rblz.|1|
Kamerstukken
II 1985-1986, 19 260
Het
treffen van een inkomensvoorziening voor oudere werkloze werknemers van
wie het recht op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet
is geëindigd (Wet inkomensvoorziening
oudere werkloze werknemers) ¹
1. Tijdens de parlementaire
behandeling is de citeertitel van deze wet
vervangen door: Wet
inkomensvoorziening oudere en
gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze
werknemers (Ioaw), red.
Nr.r3 |
MEMORIE
VAN TOELICHTING |
Inhoudsopgave
xAlgemeen |
1 |
Inleiding |
2 |
De positie van ouderen in de nieuwe
Werkloosheidswet |
3 |
De advisering over de duur van de
werkloosheidsverzekering in relatie tot
de bijstand |
4 |
Een specifieke inkomensvoorziening voor
oudere werkloze werknemers (Iow) |
5 |
Kring der rechthebbenden |
6 |
De uitkering |
6.1 |
Het karakter van de uitkering |
6.2 |
Het recht op uitkering |
6.3 |
Het niveau van de uitkering |
6.4 |
De inkomenstoets |
7 |
Voorwaarden en sancties |
7.1 |
Beschikbaarheid
voor de arbeid |
7.2 |
Ontheffingsmogelijkheden |
7.3 |
Sancties |
8 |
De uitvoering van de regeling |
9 |
De financiering |
10 |
Noodzaak van regelgeving |
xArtikelsgewijs |
xxx |
Artikelen
1 t/m 53 |
Algemeen
1.
Inleiding
De
categorie oudere langdurig werklozen
vraagt om extra aandacht, meer in het
bijzonder voor wat betreft de duur van
de werkloosheidsuitkering. Het gaat hier
immers om personen met een veelal lang
arbeidsverleden, die vaak juist door hun
leeftijd bijzondere belemmeringen
ontmoeten bij de herinschakeling in de
arbeid. Er is, zeker in de huidige
arbeidsmarktsituatie, een gerede kans
dat deze belemmeringen ertoe leiden dat
de werkloosheid tot aan de
pensioengerechtigde leeftijd voortduurt.
Met name moet dit worden gevreesd voor
die oudere werkloze werknemers die
reeds gedurende de maximale voor hun
leeftijdscategorie geldende periode een
beroep hebben moeten doen op een
uitkering op grond van de nieuwe
Werkloosheidswet.
In
de huidige situatie kunnen degenen die
de uitkeringsperiode van de
Werkloosheidswet en vervolgens de Wet
Werkloosheidsvoorziening [WWV, red.] hebben
doorlopen - tezamen tweeënhalf jaar - bij
voortdurende werkloosheid een beroep op
bijstandverlening doen
(Rijksgroepsregeling werkloze werknemers
[Rww, red.]). Een uitzondering is
gemaakt voor degenen die op de dag
waarop de WWV-uitkering eindigt de
leeftijd van 60 jaar reeds hebben
bereikt. Deze ouderen kunnen recht doen
gelden op een voortgezette WWV-uitkering
tot aan hun 65ste jaar.
Dit
houdt in dat degenen die bij de aanvang
van de werkloosheid 57,5 jaar of ouder
waren, bij voortduren van de
werkloosheid geen beroep behoeven te
doen op bijstand.
Om
dezelfde reden is voor degenen die aan
het eind van de WWV-periode 50 jaar of
ouder zijn, per 1 januari 1985 een
interim-regeling getroffen die voorziet
in tijdelijke voortzetting van een
(minimum-)WWV-uitkering. Dit in
afwachting van de realisering van de nieuwe
Werkloosheidswet, waarin zij ook
een langere uitkeringsperiode zullen
hebben dan tweeënhalf jaar.
2.
De positie van ouderen in de nieuwe
Werkloosheidswet
De nieuwe
Werkloosheidswet houdt een
systeem in van uit premies
gefinancierde, individuele uitkeringen
met een aan de leeftijd gekoppelde en
ook van het arbeidsverleden afhankelijke
duur. Indien aan de toelatingseis voor
het recht op uitkering wordt voldaan,
kan in eerste aanleg aanspraak op een
uitkering gedurende ten hoogste een halfjaar worden gemaakt.
rblz.|2|
Vervolgens
kan de werkloze werknemer die in de
periode van vijf jaar direct voorafgaande
aan het ontstaan van de werkloosheid ten
minste drie jaar in dienstbetrekking is geweest, recht doen gelden op een
eveneens aan het loon gerelateerde
uitkering waarvan de duur afhankelijk is
van de leeftijd. Ten slotte is er dan
een aanspraak op een vervolguitkering
van één jaar op het niveau van het
minimum voor een alleenstaande. Voor
zover deze uitkeringen lager zijn dan
het toepasselijke sociaalminimumniveau,
bestaat onder daarvoor gestelde
voorwaarden aanspraak op een toeslag op
grond van de Toeslagenwet.
De
totale duur van de aan het loon
gerelateerde uitkering is voor oudere
werkloze werknemers gesteld op:
Leeftijd
bij ontstaan werkloosheid |
Maximale
uitkeringsduur |
50
t/m 54 jaar |
3,5 jaar |
55
t/m 59 jaar |
xr4 jaar |
60
t/m 64 jaar |
xr5 jaar |
Deze
periode wordt gevolgd door een
vervolguitkering van één jaar. Zonder
verdere maatregelen ontstaat vervolgens
het navolgende beeld. Bij het doorlopen
van de volledige uitkeringsduur kan bij
voortgezette werkloosheid de werknemer
die bij de aanvang van de werkloosheid
50 jaar was gedurende ten hoogste 10,5 jaar op
bijstandverlening zijn
aangewezen. Degene die bij het ontstaan
van de werkloosheid 59 jaar was, kan nog
één jaar op de verlening van bijstand
zijn aangewezen. De werkloze werknemer
die
|
Klik hier om de volledige, bijgewerkte pagina te verkrijgen.
|
|
|