Nadere
regelgeving:
- Besluit beroepsvereisten advocatuur
- Samenwerkingsverordening 1993
- Stageverordening
2012
- Verordening
op de administratie en de financiėle integriteit
WET van 23 juni 1952, houdende instelling
van de Nederlandse orde van advocaten alsmede regelen betreffende orde
en discipline voor de advocaten en procureurs
WIJ JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses
van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de
Nederlandse orde van advocaten in te stellen, alsmede de regelen
betreffende de orde en discipline voor de advocaten en procureurs te
herzien;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:
§ 1. Van de inschrijving en de beėdiging van de advocaten; van het
tableau
Artikel 1
1.De advocaten worden ingeschreven op het tableau van de Nederlandse
orde van advocaten.
2.De inschrijving als advocaat geschiedt voorwaardelijk of
onvoorwaardelijk.
3.Voorwaardelijke inschrijving vindt plaats indien de verzoeker geen
bewijs kan overleggen dat hij met gunstig gevolg het in artikel 9c
bedoelde examen heeft afgelegd of niet in het bezit is van een ten
aanzien van het beroep van advocaat afgegeven EG-verklaring als bedoeld
in de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties. In alle overige
gevallen alsmede in het geval, bedoeld in het eerste lid van artikel 2a,
geschiedt de inschrijving onvoorwaardelijk. Wordt het bewijs of de
verklaring nadien alsnog overgelegd dan wordt van rechtswege aan de
inschrijving het voorwaardelijk karakter ontnomen.
Artikel 2
1. Ieder is bevoegd aan de voorzitter van de rechtbank van het
arrondissement waarin de verzoeker kantoor wenst te houden
schriftelijk inschrijving als advocaat te verzoeken:
a. aan wie op grond van het met goed gevolg afleggen van een
afsluitend examen van een opleiding in het wetenschappelijk
onderwijs op het gebied van het recht door een universiteit dan
wel de Open Universiteit als bedoeld in de Wet op het hoger
onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, de graad Bachelor op het
gebied van het recht en tevens de graad Master op het gebied van
het recht is verleend;
b. die op grond van het met goed gevolg afleggen van het
afsluitend examen van een opleiding op het gebied van het recht
aan een universiteit dan wel de Open Universiteit als bedoeld in
de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, het
doctoraat in de rechtsgeleerdheid of het recht om de titel meester
te voeren heeft verkregen.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorts nadere regels
worden gesteld met betrekking tot de beroepsvereisten. Eveneens is
bevoegd inschrijving te verzoeken degene die in het bezit is van een
ten aanzien van het beroep van advocaat afgegeven EG-verklaring als
bedoeld in de Algemene wet erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma's dan
wel in de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen. Bij algemene
maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit,
de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het
hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan
gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de
toepasselijkheid van onderdeel a, gelijk worden gesteld aan de in dat
onderdeel bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.
2. Gelijktijdig met de indiening van het verzoek als bedoeld in het
eerste lid legt de verzoeker over een verklaring omtrent het gedrag,
afgegeven volgens de Wet justitiėle en strafvorderlijke gegevens.
Indien de verzoeker eerder als advocaat ingeschreven is geweest, legt
hij tevens over een document dat is afgegeven door de raad van
toezicht van het arrondissement waarin hij het laatst kantoor heeft
gehouden, waaruit blijkt of hij al dan niet tuchtrechtelijk is
veroordeeld dan wel of hij in staat van faillissement heeft verkeerd
of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen
van toepassing is geweest. Het in de vorige zin bedoelde document
wordt eveneens door de ingeschreven advocaat die in een ander
arrondissement kantoor wenst te houden overgelegd aan de raad van
toezicht aldaar.
3. De advocaat geeft van iedere kantoorverplaatsing kennis aan de
secretaris van de algemene raad met het oog op de verwerking op het
tableau. Vanaf de verwerking van de kennisgeving van een
kantoorverplaatsing naar een ander arrondissement wordt de advocaat
geacht in dit andere arrondissement kantoor te houden.
4. De griffier zendt onverwijld afschrift van het verzoek en de
daarbij overgelegde verklaringen of documenten aan de raad van
toezicht, bedoeld in artikel 22, eerste lid, van deze wet.
5. Indien de raad van toezicht zich, overeenkomstig artikel 4,
eerste lid, tegen inwilliging van een verzoek om inschrijving met
vrucht heeft verzet, wordt een nieuw verzoek, binnen een jaar na het
eerstbedoelde ingediend, buiten behandeling gelaten, tenzij, naar het
oordeel van de voorzitter van de rechtbank van het arrondissement
waarin de verzoeker kantoor wenst te houden, wijziging in de
omstandigheden of het feit dat het verzoek bij een andere rechtbank is
ingediend behandeling van het verzoek rechtvaardigt; in het laatste
geval handelt de griffier, zoals in het vorige lid is bepaald.
6. Met toepassing van artikel 28, eerste lid, laatste zinsnede, van
de Dienstenwet is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht
niet van toepassing op een verzoek tot inschrijving als bedoeld in het
eerste lid.
Artikel 2a
1.In afwijking van het eerste lid van artikel 2 is degene die in
een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die
partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische
Ruimte of in Zwitserland, hierna te noemen staat van herkomst,
gerechtigd is zijn beroepswerkzaamheid uit te oefenen onder de
benaming advocaat of een daarmee overeenkomstige benaming in de taal
of in de talen van de staat van herkomst, bevoegd te verzoeken te
worden ingeschreven als advocaat, indien hij een document overlegt
waaruit blijkt dat hij gedurende ten minste drie jaar daadwerkelijk en
regelmatig in Nederland in het Nederlandse recht, met inbegrip van het
gemeenschapsrecht als advocaat werkzaam is geweest. Onder
daadwerkelijk en regelmatig werkzaam wordt verstaan de daadwerkelijke
uitoefening van de werkzaamheid zonder andere dan de in het dagelijks
leven normale onderbrekingen.
2.De advocaat dient een aanvraag om afgifte van een document als
bedoeld in het eerste lid in bij de raad van toezicht in het
arrondissement waarin de advocaat kantoor kan houden.
3.De aanvraag omvat ten minste inlichtingen of bescheiden
betreffende het aantal en de aard van de door de aanvrager behandelde
dossiers.
4.De raad van toezicht kan verifiėren of de uitgeoefende
werkzaamheden als regelmatig en daadwerkelijk kunnen worden aangemerkt
en kan zo nodig de advocaat verzoeken mondeling of schriftelijk
aanvullende verduidelijkingen of preciseringen te verstrekken met
betrekking tot inlichtingen en bescheiden, als bedoeld in het derde
lid.
5.In plaats van de verklaring omtrent het gedrag of de andere in
het tweede lid van artikel 2 genoemde documenten kan de advocaat,
bedoeld in het eerste lid, een met deze verklaring of die documenten
overeenkomende documenten, afgegeven door het daartoe bevoegde gezag
in de staat van herkomst overleggen. Artikel 7 van de Algemene wet
erkenning EG-hoger-onderwijsdiploma's is van overeenkomstige
toepassing.
Artikel 2b
1.Indien de advocaat gedurende ten minste drie jaar daadwerkelijk
en regelmatig in Nederland als advocaat werkzaam is geweest, doch
gedurende kortere tijd in het Nederlandse recht, kan de raad van
toezicht het document, bedoeld in het eerste lid van artikel 2a,
afgeven als de advocaat voldoende bekwaam is om de werkzaamheden in
het Nederlandse recht, met inbegrip van het gemeenschapsrecht voort te
zetten. Hierbij houdt de raad van toezicht rekening met:
a. de periode gedurende welke de betrokken advocaat
daadwerkelijk en regelmatig werkzaamheden heeft verricht in
Nederland,
b. de kennis en beroepservaring op het gebied van het
Nederlandse recht,
c. de deelname aan cursussen of seminars met betrekking tot het
Nederlandse recht en
d. de kennis en beroepservaring van alsmede de deelname aan
cursussen of seminars over de Nederlandse beroeps- en
gedragsregels.
2.De beoordeling van de daadwerkelijke en regelmatige werkzaamheden
in Nederland alsmede de beoordeling van de bekwaamheid van de advocaat
om de in Nederland uitgeoefende werkzaamheden voort te zetten, vinden
plaats in het kader van een onderhoud dat ten doel heeft de
daadwerkelijke en regelmatige aard van de uitgeoefende werkzaamheid te
verifiėren.
Artikel 2c
1.De advocaat die overeenkomstig artikel 2a is ingeschreven, is
bevoegd om naast het voeren van de titel advocaat zijn oorspronkelijke
beroepstitel in de officiėle taal of in een van de officiėle talen
van de staat van herkomst te voeren.
2.Indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst of de
tuchtrechter aldaar de uitoefening van het beroep advocaat tijdelijk
of blijvend heeft ontzegd is de betrokken advocaat van rechtswege niet
meer bevoegd om in Nederland zijn beroep onder zijn oorspronkelijke
beroepstitel uit te oefenen.
Artikel 3
1. De advocaten worden door de rechtbank van het arrondissement
waarin zij kantoor wensen te houden en aan wier voorzitter zij een
verzoek tot inschrijving hebben gedaan op requisitoir van het openbaar
ministerie beėdigd. Van de beėdiging wordt door de griffier van de
rechtbank kennisgegeven aan de secretaris van de algemene raad met het
oog op de verwerking hiervan op het tableau.
2. Zij leggen de navolgende eed of belofte af:
"Ik zweer (beloof) getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid
aan de Grondwet, eerbied voor de rechterlijke autoriteiten, en dat ik
geen zaak zal aanraden of verdedigen, die ik in gemoede niet gelove
rechtvaardig te zijn."
3. Wanneer de eed of belofte, bedoeld in het tweede lid, in de
Friese taal wordt afgelegd, luidt de tekst van de eed of belofte als
volgt:
«Ik swar (ūnthjit) trou oan de Kening, it neilibjen fan e
Grūnwet, earbied foar de rjochterlike autoriteiten, en dat ik gjin
saak oanrikkemandearje of ferdigenje sil, dźrt ik ynderlik fan
oertsjūge bin dat dy net rjochtfeardich is.»
Artikel 4
1.De verzoeker wordt niet toegelaten tot de beėdiging, indien de
raad van toezicht binnen zes weken na de indiening van
|
Klik hier om de volledige, bijgewerkte pagina te verkrijgen.
|
|
|