 2005, 27;
Stb. 2005, 525]
HOOFDSTUK V
Het verstrekken van inlichtingen voor de uitvoering van deze wet
Art. 50. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1999, 185;
Stb. 2005, 525]
Art. 51. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1995, 695; Stb. 1999, 185;
Stb. 2005, 525]
Art. 52. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1999, 185; Stb. 2005, 525]
Art. 53. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1995, 355; Stb. 1999, 185;
Stb. 2005, 525]
Art. 54. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1999, 185; Stb.
2005, 525; Stb. 2005,
525]
Art. 55. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1999, 185; Stb. 2005, 525]
Art. 56. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1999, 185; Stb. 2005, 525]
Art. 57. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1999, 185; Stb. 2005, 525]
Art. 58. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1997, 510; Stb. 1999, 185;
Stb. 2005, 525]
Art. 59. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1999, 185; Stb. 2005, 525]
Art. 60. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1999, 185; Stb. 2005, 525]
Art. 61. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1997, 510; Stb. 1999, 185;
Stb. 2005, 525]
Art. 62. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1999, 185; Stb. 2005, 525]
Art. 62a. Vervallen.
[Geschiedenis:
Stb. 1999, 185; Stb. 2005, 525]
Art. 63. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1999, 185; Stb. 2005, 525]
Art. 64. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1999, 185; Stb. 2005, 525]
Art. 65. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1999, 185; Stb. 2005, 525]
Art. 66. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1999, 185; Stb. 2005, 525]
Art. 67. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1995, 355; Stb.
1997, 63; Stb. 1999, 185;
Stb. 2005, 525]
Art. 68. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1997, 510; Stb. 1999, 185;
Stb. 2005, 525]
Art. 68a. Vervallen.
[Geschiedenis:
Stb. 1999, 185; Stb. 2005, 525]
Art. 69. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1999, 185; Stb. 2005, 525]
Art. 70. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1999, 185; Stb. 2005, 525]
Art. 71. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1999, 185; Stb. 2005, 525]
Art. 72. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1997, 510; Stb. 1999, 185;
Stb. 2005, 525]
Art. 72a. Vervallen.
[Geschiedenis:
Stb. 1997, 706; Stb. 1999, 185;
Stb. 2005, 525]
Art. 73. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1997, 510; Stb. 1999, 185;
Stb. 2005, 525]
Art. 73a. Vervallen.
[Geschiedenis:
Stb. 1999, 185; Stb. 2005, 525]
Art.
73b. [Algemene inlichtingenverplichting]
[Geschiedenis:
Stb. 1995, 684;
Stb. 1997, 96; Stb. 1999, 185;
Stb. 1999, 239; Stb.
2001, 23; Stb. 2001,
625; Stb. 2005,
525; Stb. 2005, 530]
-1. Een ieder verstrekt op verzoek aan het College zorgverzekeringen, het
College toezicht, Onze Minister van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen, de Sociale
verzekeringsbank, de rijksbelastingdienst, het gemeentebestuur,
ziekenfondsen of aan een daartoe door of vanwege één van deze instanties
aangewezen persoon kosteloos alle gegevens en inlichtingen die
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze wet door de desbetreffende
rechtspersoon ten opzichte van:
a. hemzelf;
b. degenen die in aanmerking kunnen komen voor medeverzekering;
c. degene die ten opzichte van hem bij of krachtens deze wet is
of was aangewezen als werkgever;
d. degene die in zijn dienst dan wel te zijnen behoeve werkt of gewerkt heeft;
e. degene van wie een pensioen of uitkering wordt, zal worden of is verkregen;
f. degene aan wie een pensioen of uitkering wordt, zal worden of is verstrekt;
g. degene van wie inkomen uit of in verband met het verrichten
van arbeid in het bedrijfs- of beroepsleven wordt, zal worden of is ontvangen;
h. degene aan wie inkomen uit of in verband met het verrichten
van arbeid in het bedrijfs- of beroepsleven wordt, zal worden of is verstrekt.
-2. De in het eerste lid bedoelde gegevens en inlichtingen worden op
verzoek verstrekt in schriftelijke vorm, of in een andere vorm die
redelijkerwijs kan worden verlangd, binnen een termijn die schriftelijk
wordt gesteld bij het in het eerste lid bedoelde verzoek.
-3. Een ieder geeft op verzoek van een rechtspersoon als bedoeld in het
eerste lid inzage in alle bescheiden en andere gegevensdragers, stelt
deze op verzoek ter beschikking voor het nemen van afschrift en
verleent de ter zake verlangde medewerking, voor zover dit noodzakelijk
is voor de uitvoering van deze wet door de desbetreffende rechtspersoon.
Art.
73c. [Onderlinge gegevensverstrekking]
[Geschiedenis:
Stb. 1995, 684; Stb. 1999, 185;
Stb. 2001, 23; Stb. 2005, 525]
-1. De in artikel 73b, eerste lid, bedoelde instanties zijn
bevoegd uit eigen beweging en verplicht op verzoek uit de onder hun
verantwoordelijkheid gevoerde administratie aan elkaar of aan een
daartoe door of vanwege één van deze instanties aangewezen persoon de
gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van
deze wet. De verstrekking van de gegevens geschiedt kosteloos, tenzij bij
of krachtens wet anders is bepaald.
-2. Publiekrechtelijke lichamen zijn verplicht hun medewerking te
verlenen bij het verkrijgen van inlichtingen benodigd voor de
uitvoering van deze wet. De verstrekking van de gegevens geschiedt
kosteloos, tenzij bij of krachtens wet anders is bepaald. Onze Minister
en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties kunnen regelen stellen met
betrekking tot de wijze waarop en de vorm waarin de inlichtingen worden verstrekt.
-3. Alle ambtenaren tot afgifte van uittreksels uit registers van
burgerlijke stand bevoegd, zijn verplicht aan een in artikel 73b,
eerste lid, bedoelde instantie de door deze gevraagde uittreksels uit de
registers kosteloos toe te zenden.
-4. Griffiers van colleges, geheel of ten dele met rechtspraak belast,
verstrekken op verzoek, kosteloos, aan het College
zorgverzekeringen, aan het College toezicht en aan de
ziekenfondsen alle gegevens, inlichtingen en uittreksels uit of
afschriften van uitspraken, registers en andere stukken die
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze wet door de desbetreffende rechtspersoon.
Art.
73d. Vervallen. [Geschiedenis:
Stb. 1995, 684;
Stb. 2000, 571; Stb.
2001, 50; Stb. 2005, 525]
Art. 73e. Vervallen.
[Geschiedenis:
Stb. 1995, 684;
Stb. 2001, 50; Stb. 2005, 525]
HOOFDSTUK VI
Bezwaar en beroep
Art.
74. [Verplicht advies CVZ over bezwaar]
[Geschiedenis:
OvW;
MvT;
Stb. 1997, 488; Stb. 1999, 185;
Stb. 2001, 23; Stb.
2005, 27; Stb. 2005, 525]
-1. Een beslissing op bezwaar inzake een aanspraak op een verstrekking
of op een vergoeding ingevolge deze wet wordt niet
genomen dan nadat daaromtrent door het College
zorgverzekeringen op verzoek van het
bestuursorgaan advies is uitgebracht.
-2. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover het bezwaarschrift
betrekking heeft op een ingevolge het bepaalde krachtens deze wet
verschuldigde bijdrage waarvan de
hoogte niet afhankelijk is van een medisch oordeel.
-3. Het eerste lid is niet van toepassing, indien:
a. het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is;
b. aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen; of
c. het College zorgverzekeringen geen advies heeft uitgebracht binnen de in het
vierde lid genoemde termijn of heeft medegedeeld geen advies te zullen uitbrengen.
-4. Het College zorgverzekeringen brengt een advies als bedoeld in het eerste lid uit
binnen tien weken na ontvangst van alle gegevens en bescheiden die voor
de beoordeling van het verzoek noodzakelijk zijn en zendt gelijktijdig
afschrift daarvan aan de belanghebbende.
-5. Indien het College zorgverzekeringen is verzocht advies uit te brengen, wordt de
beslissing op bezwaar in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van
de Algemene wet bestuursrecht genomen binnen eenentwintig weken na
ontvangst van het bezwaarschrift.
Art.
75. [Versnelde behandeling (hoger) beroep bij medisch geschil]
[Geschiedenis:
OvW;
MvT;
Stb. 2005, 525]
Het beroep en het hoger beroep inzake een geschil van uitsluitend
geneeskundige aard worden behandeld met toepassing van afdeling 8.2.3
van de Algemene wet bestuursrecht.
Art.
76. [Schakelbepaling rechtsmiddelen Awr inzake zelfstandige]
[Geschiedenis:
OvW;
MvT;
Stb. 1997, 488; Stb.
1999, 461; Stb. 2004, 672;
Stb. 2005, 525]
Op het bezwaar, beroep, hoger beroep en beroep in cassatie inzake een beschikking als bedoeld in
artikel 3d, tweede lid, is hoofdstuk V
van de Algemene
wet inzake rijksbelastingen van overeenkomstige toepassing.
Art.
77. [Beroep bij ABRvS]
[Geschiedenis:
OvW;
MvT;
Stb. 1996, 80; Stb. 1999, 185;
Stb. 2000, 338; Stb.
2001, 23; Stb. 2001, 386;
Stb. 2005, 27; Stb. 2005, 525]
Een belanghebbende kan tegen ingevolge deze wet genomen besluiten, niet zijnde
besluiten als bedoeld in
artikel 8:2 van de Algemene wet
bestuursrecht, van Onze Minister,
van het College zorgverzekeringen, het
College toezicht en van rechtspersonen als
bedoeld in artikel 1p, tweede lid, beroep instellen bij de
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De eerste volzin
geldt niet ten aanzien van een besluit genomen jegens een persoon die
behoort tot het personeel van de genoemde Colleges.
Art.
78. [Afwijking hoorplicht | Beslistermijn bezwaar]
[Geschiedenis:
OvW;
MvT;
Stb. 1997, 96; Stb.
2001, 625; Stb.
2005, 37; Stb. 2005, 525]
-1. In afwijking van artikel 7:2 van de
Algemene wet bestuursrecht wordt
de belanghebbende in een bezwaarschriftprocedure ten aanzien van een
besluit inzake de verschuldigde premie gehoord op zijn verzoek.
-2. In afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de
Algemene wet bestuursrecht beslist het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen in de in het eerste lid bedoelde
bezwaarschriftprocedure binnen dertien weken na ontvangst van het bezwaarschrift.
Art.
79. [Inroepen beslissing CVZ bij contracteerplichtgeschil]
[Geschiedenis:
OvW;
MvT;
Stb. 1999, 185;
Stb. 2001, 23; Stb.
2005, 27; Stb. 2005, 525]
-1. Bij afwijzing van een verzoek als bedoeld in artikel
47, eerste lid, eerste volzin, kan de beslissing van het College
zorgverzekeringen worden ingeroepen.
-2. Eveneens kan de beslissing van het College zorgverzekeringen worden ingeroepen bij
afwijzing van het verzoek als bedoeld in artikel 48.
-3. Het eerste lid geldt niet
voor zover er voor ziekenfondsen of instellingen op grond van
bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde regels geen
verplichting bestaat tot het sluiten van in artikel 44 bedoelde overeenkomsten.
Art. 80. Nog niet in werking getreden.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb.
2005, 37; Stb. 2005, 525]
Art. 81. Nog niet in werking getreden.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1997, 510; Stb. 1999, 185;
Stb.
2005, 37; Stb. 2005, 525]
Art. 82. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1997, 510;
Stb. 2005, 525]
Art. 83. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1997, 510;
Stb. 2005, 525]
HOOFDSTUK VII
De
invloed van de verzekering op het burgerlijk recht
Art.
83a. [Samenloop aanspraken bij regres]
[Geschiedenis:
Stb. 2005, 525]
Bij de vaststelling van de schadevergoeding waarop de verzekerde naar
burgerlijk recht aanspraak kan maken ter zake van een feit dat
aanleiding geeft tot het verlenen van verstrekkingen of vergoedingen
ingevolge de verzekering, houdt de rechter rekening met de aanspraken
die de verzekerde krachtens deze wet heeft.
Art.
83b. [Regresrecht ziekenfonds]
[Geschiedenis:
Stb. 1999, 239 + bis; Stb.
2001, 23; Stb. 2005, 525]
-1. Behoudens toepassing van het derde lid, eerste volzin, heeft een
ziekenfonds voor de krachtens de verzekering gemaakte kosten verhaal op
degene die in verband met het veroorzaken van het in artikel 83a
bedoelde feit jegens de verzekerde naar burgerlijk recht tot
schadevergoeding is verplicht, doch ten hoogste tot het bedrag waarvoor
deze bij het ontbreken van de aanspraken krachtens de verzekering naar
burgerlijk recht aansprakelijk zou zijn, verminderd met een bedrag
gelijk aan dat van de schadevergoeding tot betaling waarvan de
aansprakelijke persoon jegens de verzekerde naar burgerlijk recht is gehouden.
-2. Voor zover de geldswaarde van de in het eerste lid bedoelde
verleende verstrekkingen niet kan worden vastgesteld, wordt deze bepaald
op een geschat bedrag. Onze Minister
kan hieromtrent nadere regels stellen.
-3. Het College
zorgverzekeringen kan met verzekeraars een overeenkomst sluiten inhoudende
een door die verzekeraars aan het College zorgverzekeringen te betalen afkoopsom voor de
voor de komende periode te verwachten schadelast tengevolge van de
schadeplichtigheid van diens verzekerden ingevolge het eerste lid. De
overeenkomst heeft geen betrekking op de schadelast van een ziekenfonds
dat vóór de aanvang van de onderhandelingen over de bedoelde
overeenkomst aan het College zorgverzekeringen te kennen heeft gegeven van zijn
bevoegdheid in het eerste lid gebruik te maken. Het College zorgverzekeringen stelt vóór
aanvang van de periode waarvoor een afkoopsom is overeengekomen,
ziekenfondsen op de hoogte van de totstandkoming van bedoelde overeenkomst.
Art.
83c. [Regresrecht binnen arbeidsverhouding]
[Geschiedenis:
Stb. 2005, 525; Stb. 2005, 708]
-1. Het bepaalde in het vorige artikel geldt ten aanzien van de naar
burgerlijk recht tot schadevergoeding verplichte werkgever van de
verzekerde, onderscheidenlijk ten aanzien van de naar burgerlijk recht
tot schadevergoeding verplichte verzekerde die in dienstbetrekking
staat tot dezelfde werkgever als de verzekerde jegens wie naar
burgerlijk recht verplichting tot schadevergoeding bestaat, slechts
indien het in artikel 83a bedoelde feit is te wijten aan opzet of
bewuste roekeloosheid van die werkgever onderscheidenlijk verzekerde.
-2. Voor de toepassing van het vorige lid wordt mede als werkgever
beschouwd degene die krachtens het bepaalde bij het eerste lid van
artikel 16a der Coördinatiewet Sociale Verzekering mede als
werkgever wordt beschouwd, ongeacht de bij het tweede lid van dat
artikel bedoelde uitzonderingen.
Art.
83d. [Terugvordering onverschuldigde betalingen; executoriale titel]
[Geschiedenis:
Stb. 1999, 239; Stb.
2005, 27; Stb. 2005, 347;
Stb. 2005, 525]
-1. Een ziekenfonds kan van hem die, zonder daartoe gerechtigd te zijn,
opzettelijk aanspraken als verzekerde bij hem doet gelden
onderscheidenlijk deed gelden, alsmede van hem die daaraan opzettelijk
zijn medewerking verleent onderscheidenlijk heeft verleend, geheel of
gedeeltelijk het bedrag vorderen van de verstrekkingen of van de vergoedingen die hem te veel
of ten onrechte zijn verleend. Voor zover de geldswaarde van de in de
eerste volzin bedoelde verstrekkingen niet vaststaat, kan deze worden
vastgesteld op een geschat bedrag.
-2. Het besluit tot
terugvordering levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede
Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
-3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld betreffende de in het eerste lid bedoelde terugvordering.
HOOFDSTUK VIII
Strafbepalingen
Art.
84. [Strafbepaling overtreding AMvB]
[Geschiedenis:
OvW;
MvT;
Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525]
Overtreding van het bepaalde bij of krachtens een algemene maatregel van
bestuur, strekkende tot uitvoering van deze wet, wordt gestraft met
hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede
categorie indien en voor zover deze overtreding bij die algemene
maatregel van bestuur als strafbaar
feit is aangeduid. [Iz]
Art. 85. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 2000, 40;
Stb. 2005, 525]
Art.
86. [Strafbepaling overtreding artikel 34 of 36]
[Geschiedenis:
OvW;
MvT;
Stb. 1999, 185;
Stb. 2005, 525]
Hij die werkzaamheden verricht welke ingevolge deze wet uitsluitend aan
ingevolge artikel 34 toegelaten ziekenfondsen zijn toegestaan, of die
zodanige werkzaamheden blijft verrichten nadat zijn toelating
overeenkomstig het bepaalde in artikel 36 is ingetrokken, of die
voorwaarden overtreedt waaronder toelating is verleend, wordt gestraft
met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
Art.
87. [Strafbepaling schending inzageverplichting]
[Geschiedenis:
OvW;
MvT;
Stb. 1999, 185;
Stb. 2000, 40; Stb.
2001, 23; Stb. 2004, 50;
Stb. 2005, 525]
Hij die niet voldoet aan een hem bij artikel 1x11, tweede en
derde lid, artikel 1x13, tweede lid, en artikel 1x14,
tweede lid, opgelegde verplichting wordt
gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
Art.
88. [Strafbepaling overtreding inschrijfverbod]
[Geschiedenis:
OvW;
MvT;
Stb.
1995, 684 + bis; Stb. 2005, 525]
Overtreding van artikel 43a wordt gestraft met hechtenis van ten
hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.
Art.
89. [Strafbepaling overtreding artikel 73b of
73c] [Geschiedenis:
OvW;
MvT;
Stb.
1995, 684 + bis; Stb.
2001, 23; Stb. 2001, 50;
Stb. 2002, 241; Stb. 2005, 525]
Hij die niet voldoet aan een hem bij de
artikelen 73b, derde lid, en 73c opgelegde verplichting of ter zake onjuiste
inlichtingen verstrekt, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.
Art. 89a. Vervallen.
[Geschiedenis:
Stb.
1995, 684; Stb. 2004, 32;
Stb. 2005, 525]
Art. 89b. Vervallen.
[Geschiedenis:
Stb.
1995, 684; Stb. 2004, 32;
Stb. 2005, 27 + bis;
Stb. 2005, 525]
Art. 90. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 2005, 525]
Art.
91. [Opsporingsambtenaren]
[Geschiedenis:
OvW;
MvT;
Stb. 2000, 40;
Stb. 2005, 525]
-1. Met de opsporing van feiten die zijn strafbaar gesteld bij of
krachtens deze wet, alsmede, voor zover het feit voor de toepassing van
deze wet van belang is, van de feiten omschreven in de artikelen 225 tot
en met 227b, 447c en 447d van het Wetboek
van Strafrecht zijn, onverminderd artikel 141 van het Wetboek
van Strafvordering, belast de ambtenaren, aangewezen bij besluit van Onze Minister
en Onze Minister van Justitie.
Deze ambtenaren zijn tevens belast met de opsporing van feiten,
strafbaar gesteld in de artikelen 179 tot en met 182 en 184 van het Wetboek
van Strafrecht, voor zover deze feiten betrekking hebben op een
bevel, vordering of handeling, gedaan of ondernomen door henzelf.
-2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt
mededeling gedaan door de plaatsing in de Staatscourant.
Art. 92.
[Overtredingen]
[Geschiedenis:
OvW;
MvT;
Stb. 2000, 40; Stb. 2005, 525]
De bij of krachtens deze wet strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als overtredingen.
Art. 92a. Vervallen.
[Geschiedenis:
Stb. 1995, 250; Stb. 2005, 525]
HOOFDSTUK IX
Overgangs- en slotbepalingen
Art.
93. [Nadere regelgeving]
[Geschiedenis:
OvW;
MvT;
Stb. 2005, 525]
Voor zover deze wet niet anders bepaalt, wordt hetgeen tot haar
uitvoering nodig is bij of krachtens algemene maatregel van bestuur geregeld.
[Vz]
Art.
93a. [Voordracht AMvB]
[Geschiedenis:
Stb. 1997, 780; Stb. 1999, 185;
Stb. 2001, 23; Stb.
2001, 386; Stb. 2002, 241;
Stb. 2002, 583; Stb.
2004, 32 + bis; Stb. 2005, 525]
-1. De voordracht tot het vaststellen van een algemene maatregel van
bestuur als bedoeld in de artikelen 3a, 8, 15, eerste en zesde lid,
17, eerste lid, en 18 wordt gedaan door Onze Minister
in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
-2. Indien een algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel
8, geen zodanige invloed heeft op de geldelijke omvang van de
verstrekkingen dat zulks verhoging of verlaging van de in artikel 15
bedoelde premie tot gevolg heeft, zal, in afwijking van het eerste lid,
een voordracht tot het vaststellen daarvan worden gedaan door Onze Minister.
-3. De bevoegdheden van Onze Minister als bedoeld in artikel 4,
twaalfde lid, onderdeel c, en veertiende lid, worden door hem
uitgeoefend in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Art.
94. [Nadere regelgeving taakverwaarlozing CVZ of CTZ]
[Geschiedenis: OvW;
MvT; Stb.
1995, 684; Stb. 1999, 185;
Stb. 2001, 23; Stb. 2005, 525]
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, zo nodig in afwijking van
deze wet, tijdelijke voorzieningen worden getroffen voor het geval het College
zorgverzekeringen of het College toezicht zijn uit de wet voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren nakomt.
Art.
95. [Evaluatie functioneren CVZ]
[Geschiedenis: OvW;
MvT; Stb.
1995, 684; Stb. 1999, 185;
Stb. 2001, 23; Stb. 2005, 525]
Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van dit
artikel en vervolgens telkens na vier jaar aan de beide kamers der
Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en doelmatigheid
van het functioneren van het College zorgverzekeringen.
Art.
96. [Evaluatie functioneren CTZ]
[Geschiedenis:
OvW;
MvT;
Stb.
1995, 684; Stb. 2001, 23;
Stb. 2005, 525]
Onze Minister zendt binnen
vijf jaar na de inwerkingtreding van dit artikel en vervolgens telkens
na vier jaar aan de beide kamers der Staten-Generaal een verslag over de
doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van het College toezicht.
Art.
97. Vervallen. [Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1995, 684;
Stb. 2005, 525]
Art. 98. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1995, 684; Stb. 2005, 525]
Art. 99. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1995, 684; Stb. 2005, 525]
Art. 100. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1995, 684; Stb. 2005, 525]
Art. 101. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1995, 684; Stb. 2005, 525]
Art. 102. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1995, 684; Stb. 2005, 525]
Art. 103. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1995, 684; Stb. 2005, 525]
Art. 104. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1995, 684; Stb. 2005, 525]
Art. 105. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1995, 684; Stb. 2005, 525]
Art. 106. Vervallen.
[Geschiedenis:
OvW; MvT;
Stb. 1995, 684; Stb. 2005, 525]
Art. 106a. Vervallen.
[Geschiedenis:
Stb. 1997, 706; Stb. 2005, 525]
Art. 107. [Citeertitel]
[Geschiedenis: OvW;
MvT; Stb. 1999,
185; Stb. 2005, 525]
Deze wet wordt aangehaald als: Ziekenfondswet.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren
wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven ten Paleize Soestdijk, 15 oktober 1964
JULIANA
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,
G.M.J. Veldkamp
Uitgegeven de dertigste oktober 1964
De Minister van Justitie,
Y. Scholten
MEMORIE VAN TOELICHTING
|
|