1. De e wordt in open lettergrepen niet verdubbeld. De ee
blijft echter aan het einde van een woord, alsmede in
samenstellingen met en afleidingen van woorden op ee.
Als samenstellingen van woorden op ee worden ook beschouwd
samenstellingen, waarvan het eerste lid, op ee uitgaande,
niet of niet meer als afzonderlijk woord voorkomt.
2. De o wordt in open lettergrepen niet verdubbeld.
De oo blijft echter in goochelen, goochem, loochenen, alsmede
in hun samenstellingen en afleidingen.
Verkleinwoorden van woorden op o worden behandeld als de
overeenkomstige woorden op a en u.
3. Sch wordt alleen daar geschreven, waar de ch
wordt uitgesproken. De ch blijft echter in het achtervoegsel
-isch.
4. De uitgangen -e en -en van het lidwoord een,
van geen en van de bijvoeglijke bezittelijke voornaamwoorden mijn,
uw, zijn, hun en haar mogen, behalve in staande
uitdrukkingen, worden weggelaten.
5. De naamvalsuitgang -n bij lidwoorden, voornaamwoorden,
bijvoeglijke naamwoorden en daarmee gelijkstaande woorden mag,
behalve in staande uitdrukkingen, worden weggelaten.
6. De schrijfwijze van Nederlandsche aardrijkskundige namen zal
nader worden geregeld bij algemeenen maatregel van bestuur. Totdat
deze van kracht wordt, zijn de regels 1 tot en met 3 niet van
toepassing.
7. In woorden, die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid en
geen deel uitmaken van zoodanige namen, volgt het achtervoegsel de
regels 1 tot en met 3. Het grondwoord of het gedeelte daarvan, dat
in de afleiding voorkomt, behoudt den vorm, dien het krachtens den
algemeenen maatregel van bestuur, uit te vaardigen op grond van
regel 6 heeft, evenwel met dien verstande, dat de regels 1 en 2
worden toegepast op den klinker van de lettergreep, die onmiddellijk
aan het achtervoegsel voorafgaat. In afleidingen van
aardrijkskundige namen, die volgens regel 6 sch aan het einde
hebben, blijft s(sch) bewaard.
8. Namen van straten, lanen, pleinen en dergelijke worden niet
als aardrijkskundige namen behandeld en volgen mitsdien de regels 1
tot en met 3 met inachtneming van het in regel 7 bepaalde.
9. Namen van landen, zeeën, rivieren, steden, enz. buiten
Nederland en België, waarvoor het Nederlandsch een eigen vorm
heeft, alsmede hun samenstellingen en afleidingen, volgen de regels
1 tot en met 3.
10. Ten aanzien van het voornaamwoordelijk gebruik en het gebruik
van tweede-naamvalsvormen als der, dezer, zijner, enz. worden
regels gesteld bij algemeenen maatregel van bestuur. Totdat deze van
kracht wordt, richt men zich naar de Woordenlijst van De Vries en Te
Winkel.
11. De schrijfwijze van bastaardwoorden en historische namen,
alsmede die van z.g. tusschenklanken in samenstellingen, zal nader
worden geregeld bij algemeenen maatregel van bestuur. Totdat deze
van kracht wordt, geldt de schrijfwijze van de Woordenlijst van De
Vries en Te Winkel.