Nadere regelgeving:
- Regeling
koopsubsidiegrenzen 2014
WET van 11 december 2000, houdende nieuwe
regels over het toekennen van bijdragen aan lagere inkomensgroepen ten
behoeve van het verkrijgen en kunnen blijven bewonen van een eigen
woning (Wet bevordering eigenwoningbezit)
WIJ BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels te
stellen omtrent het aan mensen in lagere inkomensgroepen toekennen van
een bijdrage ten behoeve van het verkrijgen en kunnen blijven bewonen
van een eigen woning;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
§ 1. Definities
Artikel 1. Definities
1.In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan
onder:
a. bestaande woning: woning die al voor de eigendomsoverdracht
werd bewoond;
b. burgemeester en wethouders: burgemeester en wethouders van de
gemeente waarin de woning is gelegen waarop de eigenwoningbijdrage
betrekking heeft;
c. bijdragejaar: jaar dat begint met de eerste volle
kalendermaand waarin degene die de eigenwoningbijdrage aanvraagt de
woning in eigendom heeft verkregen en loopt tot en met de elfde
daaropvolgende kalendermaand, en de direct daarop aansluitende
jaren;
d. eigenaar-bewoner: natuurlijke persoon die, alleen of
gezamenlijk met een persoon als bedoeld in artikel 2, eerste lid,
onder a of b, een woning volledig in eigendom verkrijgt en daarin
zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben;
e. eigenwoningbijdrage: financiële bijdrage krachtens deze wet;
f. financieringslast: te betalen bedrag aan rente over en
aflossing van de hypothecaire lening, blijkens de
geldleningsovereenkomst;
g. financieringslastnorm: gedeelte van de financieringslast dat
per maand ten minste voor rekening van de eigenaar-bewoner blijft,
uitgedrukt in een percentage van het toetsinkomen;
h. fiscaal effect: naar een maandbedrag herrekend jaarlijks
terugkerend belastingvoordeel dat een huishouden met een eigen
woning heeft ten opzichte van andere huishoudens, gebaseerd op
aftrekbaarheid van het blijkens de geldleningsovereenkomst te
betalen bedrag aan rente over de hypothecaire lening enerzijds, en
bijtelling van het eigenwoningforfait anderzijds;
i. nieuwbouwwoning: woning die voor de eigendomsoverdracht nooit
bewoond is geweest;
j. Onze Minister: Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie;
k. opslagpercentage: percentage waarmee de financieringslastnorm
ten hoogste kan worden vermeerderd;
l. peildatum: eerste dag van het vijfjaarstijdvak,
respectievelijk in artikel 40, eerste dag die volgt op het derde
vijfjaarstijdvak;
m. peiljaar: kalenderjaar dat voorafgaat aan het bijdragejaar;
n. primaire toekenning: toekenning van de eigenwoningbijdrage
voor het eerste vijfjaarstijdvak;
o. toetsinkomen: toetsinkomen, bepaald volgens artikel 3;
p. toetsrente: rentetarief waartegen een hypothecaire lening kan
worden afgesloten;
q. toetsvermogen: toetsvermogen, bedoeld in artikel 4;
r. vijfjaarstijdvak: aaneengesloten periode van vijf
bijdragejaren;
s. woning: gebouwde onroerende zaak voor zover deze bestemd is om
als zelfstandige woonruimte te worden gebruikt alsmede de onroerende
aanhorigheden.
2.In deze wet, behoudens artikel 20, en de daarop berustende
bepalingen wordt onder bestaande woning, nieuwbouwwoning en woning mede
verstaan de daarbij behorende grond.
Artikel 1a [Vervallen per 01-07-2006]
§ 2. Overige begripsomschrijvingen
Artikel 2. Bewoningssituatie
1. Degenen die behoren tot het huishouden van de eigenaar-bewoner,
bedoeld in deze wet en de daarop berustende bepalingen, zijn de
eigenaar-bewoner en:
a. zijn niet duurzaam gescheiden levende echtgenoot of
geregistreerde partner, of
b. degene die gezamenlijk met de eigenaar-bewoner de woning
bewoont en daarin met hem een gezamenlijke huishouding voert, niet
zijnde een bloed- of aanverwant van de eigenaar-bewoner of een
pleegkind.
2. Naast de eigenaar-bewoner kan slechts één andere persoon tot
diens huishouden behoren.
3. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan
onder:
a. eenpersoonshuishouden: het huishouden van een
eigenaar-bewoner die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in
artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet had
bereikt op de datum van de offerte voor een hypothecaire lening
ter verkrijging van de onder auspiciën van de Stichting
Waarborgfonds Eigen Woningen ontwikkelde Nationale Hypotheek
Garantie, en waartoe geen persoon behoort als bedoeld in het
eerste lid, onder a en b;
b. tweepersoonshuishouden: het huishouden van een
eigenaar-bewoner waartoe een persoon behoort als bedoeld in het
eerste lid, onder a en b, als het aandeel in het toetsinkomen,
afkomstig van degenen die op de datum van de offerte voor een
hypothecaire lening ter verkrijging van de onder auspiciën van de
Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen ontwikkelde Nationale
Hypotheek Garantie de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in
artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, hadden
bereikt, de helft of minder bedraagt;
c. eenpersoonsouderenhuishouden: het huishouden van een
eigenaar-bewoner die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in
artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, had bereikt
op de datum van de offerte voor een hypothecaire lening ter
verkrijging van de onder auspiciën van de Stichting Waarborgfonds
Eigen Woningen ontwikkelde Nationale Hypotheek Garantie, en
waartoe geen persoon behoort als bedoeld in het eerste lid, onder
a en b;
d. tweepersoonsouderenhuishouden: het huishouden van een
eigenaar-bewoner waartoe een persoon behoort als bedoeld in het
eerste lid, onder a en b, als het aandeel in het toetsinkomen,
afkomstig van degenen die op de datum van de offerte voor een
hypothecaire lening ter verkrijging van de onder auspiciën van de
Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen ontwikkelde Nationale
Hypotheek Garantie de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in
artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, hadden
bereikt, meer dan de helft bedraagt.
Artikel 3. Toetsinkomen
1.Het toetsinkomen, bedoeld in deze wet en de daarop berustende
bepalingen, is de ten aanzien van degenen die behoren tot het
huishouden van de eigenaar-bewoner berekende som van de toetsinkomens
in de zin van de voorwaarden en normen voor de onder auspiciën van de
Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen ontwikkelde Nationale Hypotheek
Garantie, zoals deze jaarlijks in de Staatscourant worden
gepubliceerd.
2.Bij de bepaling van de som volgens het eerste lid wordt elk
toetsinkomen dat negatief is, op nul gesteld.
3.Met betrekking tot de controle van het toetsinkomen maakt Onze
Minister gebruik van het inkomensgegeven, bedoeld in artikel 21,
onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Artikel 4. Toetsvermogen
1.Het toetsvermogen, bedoeld in deze wet en de daarop berustende
bepalingen, is het gezamenlijk vermogen van degenen die behoren tot
het huishouden van de eigenaar-bewoner in het peiljaar.
2.Onder vermogen wordt verstaan: de gemiddelde rendementsgrondslag,
bedoeld in artikel 5.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, met dien
verstande dat die grondslag wordt bepaald zonder rekening te houden
met de vrijstelling maatschappelijke beleggingen, bedoeld in afdeling
5.3 van die wet en de vrijstelling beleggingen in durfkapitaal,
bedoeld in afdeling 5.3a van die wet.
3.De inspecteur, onder wie de eigenaar-bewoner of degene die tot
diens huishouden behoort krachtens artikel 3, tweede lid, van de
Algemene wet inzake rijksbelastingen ressorteert voor de heffing van
de inkomstenbelasting, verstrekt op verzoek van Onze Minister over het
kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarin die
eigenaar-bewoner de eigenwoningbijdrage heeft aangevraagd, het
vermogen, bedoeld in het tweede lid, van de desbetreffende
eigenaar-bewoner of degene die tot diens huishouden behoort, aan Onze
Minister.
Artikel 5 [Vervallen per 01-01-2007]
Hoofdstuk 2. Het recht op de eigenwoningbijdrage voor het in eigendom
verkrijgen en vervolgens kunnen blijven bewonen van een woning
§ 1. Het recht op de eigenwoningbijdrage
Artikel 6. Omschrijving recht
1.Als aan deze wet wordt
|
Klik hier om de volledige, bijgewerkte pagina te verkrijgen.
|
|
|