Nadere regelgeving:
- Beleidsregel
betrouwbaarheidstoetsing
- Besluit
bestuurlijke boetes financiėle sector
WET van 17 december 2003, houdende het
toezicht op trustkantoren (Wet toezicht trustkantoren)
WIJ BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het, ter bevordering van de
integriteit van het financiėle stelsel in Nederland, wenselijk is
trustkantoren onder toezicht te plaatsen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk 1. Inleidende bepaling
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. trustkantoor: een rechtspersoon, vennootschap of natuurlijke
persoon die, al dan niet tezamen met andere rechtspersonen,
vennootschappen of natuurlijke personen, beroeps- of bedrijfsmatig
een of meer van de in onderdeel d genoemde diensten verleent;
b. doelvennootschap: een rechtspersoon of vennootschap waaraan de
in onderdeel d, onder 1° en 2°, genoemde diensten worden verleend;
c. uiteindelijk belanghebbende: de natuurlijke persoon die:
1°. een belang houdt van meer dan 25 procent in het kapitaal
van een rechtspersoon;
2°. meer dan 25 procent van de stemrechten kan uitoefenen in
de algemene vergadering van een rechtspersoon;
3°. feitelijk zeggenschap kan uitoefenen in een
rechtspersoon;
4°. begunstigde van 25 procent of meer van het vermogen van
een rechtspersoon of een trust is; of
5°. een bijzondere zeggenschap heeft over 25 procent of meer
van het vermogen van een rechtspersoon of een trust; tenzij die
rechtspersoon een vennootschap is die is onderworpen aan
openbaarmakingvereisten als bedoeld in Richtlijn 2004/109/EG van
het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004
betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie
over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op
een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van
Richtlijn 2001/334/EG van de Raad (PbEU 2004, L 390) of aan
voorschriften van een internationale organisatie die
gelijkwaardig zijn aan die richtlijn;
d. dienst:
1°. het zijn van bestuurder of vennoot van een rechtspersoon
of vennootschap in opdracht van een rechtspersoon, vennootschap
of natuurlijke persoon die niet tot dezelfde groep behoort als
degene die bestuurder of vennoot is;
2°. het in opdracht van een niet tot dezelfde groep
behorende rechtspersoon, vennootschap of natuurlijke persoon,
ter beschikking stellen van het adres of het postadres, bedoeld
in de artikelen 11, eerste lid, onderdeel c, en 14, eerste lid,
onderdeel c, van de Handelsregisterwet 2007, aan een andere
rechtspersoon of vennootschap, indien ten minste een van de
volgende bijkomende werkzaamheden wordt verricht ten behoeve van
die rechtspersoon of vennootschap of ten behoeve van een, tot
dezelfde groep als die rechtspersoon of vennootschap behorende,
andere rechtspersoon, vennootschap of natuurlijke persoon:
i) het op privaatrechtelijk gebied geven van advies of
het verlenen van bijstand, met uitzondering van het
verrichten van receptiewerkzaamheden;
ii) het verstrekken van belastingadvies of het verzorgen
van belastingaangiften en daarmee verband houdende
werkzaamheden;
iii) het verrichten van werkzaamheden in verband met het
opstellen, beoordelen of controleren van de jaarrekening of
het voeren van administraties;
iv) het werven van een bestuurder voor een rechtspersoon
of vennootschap;
v) andere bij algemene maatregel van bestuur aan te
wijzen bijkomende werkzaamheden;
3°. het verkopen van of bemiddelen bij de verkoop van
rechtspersonen;
4°. het zijn van een trustee in de zin van het Verdrag
inzake het recht dat toepasselijk is op trusts en inzake de
erkenning van trusts in opdracht van een niet tot dezelfde groep
behorende rechtspersoon, vennootschap of natuurlijke persoon; of
5°. het ten behoeve van de cliėnt gebruik maken van een
vennootschap die tot dezelfde groep behoort als degene die
gebruik maakt van de vennootschap;
6°. andere bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen
diensten;
e. bijkantoor: een of meer onderdelen zonder
rechtspersoonlijkheid van een trustkantoor;
f. groep: een economische eenheid waarin rechtspersonen,
vennootschappen en natuurlijke personen organisatorisch zijn
verbonden;
g. gekwalificeerde deelneming: een rechtstreeks of middellijk
belang van ten minste tien procent van het geplaatste
aandelenkapitaal of een daarmee vergelijkbaar belang, of het
rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van ten minste tien
procent van de stemrechten of een daarmee vergelijkbare zeggenschap;
h. Onze Minister: Onze Minister van Financiėn;
i. politiek prominente persoon: een persoon als bedoeld in
artikel 2 van de Uitvoeringsrichtlijn 2006/70/EG van de Commissie
van de Europese Gemeenschappen van 1 augustus 2006 tot vaststelling
van uitvoeringsmaatregelen van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees
Parlement en de Raad wat betreft de definitie van politiek
prominente personen en wat betreft de technische criteria voor
vereenvoudigde cliėntenonderzoeksprocedures en voor vrijstellingen
op grond van occasionele of zeer beperkte financiėle activiteiten (PbEU
L 214);
j. toezichthouder: De Nederlandsche Bank N.V.;
j. trustkantoor met zetel in een niet-aangewezen staat:
trustkantoor met zetel in een staat buiten Nederland die niet op
grond van artikel 2, vijfde lid, is aangewezen als staat waar
toezicht op trustkantoren wordt uitgeoefend dat in voldoende mate
waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die deze wet beoogt te
beschermen.
Hoofdstuk 2. Vergunning
Paragraaf 1. Verbodsbepaling
Artikel 2
1. Het is verboden zonder vergunning van de toezichthouder vanuit
een vestiging in Nederland als trustkantoor werkzaam te zijn.
2. Het is een ieder met zetel buiten Nederland verboden zonder
vergunning van de toezichthouder als trustkantoor werkzaam te zijn
door middel van het verrichten van diensten naar Nederland.
3. Het is verboden werkzaamheden te verrichten gericht op het
verlenen van trustdiensten door een trustkantoor met zetel in een
niet-aangewezen staat dat niet beschikt over een vergunning als
bedoeld in het tweede lid.
4. Het eerste lid, tweede en derde lid zijn niet van toepassing op:
a. de toezichthouder;
b. een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon als
bedoeld in artikel 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
c. een rechtspersoon, vennootschap of natuurlijke persoon die
beroeps- of bedrijfsmatig opdrachten van tijdelijke aard die
betrekking hebben op management- en organisatievraagstukken, met
daarbij behorende verantwoordelijkheden en bevoegdheden, uitvoert
of doet uitvoeren, voor zover deze de diensten, bedoeld in artikel
1, onderdeel d, onder 1°, verleent.
5. Het tweede lid is niet van toepassing op trustkantoren met zetel
in een door Onze Minister aan te wijzen staat waar toezicht op het
verlenen van trustdiensten wordt uitgeoefend dat in voldoende mate
waarborgen biedt ten aanzien van de belangen die deze wet beoogt te
beschermen.
6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden
gesteld met betrekking tot het aanwijzen van staten.
7. Het besluit tot aanwijzing kan door Onze Minister worden
ingetrokken.
8. Een besluit tot aanwijzing van een staat als bedoeld in het
derde lid of de intrekking daarvan wordt bekend gemaakt in de
Staatscourant.
Artikel 2a
1. Onze Minister kan vrijstelling verlenen van de
|
Klik hier om de volledige, bijgewerkte pagina te verkrijgen.
|
|
|