|
|
|
|
WET van 11 september 1964, houdende
vaststelling van een nieuwe regeling van de bezoldiging van de
vice-president van de Raad van State en de staatsraden, alsmede van de
president en de overige leden van de Algemene Rekenkamer
WIJ JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses
van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de
bezoldiging van de vice-president van de Raad van State en de
staatsraden, alsmede van de president en de overige leden van de
Algemene Rekenkamer opnieuw te regelen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk I. Bezoldiging vice-president van de Raad van State en
staatsraden
Artikel 1
1. De bezoldiging
van de vice-president van de Raad van State wordt bepaald op €
10.123,39 per maand. De bezoldiging van de voorzitter van de Afdeling
bestuursrechtspraak wordt bepaald op € 9501,91. De bezoldiging van de
overige staatsraden wordt bepaald op € 8919,86 per maand.
2. Het genot van de bezoldiging vangt aan met de dag van
indiensttreding. De bezoldiging wordt niet langer uitbetaald dan tot en
met de dag van het overlijden.
3. Na het overlijden van de vice-president of van een staatsraad
wordt een uitkering uitgekeerd op de voet van de bepalingen welke te
dien aanzien voor burgerlijke rijksambtenaren zijn of zullen worden
vastgesteld.
Artikel 2
1. Boven en behalve de bezoldiging, genoemd in artikel 1,
ontvangen de vice-president en de staatsraden een uitkering ter zake
van veeljarige dienst, een vakantie-uitkering, een
eindejaarsuitkering, een vergoeding van verplaatsingskosten en een
vergoeding van telefoonkosten op de voet van de bepalingen welke te
dien aanzien voor de burgerlijke rijksambtenaren zijn of zullen worden
vastgesteld.
2. Boven en behalve de bezoldiging, genoemd in artikel 1,
ontvangen de staatsraden een vergoeding van reis- en verblijfkosten op
de voet van de bepalingen welke te dien aanzien voor de burgerlijke
rijksambtenaren zijn of zullen worden vastgesteld.
3. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld
betreffende de vergoeding van reis- en verblijfkosten welke de
vice-president ontvangt.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld betreffende de vergoeding voor kosten die aan de vervulling van
het ambt van vice-president of staatsraad zijn verbonden en die voor
eigen rekening komen.
Artikel 3
1. Staatsraden in buitengewone dienst, bedoeld in artikel 4,
derde lid, van de Wet op de Raad van State, ontvangen een bezoldiging
die een zodanig deel van de bezoldiging van een staatsraad bedraagt
als overeenkomt met de vastgestelde omvang van de te verrichten taak.
2. De overige staatsraden in buitengewone dienst genieten als
zodanig geen bezoldiging. Zij ontvangen voor het deelnemen aan de
werkzaamheden van de Raad van State of zijn afdelingen een bij algemene
maatregel van bestuur te regelen vergoeding. Wanneer zij buiten
's-Gravenhage of één der aangrenzende gemeenten woonachtig zijn,
worden bovendien hun reis- en verblijfkosten vergoed op voet van de
bepalingen geldende voor de vergoeding van reis- en verblijfkosten voor
burgerlijke Rijksambtenaren.
3. Het bepaalde in artikel 1, tweede en derde lid, en artikel 2,
eerste, tweede en vierde lid geldt mede voor staatsraden in buitengewone
dienst, bedoeld in artikel 4, derde lid, van de Wet op de Raad van
State.
Hoofdstuk II. Bezoldiging voorzitter en overige leden van de Algemene
Rekenkamer
Artikel 4
1. De bezoldiging van de president van de Algemene Rekenkamer
wordt bepaald op € 10.123,39
per maand, die van de overige leden in gewone dienst op € 8919,86
per maand.
2. Het genot van de bezoldiging vangt aan met de dag van
indiensttreding. De bezoldiging wordt niet langer uitbetaald dan tot en
met de dag van het overlijden.
3. Na het overlijden van de president of van een ander lid in
gewone dienst wordt een uitkering uitgekeerd op de voet van de
bepalingen welke te dien aanzien voor de burgerlijke rijksambtenaren
zijn of zullen worden vastgesteld.
Artikel 4a
1. Boven en behalve de bezoldiging, genoemd in artikel 4,
ontvangen de president en de overige leden in gewone dienst een
uitkering ter zake van veeljarige dienst, een vakantie-uitkering, een
eindejaarsuitkering, een vergoeding van verplaatsingskosten en een
vergoeding van telefoonkosten op de voet van de bepalingen welke te
dien aanzien voor de burgerlijke rijksambtenaren zijn of zullen worden
vastgesteld.
2. Boven en behalve de bezoldiging, genoemd in artikel 4,
ontvangen de leden in gewone dienst van de Algemene Rekenkamer, met
uitzondering van de president, een vergoeding van reis- en
verblijfkosten op de voet van de bepalingen welke te dien aanzien voor
de burgerlijke rijksambtenaren zijn of zullen worden vastgesteld.
3. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld
betreffende de vergoeding van reis- en verblijfkosten welke de president
ontvangt.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden
gesteld betreffende de vergoeding voor kosten die aan de vervulling van
het ambt van president of lid in gewone dienst zijn verbonden en die
voor eigen rekening komen.
Artikel 5
De leden in buitengewone dienst genieten als zodanig geen
bezoldiging. Zij ontvangen voor het deelnemen aan de werkzaamheden van
de Algemene Rekenkamer een bij algemene maatregel van bestuur te regelen
vergoeding. Wanneer zij buiten 's-Gravenhage of één der aangrenzende
gemeenten woonachtig zijn, worden bovendien hun reis- en verblijfkosten
vergoed op de voet van de bepalingen geldende voor de vergoeding van
reis- en verblijfkosten voor burgerlijke Rijksambtenaren.
Hoofdstuk III
Artikel 6
Indien Wij in de bezoldiging van het burgerlijk rijkspersoneel een
wijziging aanbrengen en bepalen, dat die wijziging een algemeen karakter
draagt, brengen Wij bij algemene maatregel van bestuur met ingang van de
datum, waarop die wijziging ingaat, een overeenkomstige wijziging aan in
de bezoldiging van de ingevolge deze wet bezoldigde functionarissen,
onder nadere vaststelling, voor zoveel nodig, van de in de artikelen 1,
eerste lid, en 4, eerste lid, genoemde bedragen.
Artikel 7
Het Reisbesluit 1971 (Stb. 1970, 602) wordt geacht mede ter
uitvoering te zijn gegeven van de artikelen 2, derde lid, en 4A, derde
lid.
Hoofdstuk IV
Artikel 8 [Vervallen per 13-01-1965]
Hoofdstuk V. Slotbepalingen
Artikel 9 [Vervallen per 23-04-1993]
Artikel 10 [Vervallen per 23-04-1993]
Artikel 11 [Vervallen per 23-04-1993]
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden
geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten,
colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 11 september 1964
JULIANA
De Minister van Binnenlandse Zaken,
E.H. Toxopeus
De Minister van Financiën,
H.J. Witteveen
Uitgegeven de dertigste oktober 1964
De Minister van Justitie,
Y. Scholten
|
|
|