Nadere regelgeving:
- Geen
WET van 23 januari 1997 tot uitvoering
van Richtlijn nr. 94/45/EG van de Raad van de Europese Unie van 22
september 1994 inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of
van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire
dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers (Wet op de
Europese ondernemingsraden)
WIJ BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is
uitvoering te geven aan de Richtlijn nr. 94/45/EG van de Raad van de
Europese Unie van 22 september 1994 inzake de instelling van een
Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of
concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging
van de werknemers;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1
1. In deze wet wordt verstaan
onder:
a. betrokken staat: een
lid-staat van de Europese Unie of een andere staat die partij
is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische
Ruimte;
b. richtlijn: de richtlijn nr.
2009/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van de
Europese Unie van 6 mei 2009 inzake de instelling van een
Europese ondernemingsraad of van een procedure in
ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter
informatie en raadpleging van de werknemers (PbEU 2009, L
122);
c. een communautaire
onderneming: een onderneming, die sinds twee jaar in ten
minste twee betrokken staten elk gemiddeld ten minste 150
werknemers en in de betrokken staten samen gemiddeld ten
minste 1000 werknemers heeft, tenzij zij behoort tot een
communautaire groep;
d. een communautaire groep: het
geheel van ondernemingen bestaande uit een moederonderneming
als bedoeld in artikel 2 en de onderneming of ondernemingen
waarover zij de zeggenschap uitoefent en waarvan:
1°. ten minste twee
ondernemingen in verschillende betrokken staten zijn
gevestigd en
2°. sinds twee jaar ten
minste een onderneming gemiddeld ten minste 150 werknemers
in een betrokken staat en een andere onderneming gemiddeld
ten minste 150 werknemers in een andere betrokken staat
heeft en
3°. alle ondernemingen
tezamen sinds twee jaar gemiddeld ten minste 1000
werknemers in de betrokken staten hebben;
e. grensoverschrijdende
aangelegenheden: aangelegenheden die voor de gehele
communautaire onderneming of voor de gehele communautaire
groep van belang zijn, of voor ten minste twee ondernemingen
of vestigingen van een communautaire onderneming of een
communautaire groep in twee verschillende betrokken staten;
f. hoofdbestuur: in het geval
van een communautaire onderneming: het bestuur van deze
onderneming; in het geval van een communautaire groep: het
bestuur van de moederonderneming, bedoeld in artikel 2;
g. informatieverstrekking: het
verstrekken van gegevens over grensoverschrijdende
aangelegenheden door het hoofdbestuur of een ander passender
bestuursniveau aan werknemersvertegenwoordigers, op een
zodanig tijdstip, op een zodanige wijze en met een zodanige
inhoud dat werknemersvertegenwoordigers zich een grondig
oordeel kunnen vormen over de gevolgen en, desgewenst,
raadpleging met het hoofdbestuur of een ander passender
bestuursniveau kunnen voorbereiden;
h. raadpleging: het instellen
van een dialoog en de uitwisseling van standpunten over
voorgestelde maatregelen tussen het hoofdbestuur of een ander
passender bestuursniveau en werknemersvertegenwoordigers, op
een zodanig tijdstip, op een zodanige wijze en met een
zodanige inhoud dat werknemersvertegenwoordigers in staat zijn
op basis van de verstrekte informatie over voorgestelde
maatregelen ten aanzien van grensoverschrijdende
aangelegenheden waarmee de raadpleging verband houdt, binnen
een redelijke termijn advies uit te brengen, waarmee rekening
kan worden gehouden bij het nemen van het besluit.
2. Indien een communautaire
onderneming haar woonplaats of zetel buiten de betrokken staten
heeft, wordt als hoofdbestuur aangemerkt:
a. een daartoe door de
communautaire onderneming aangewezen persoon, belast met de
feitelijke leiding van een van haar vestigingen binnen een
betrokken staat, dan wel, bij gebreke van zodanige aanwijzing:
b. degene of degenen die zijn
belast met de feitelijke leiding van de vestiging die het
grootste aantal werknemers heeft in één betrokken staat.
3. Indien de moederonderneming,
bedoeld in artikel 2, haar woonplaats of zetel buiten de betrokken
staten heeft, kan zij als haar vertegenwoordiger aanwijzen het
bestuur van een groepsonderneming met woonplaats of zetel binnen
de betrokken staten. Bij gebreke van zulk een aanwijzing wordt het
bestuur van de groepsonderneming met woonplaats of zetel binnen de
betrokken staten die het grootste aantal werknemers heeft in één
betrokken staat, als zodanig aangemerkt.
4. Handelen of nalaten door het
hoofdbestuur, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e
onderscheidenlijk het derde lid, wordt toegerekend aan de
natuurlijke persoon of rechtspersoon, die de communautaire
onderneming of de moederonderneming onderscheidenlijk de in het
derde lid bedoelde groepsonderneming in stand houdt.
Artikel 2
1. In deze wet wordt onder
moederonderneming verstaan: de onderneming die binnen een
communautaire groep direct of indirect een overheersende
zeggenschap kan uitoefenen op een andere onderneming en die zelf
geen onderneming is waarover door een andere onderneming direct of
indirect een overheersende zeggenschap wordt uitgeoefend. Een
onderneming wordt, tenzij het tegendeel blijkt, vermoed
moederonderneming te zijn, indien zij:
a. meer dan de helft van de
leden van het bestuursorgaan of van het leidinggevend dan wel
toezichthoudend orgaan van de andere onderneming kan benoemen,
of
b. meer dan de helft van de
stemrechten in de algemene vergadering van de andere
onderneming kan uitoefenen of
c. de meerderheid van het
geplaatste kapitaal van de andere onderneming verschaft.
2. Voor de toepassing van het
eerste lid worden onder de rechten van de moederonderneming ten
aanzien van het kapitaal, het stemrecht en de benoeming mede
begrepen:
a. de overeenkomstige rechten
van andere ondernemingen waarop zij overheersende zeggenschap
uitoefent;
b. de overeenkomstige rechten
van personen of organen die handelen onder eigen naam doch
voor rekening van de moederonderneming of van een of meer van
haar groepsondernemingen.
3. Voor de toepassing van het
eerste lid worden de rechten ten aanzien van het kapitaal en het
stemrecht niet toegerekend aan een onderneming, indien zij deze
voor rekening van anderen houdt.
4. Voor de toepassing van het
eerste lid worden
|
Klik hier om de volledige, bijgewerkte pagina te verkrijgen.
|
|
|