Nadere regelgeving:
- Geen
WET van 1 februari 1984, houdende
vaststelling van de Wet tot behoud van cultuurbezit
WIJ BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het
behoud van het Nederlands cultuurbezit te bevorderen door het
vaststellen van bepalingen die de mogelijkheid openen te voorkomen dat
voorwerpen van bijzondere cultuur-historische of wetenschappelijke
betekenis teloorgaan voor het Nederlands cultuurbezit;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk I. Algemene bepalingen
Artikel 1
1.Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde
wordt verstaan onder:
a. beschermd voorwerp: een roerende zaak die op grond van
artikel 2 is aangewezen als beschermd voorwerp, dan wel ingevolge
artikel 3, derde lid, of artikel 3b, derde lid, beschermd voorwerp
is;
b. verzameling: roerende zaken, die uit cultuurhistorisch of
wetenschappelijk oogpunt bij elkaar behoren;
c. beschermde verzameling: een verzameling die op grond van
artikel 3 is aangewezen als beschermde verzameling;
d. de Raad: de Raad voor cultuur, bedoeld in artikel 2a van de
Wet op het specifiek cultuurbeleid;
e. Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap;
f. de inspecteur: de als zodanig bij besluit van Onze Minister
aangewezen ambtenaar.
2.Van een besluit als bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, wordt
mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.
Hoofdstuk II. Aanwijzing van beschermde voorwerpen
Artikel 2
1.Onze Minister kan, de Raad gehoord, roerende zaken van bijzondere
cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis, die als
onvervangbaar en onmisbaar behoren te worden behouden voor het
Nederlands cultuurbezit, aanwijzen als beschermd voorwerp.
2.Onvervangbaar als bedoeld in het eerste lid is een roerende zaak,
waarvan geen of nagenoeg geen andere gelijke of gelijksoortige
voorwerpen in goede staat in Nederland aanwezig zijn.
3.Onmisbaar als bedoeld in het eerste lid is een roerende zaak, die
tenminste een van de volgende functies heeft:
a. een symboolfunctie, waaronder wordt verstaan de functie van
een roerende zaak als duidelijke herinnering aan personen of
gebeurtenissen, die voor de Nederlandse geschiedenis van
overtuigend belang zijn;
b. een schakelfunctie, waaronder wordt verstaan de functie van
een roerende zaak als wezenlijk element in een ontwikkeling, die
voor de wetenschapsbeoefening, met inbegrip van de beoefening der
cultuurgeschiedenis, in Nederland van overtuigend belang is;
c. een ijkfunctie, waaronder wordt verstaan de functie van een
roerende zaak als wezenlijke bijdrage in het onderzoek of de
kennis van andere belangrijke voorwerpen van kunst of wetenschap.
Artikel 3
1.Onze Minister kan, de eigenaar en de Raad gehoord, een
verzameling van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke
betekenis, die hetzij als zodanig, hetzij door een of meer van de
roerende zaken die er een wezenlijk onderdeel van uitmaken, als
onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het
Nederlands cultuurbezit, aanwijzen als beschermde verzameling. De
aanwijzing gaat vergezeld van een algemene omschrijving van de
beschermde verzameling en van een opsomming van de roerende zaken die
tot de beschermde verzameling behoren.
2.Artikel 2, tweede en derde lid, is van overeenkomstige
toepassing.
3.Iedere roerende zaak die deel uitmaakt van een opsomming als
bedoeld in het eerste lid is een beschermd voorwerp.
Artikel 3a
1.In spoedgevallen kan Onze Minister roerende zaken als bedoeld in
artikel 2, eerste lid, of een verzameling als bedoeld in artikel 3,
eerste lid, als beschermd voorwerp onderscheidenlijk als beschermde
verzameling aanwijzen, voordat het advies van de Raad is ingewonnen.
In dat geval wordt het advies van de Raad gevraagd tegelijkertijd met
de aanwijzing.
2.Bij de bekendmaking van een aanwijzing als bedoeld in het eerste
lid vermeldt Onze Minister dat de Raad nog niet is gehoord.
Artikel 3b
1.Indien Onze Minister op grond van artikel 3a een verzameling als
beschermde verzameling aanwijst, kan hij, in afwijking van artikel 3,
eerste lid, tweede volzin, bij de aanwijzing volstaan met een algemene
omschrijving van die verzameling.
2.Onze Minister stelt zo spoedig mogelijk na een aanwijzing als
bedoeld in het eerste lid, de eigenaar en de Raad gehoord, alsnog een
opsomming vast van de tot de beschermde verzameling behorende roerende
zaken.
3.Zolang nog geen opsomming van de beschermde verzameling is
vastgesteld, is iedere roerende zaak die redelijkerwijs onder de
algemene omschrijving van die beschermde verzameling valt, een
beschermd voorwerp.
Artikel 3c
1.Onze Minister houdt van de beschermde voorwerpen en beschermde
verzamelingen een lijst van beschermde voorwerpen bij.
2.Op de lijst wordt in ieder geval vermeld:
a. voorzover het betreft een beschermd voorwerp: een
beschrijving van dat beschermd voorwerp en de reden tot aanwijzing
daarvan, en
b. voorzover het betreft een beschermde verzameling: een
algemene omschrijving van die beschermde verzameling, een
opsomming van de beschermde voorwerpen die tot die beschermde
verzameling behoren, en de reden tot aanwijzing van die beschermde
verzameling.
3.Een vermelding op de lijst mag slechts met toestemming van de
eigenaar een aanduiding bevatten van de naam van de eigenaar of een
zijner verwanten dan wel van de verblijfplaats van het beschermd
voorwerp of de beschermde verzameling.
4.Een afschrift van de lijst, zonder vermelding van eigenaren en
verblijfplaatsen van de beschermde voorwerpen en beschermde
verzamelingen, ligt kosteloos voor een ieder ter inzage op het
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Afschrift daarvan
wordt tegen vergoeding van de kosten verstrekt.
Artikel 3d
1.Onze Minister kan ambtshalve of op verzoek van de
|
Klik hier om de volledige, bijgewerkte pagina te verkrijgen.
|
|
|