Nadere regelgeving:
- Geen
WET van 22 april 1855, houdende regeling der verantwoordelijkheid van
de Hoofden der Ministeriële Departementen
WIJ WILLEM III, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van
Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.,
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat, ter voldoening aan art.
73, in verband met art. 53 der Grondwet, de strafregtelijke
verantwoordelijkheid van de Hoofden der Ministeriële Departementen moet
worden geregeld door de wet en die regeling behoort plaats te hebben met
inachtneming van art. 159 der Grondwet;
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1
[1.] De Hoofden
der Ministeriële Departementen zorgen voor de uitvoering der Grondwet
en der andere wetten, voor zooverre die van de Kroon afhangt.
[2.] Zij zijn wegens het niet naleven van deze verpligting
verantwoordelijk en in regten vervolgbaar overeenkomstig de volgende
bepalingen.
Artikel 2
De mede-onderteekening van Koninklijke besluiten of Koninklijke
beschikkingen wijst het Hoofd van het Ministerieel Departement aan, dat
voor die besluiten of beschikkingen aansprakelijk is.
Artikel 3 [Vervallen per 01-09-1886]
Artikel 4
De Hoofden der Ministeriële Departementen staan ter vervolging,
hetzij van
|
Klik hier om de volledige, bijgewerkte pagina te verkrijgen.
|
|
|