Nadere regelgeving:
- Geen
WET van 9 september 1992,
houdende enkele rechtspositionele voorzieningen voor
rampbestrijders in buitengewone omstandigheden
WIJ BEATRIX, bij
de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen,
die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te
weten:
Alzo
Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een
wettelijke regeling te treffen voor enkele
rechtspositionele voorzieningen voor hen die zich
voorbereiden op, deelnemen aan of hebben deelgenomen aan
de bestrijding van een ramp in buitengewone
omstandigheden;
Zo is het, dat
Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk
Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk I. Algemene bepalingen
Artikel 1
1. In deze wet en de daarop
berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. Onze Minister: Onze Minister
van Binnenlandse Zaken;
b. rampbestrijdingsdienst: het
deelnemen aan
1°. het bestrijden van een
ramp of een zwaar ongeval nadat de artikelen 53 en 54 van
de Wet veiligheidsregio’s in werking zijn gesteld;
2°. een oefening ter
voorbereiding op de bestrijding van rampen en zware
ongevallen in geval van buitengewone omstandigheden, aan
het houden waarvan Onze Minister zijn goedkeuring heeft
gehecht;
3°. het bestrijden van een
ramp of een zwaar ongeval in België onderscheidenlijk de
Bondsrepubliek Duitsland naar aanleiding van een verzoek
als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Overeenkomst
tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk
België inzake wederzijdse bijstandsverlening bij het
bestrijden van rampen en ongevallen (Trb. 1984, 155)
onderscheidenlijk de Overeenkomst tussen het Koninkrijk
der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de
wederzijdse bijstandsverlening bij het bestrijden van
rampen, zware ongevallen daaronder begrepen (Trb. 1988,
95);
4°. een oefening die in
België of in de Bondsrepubliek Duitsland wordt gehouden
ter voorbereiding op het bestrijden van een ramp of een
zwaar ongeval als bedoeld onder ten derde, aan het houden
waarvan Onze Minister zijn goedkeuring heeft gehecht;
c. rampbestrijder: degene die
1°. bij wijze van beroep
2°. als vrijwilliger
de rampbestrijdingsdienst
vervult of heeft vervuld bij een gemeentelijke of regionale
brandweer, bij een basisgezondheidsdienst, bij een Regionale
Ambulancevoorziening, bij een gemeenschappelijke meldkamer,
bij het Nederlandse Rode Kruis of bij een instelling,
zorgaanbieder, of gezondheidsdienst als bedoeld in artikel 33,
eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s;
d. zijn gewone werk: de
werkzaamheden die de rampbestrijder voorafgaande aan de
rampbestrijdingsdienst gewoonlijk in de uitoefening van zijn
bedrijf of beroep heeft verricht;
e. geneeskundig adviseur: een
door Onze Minister aangewezen geneeskundige;
f. grondslag: de in artikel 27
bedoelde grondslag.
2. Voor de toepassing van deze wet
en de daarop rustende bepalingen wordt gelijkgesteld met:
a. gehuwd: als partner
geregistreerd;
b. weduwe: achtergebleven
geregistreerde partner;
c. weduwenuitkering: uitkering
ten behoeve van de achtergebleven geregistreerde partner.
Artikel 2
Voor de toepassing van deze wet en de
daarop berustende bepalingen wordt onder rampbestrijder mede
verstaan degene, die op verzoek of op bevel van de burgemeester dan
wel op verzoek van de commissaris van de Koning de
rampbestrijdingsdienst, bedoeld in artikel 1, onder b, ten eerste,
vervult of heeft vervuld.
Artikel 3
Indien er sprake is van een ramp of
een crisis, kan Onze Minister op verzoek van de burgemeester bepalen
dat het deelnemen aan het bestrijden van die ramp of dat ongeval
wordt aangemerkt als rampbestrijdingsdienst in de zin van artikel 1,
onder b, ten eerste.
Artikel 4
Aanspraken aan deze wet, met
uitzondering van artikel 28, kunnen slechts worden ontleend voor
zover de in deze wet vervatte voorzieningen aanspraken krachtens een
andere wettelijke regeling, met uitzondering van de Algemene
Bijstandswet (Stb. 1963, 284), of krachtens arbeidsovereenkomst
overtreffen.
Artikel 5
1. Een uitkering als bedoeld in de
hoofdstukken II, III, IV en artikel 29 bedraagt per maand niet
meer dan een twaalfde deel van 260 maal het in artikel 17, eerste
lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen bedoelde
bedrag, met betrekking tot een loontijdvak van een dag.
2. Voor de toepassing van het
eerste lid blijft de aanvullende uitkering, bedoeld in artikel 16,
buiten beschouwing.
Artikel 6
Een uitkering als bedoeld in de
hoofdstukken II, III en IV bedraagt per maand niet minder dan de som
van de desbetreffende uitkering en de toeslag die in aanvulling
daarop zou worden verleend, indien die uitkering zou zijn aangemerkt
als een loondervingsuitkering in de zin van de Toeslagenwet (Stb.
1987, 91).
Hoofdstuk II. Uitkering bij ziekte
Artikel 7
1. De rampbestrijder heeft recht op
een ziekengelduitkering indien hij:
a. door ziekten of gebreken
ontstaan tijdens de rampbestrijdingsdienst, verhinderd wordt
nadien zijn gewone werk te verrichten;
b. door ziekten of gebreken die
ontstaan zijn binnen 6 maanden na beëindiging van de
rampbestrijdingsdienst en die in overwegende mate hun oorzaak
vinden in de rampbestrijdingsdienst, verhinderd wordt zijn
gewone werk te verrichten.
2. De ziekengelduitkering, bedoeld
in het eerste lid, bedraagt gedurende 12 maanden 100% van de
grondslag en daarna gedurende 6 maanden 80% van de grondslag.
3. In afwijking van het tweede lid
eindigt de ziekengelduitkering met ingang van de eerste dag van de
maand volgende op die waarin de rampbestrijder de
pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid,
van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt.
Artikel 8
Geen recht op een ziekengelduitkering
als bedoeld in artikel 7 bestaat:
|
Klik hier om de volledige, bijgewerkte pagina te verkrijgen.
|
|
|