WET van 19 april 1947, betreffende het
nemen van maatregelen tot het tegengaan van bedrog in den handel in
middelen ter bestrijding van verwekkers van plantenziekten
WIJ WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses
van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, saluut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is,
maatregelen te nemen tot het tegengaan van bedrog in den handel in
middelen ter bestrijding van verwekkers van plantenziekten, van uit
landbouwoogpunt schadelijke dieren en van onkruiden en daarbij tevens
nieuwe, gelijksoortige regelen te stellen ter bestrijding van bedrog in
den handel in meststoffen;
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1
Deze Wet verstaat onder:
"Onzen Minister": Onzen Minister, belast met de zaken van
den landbouw.
"Meststof": een stof, bestemd om aan den bodem of aan den
grond te worden toegevoegd ter instandhouding of vermeerdering van hun
productievermogen.
"Verkoopen": ten verkoop in voorraad hebben, te koop
aanbieden, te koop doen aanbieden, verkopen, doen verkopen, afleveren en
doen afleveren, alsmede leveren als onderdeel van een dienstverrichting.
"Vervoeren": vervoeren en doen vervoeren.
Artikel 2
Bij Algemeenen Maatregel van Bestuur kan het vervoeren en verkoopen
van meststoffen worden verboden.
Artikel 3
1. Bij Algemeenen Maatregel van Bestuur kan worden bepaald, dat
van een krachtens artikel 2 uitgevaardigd verbod ontheffing kan worden
verleend en door wien de ontheffing wordt verleend.
2. Een zoodanige ontheffing wordt als regel eerst verleend, nadat
een onderzoek heeft plaats gehad naar de kwaliteit en de werking van het
product. De kosten van het onderzoek komen ten laste van dengene, die de
ontheffing heeft aangevraagd.
3. Bij of krachtens Algemeenen Maatregel van Bestuur kunnen
regelen worden gesteld betreffende de wijze, waarop ontheffing moet
worden aangevraagd, de behandeling der aanvrage, de voldoening van de
kosten van het onderzoek en de wijze, waarop ontheffing wordt verleend.
Artikel 4
Bij of krachtens Algemeenen Maatregel van Bestuur kunnen
voorschriften worden gegeven, betreffende de aanduiding van de stoffen
en mengsels van stoffen, die overeenkomstig de bepalingen krachtens deze
wet worden vervoerd of verkocht, alsmede betreffende garantievermelding,
toegestane speling en vergoedingsberekening.
Artikel 5
1. Een ieder is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem bij
het verrichten van zijn taak ingevolge deze wet bekend is geworden
omtrent de bereidingswijze of de samenstelling van eenige meststof,
voorzoover die geheimhouding niet in strijd is met de bepalingen, bij
of krachtens deze wet of een andere wet of besluit, gesteld.
2. Deze verplichting tot geheimhouding geldt niet ten aanzien van
die bestanddeelen van het product, welke giftig zijn voor menschen of
warmbloedige dieren. De opsporingsambtenaren zijn voorts verplicht tot
geheimhouding van de namen der personen, door wie aangifte is gedaan van
een overtreding van het bepaalde krachtens deze wet, behoudens tegenover
hen, aan wier bevelen zij uit kracht van hun ambt zijn onderworpen,
alsmede wanneer de personen, die aangifte hebben gedaan, hun
uitdrukkelijk verklaard hebben, tegen de mededeeling van hun namen geen
bezwaar te hebben.
Artikel 6 [Vervallen per 01-02-1959]
Artikel 7
1. De opsporingsambtenaar die een monster
heeft genomen, verpakt en verzegelt dit.
2. Op verlangen van hem, in wiens bezit de waar zich tijdens de
monsterneming bevindt, neemt de opsporingsambtenaar een tweede monster,
hetwelk hij verpakt en verzegeld in diens bezit laat.
3. De ambtenaar behoeft aan dit verlangen slechts te voldoen,
indien hem een voorwerp, geschikt om het monster te verpakken en om te
worden verzegeld, wordt verstrekt.
Artikel 8
1. De ambtenaar, die het monster, bedoeld in het eerste lid van
het vorige artikel, heeft genomen, zendt dit aan het voor het
onderzoek bestemde Rijkslandbouwproefstation.
2. Het monster wordt zo spoedig mogelijk door of vanwege het
Rijkslandbouwproefstation onderzocht.
Artikel 9 [Vervallen per 01-02-1959]
Artikel 10
Indien het onderzoek aan de directeur van het
Rijkslandbouwproefstation aanleiding geeft tot het uitlokken ener
strafvervolging, doet hij hiervan, alsmede van de uitkomsten van het
onderzoek, mededeling aan de ambtenaar, die het monster heeft genomen,
en aan de bevoegde officier van justitie.
Artikel 11
Onze Minister kan voorschriften geven betreffende de wijze van
monsterneming, de verpakking, de verzegeling, de verzending en het
onderzoek der in artikel 7, eerste lid, bedoelde monsters en betreffende
de wijze van monsterneming, de verpakking en de verzegeling der in
artikel 7, tweede lid, bedoelde monsters.
Artikel 12
De ondernemer van een openbaar middel van vervoer wordt als zoodanig
niet vervolgd, indien de naam en de woonplaats van den afzender van de
voorwerpen, met betrekking tot welke de overtreding is gepleegd, bekend
zijn of door den ondernemer aan den Officier van Justitie op diens
aanmaning en binnen een door hem te bepalen termijn worden bekend
gemaakt.
Artikel 13
Op het tijdstip, waarop een Algemeene Maatregel van Bestuur
betreffende de meststoffen, als bedoeld in artikel 2, in werking treedt,
wordt ingetrokken No. 7 van artikel 1 van Ons besluit van 5 September
1945 (Staatsblad No. F 162), vervalt het besluit van de
Secretarissen-Generaal van de Departementen van Landbouw en Visscherij
en van Justitie betreffende den handel in meststoffen
(Meststoffenbesluit) van 24 Augustus 1942 (Nederlandsche
Staatscourant van 24 Augustus 1942, No. 163) en treden in werking de
navolgende wijzigingen van de wet van 31 December 1920 (Staatsblad
No. 957), houdende bepalingen tot bestrijding van bedrog in den handel
in meststoffen, zaaizaden en veevoeder:
a. in de artikelen 1 en 6 vervalt het woord
"meststoffen";
b. in artikel 2 vervalt het woord "meststof";
c. artikel 3 vervalt en de artikelen 4 tot en met 25 worden
vernummerd tot: 3 tot en met 24;
d. in het oorspronkelijke artikel 5 wordt in plaats van de
woorden "de vorige twee artikelen" gelezen: "het
vorig artikel".
Artikel 14
Deze wet kan worden aangehaald als Meststoffenwet, met bijvoeging van
het jaartal van het Staatsblad, waarin zij is geplaatst.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden
geplaatst en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten,
Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven ten Paleize Het Loo, den 19den April 1947
WILHELMINA
De Minister van Landbouw, Visscherij en Voedselvoorziening,
S.L. Mansholt
De Minister van Justitie,
J.H. van Maarseveen
Uitgegeven de zestiende Mei 1947
De Minister van Justitie,
J.H. van Maarseveen
|