Nadere
regelgeving:
- Besluit boedelregister
Burgerlijk Wetboek Boek 4, Erfrecht
Boek 4. Erfrecht
Titel 1. Algemene bepalingen
Artikel 1
1.Erfopvolging heeft plaats bij versterf of
krachtens uiterste wilsbeschikking.
2.Van de erfopvolging bij versterf kan worden
afgeweken bij een uiterste wilsbeschikking die een erfstelling of een
onterving inhoudt.
Artikel 2
1.Wanneer de volgorde waarin twee of meer
personen zijn overleden niet kan worden bepaald, worden die personen
geacht gelijktijdig te zijn overleden en valt aan de ene persoon geen
voordeel uit de nalatenschap van de andere ten deel.
2.Indien een belanghebbende ten gevolge van
omstandigheden die hem niet kunnen worden toegerekend, moeilijkheden
ondervindt bij het bewijs van de volgorde van overlijden, kan de
rechter hem een of meermalen uitstel verlenen, zulks voor zover
redelijkerwijs mag worden aangenomen dat het bewijs binnen de termijn
van het uitstel kan worden geleverd.
Artikel 3
1.Van rechtswege zijn onwaardig om uit een
nalatenschap voordeel te trekken:
a. hij die onherroepelijk veroordeeld is ter
zake dat hij de overledene heeft omgebracht, heeft getracht hem om
te brengen, dat feit heeft voorbereid of daaraan heeft
deelgenomen;
b. hij die onherroepelijk veroordeeld is
wegens een opzettelijk tegen de erflater gepleegd misdrijf waarop
naar de Nederlandse wettelijke omschrijving een vrijheidsstraf is
gesteld met een maximum van ten minste vier jaren, dan wel wegens
poging tot, voorbereiding van, of deelneming aan een dergelijk
misdrijf;
c. hij van wie bij onherroepelijke
rechterlijke uitspraak is vastgesteld dat hij tegen de erflater
lasterlijk een beschuldiging van een misdrijf heeft ingebracht,
waarop naar de Nederlandse wettelijke omschrijving een
vrijheidsstraf met een maximum van ten minste vier jaren is
gesteld;
d. hij die de overledene door een
feitelijkheid of door bedreiging met een feitelijkheid heeft
gedwongen of belet een uiterste wilsbeschikking te maken;
e. hij die de uiterste wil van de overledene
heeft verduisterd, vernietigd of vervalst.
2.Rechten door derden te goeder trouw verkregen
voordat de onwaardigheid is vastgesteld worden geëerbiedigd. In geval
echter de goederen om niet zijn verkregen, kan de rechter aan de
rechthebbenden, en ten laste van hem die daardoor voordeel heeft
genoten, een naar billijkheid te bepalen vergoeding toekennen.
3.Een onwaardigheid vervalt, wanneer de erflater
aan de onwaardige op ondubbelzinnige wijze zijn gedraging heeft
vergeven.
Artikel 4
1.Een voor het openvallen van een nalatenschap
verrichte rechtshandeling is nietig, voor zover zij de strekking heeft
een persoon te belemmeren in zijn vrijheid om bevoegdheden uit te
oefenen, welke hem krachtens dit Boek met betrekking tot die
nalatenschap toekomen.
2.Overeenkomsten strekkende tot beschikking over
nog niet opengevallen nalatenschappen in hun geheel of over een
evenredig deel daarvan, zijn nietig.
Artikel 5
1.Op verzoek van de schuldenaar kan de rechtbank
wegens gewichtige redenen bepalen dat een geldsom die krachtens dit
Boek of, in verband met de verdeling van de nalatenschap, krachtens
titel 7 van Boek 3 is verschuldigd, al dan niet vermeerderd met een in
de beschikking te bepalen rente, eerst na verloop van zekere tijd,
hetzij ineens, hetzij in termijnen behoeft te worden voldaan. Hierbij
let de rechtbank op de belangen van beide partijen; aan een
inwilliging kan de voorwaarde worden verbonden dat binnen een bepaalde
tijd een door de rechtbank goedgekeurde zakelijke of persoonlijke
zekerheid voor de voldoening van hoofdsom en rente wordt gesteld.
2.Een in het vorige lid bedoelde beschikking kan
op verzoek van een der partijen, gegrond op ten tijde van die
beschikking niet voorziene omstandigheden, door de in het vorige lid
genoemde rechtbank worden gewijzigd.
Artikel 6
In dit Boek wordt onder de waarde van de goederen
der nalatenschap verstaan de waarde van die goederen op het tijdstip
onmiddellijk na het overlijden van de erflater, waarbij geen rekening
wordt gehouden met het vruchtgebruik dat daarop krachtens afdeling 1 of
2 van titel 3 kan komen te rusten.
Artikel 7
1.Schulden van de nalatenschap zijn:
a. de schulden van de erflater die niet met
zijn dood tenietgaan, voor zover niet begrepen in onderdeel i;
b. de kosten van lijkbezorging, voor zover
zij in overeenstemming zijn met de omstandigheden van de
overledene;
c. de kosten van vereffening van de
nalatenschap, met inbegrip van het loon van de vereffenaar;
d. de kosten van executele, met inbegrip van
het loon van de executeur;
e. de schulden uit belastingen die ter zake
van het openvallen der nalatenschap worden geheven, voor zover zij
op de erfgenamen komen te rusten;
f. de schulden die ontstaan door toepassing
van afdeling 2 van titel 3;
g. de schulden ter zake van legitieme
porties waarop krachtens artikel 80 aanspraak wordt gemaakt;
h. de schulden uit legaten welke op een of
meer erfgenamen rusten;
i. de schulden uit giften en andere
handelingen die ingevolge artikel 126 worden aangemerkt als
legaten.
2.Bij de voldoening van de schulden ten laste
van de nalatenschap worden achtereenvolgens met voorrang voldaan:
1°. de schulden, bedoeld in lid 1 onder a
tot en met e;
2°. de schulden, bedoeld in lid 1 onder f;
3°. de schulden, bedoeld in lid 1 onder g.
Ontbreken schulden als bedoeld in lid 1 onder f,
dan worden eerst de schulden, bedoeld in lid 1 onder a tot en met c,
en vervolgens de schulden, bedoeld in lid 1 onder d, e en g, met
voorrang voldaan.
3.In de nalatenschap van de langstlevende ouder,
bedoeld in artikel 20, en de stiefouder, bedoeld in artikel 22, wordt
een verplichting tot overdracht van goederen als bedoeld in die
artikelen met een schuld als bedoeld in lid 1 onder a gelijkgesteld.
Artikel 8
1.In dit Boek worden met echtgenoten
gelijkgesteld geregistreerde partners.
2.Voor de toepassing van lid 1 is mede begrepen
onder:
a. huwelijk: geregistreerd partnerschap;
b. gehuwd: als partner geregistreerd;
c. huwelijksgemeenschap: gemeenschap van een
geregistreerd partnerschap;
d. trouwbeloften: beloften tot het aangaan
van een geregistreerd partnerschap;
e. echtscheiding: beëindiging van een
geregistreerd partnerschap op de wijze als bedoeld in artikel 80c
onder c of d van Boek 1.
3.Onder stiefkind van de erflater wordt in dit
Boek verstaan een kind van de echtgenoot of geregistreerde partner van
de erflater, van welk kind de erflater niet zelf ouder is. Zodanig
kind blijft stiefkind, indien het huwelijk of het geregistreerd
partnerschap is geëindigd.
Titel 2. Erfopvolging bij versterf
Artikel 9
Ten einde als erfgenaam bij versterf te kunnen
optreden, moet men bestaan op het ogenblik dat de nalatenschap openvalt.
Artikel 10
1.De wet roept tot een nalatenschap als
erfgenamen uit eigen hoofde achtereenvolgens:
|
Klik hier om de volledige, bijgewerkte pagina te verkrijgen.
|
|
|