Nadere regelgeving:
- Geen
WET van 19 januari 2006, houdende regels
met betrekking tot zuinig en doelmatig ruimtegebruik en optimale
leefomgevingskwaliteit in stedelijk en landelijk gebied en met
betrekking tot coördinatie van procedures (Interimwet
stad-en-milieubenadering)
WIJ BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses
van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in
bepaalde gevallen afwijking van wettelijke voorschriften mogelijk te
maken in het belang van zuinig en doelmatig ruimtegebruik en het
bereiken van optimale leefomgevingskwaliteit en dat het voorts wenselijk
is om een procedure in de wet te regelen voor het coördineren van
besluitvorming teneinde die besluitvorming te versnellen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:
§ 1. Begripsbepalingen
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. milieugevoelige bestemmingen: gebouwen en terreinen die naar
hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de
dag of nacht of een gedeelte daarvan;
b. projectgebied: gebied waarin op grond van de artikelen 2, 3 of
9 wordt afgeweken van wettelijke voorschriften;
c. milieukwaliteitsnorm: bij wettelijk voorschrift gestelde norm
ten aanzien van de kwaliteit van een onderdeel van het milieu;
d. omgevingsvergunning: omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
e. veehouderij: veehouderij als bedoeld in artikel 1, eerste lid,
van de Wet ammoniak en veehouderij;
f. zeer kwetsbaar gebied: zeer kwetsbaar gebied als bedoeld in
artikel 1, eerste lid, van de Wet ammoniak en veehouderij;
g. ammoniakemissie: ammoniakemissie als bedoeld in artikel 1,
eerste lid, van de Wet ammoniak en veehouderij;
h. dierenverblijf: dierenverblijf als bedoeld in artikel 1 van de
Wet geurhinder en veehouderij;
i. reconstructiegebied: reconstructiegebied als bedoeld in
artikel 1 van de Reconstructiewet concentratiegebieden;
j. Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer, en
k. inspecteur: als zodanig bij besluit van Onze Minister
aangewezen ambtenaar.
§ 2. Bevoegdheid tot afwijking van wettelijke voorschriften
Artikel 2
De gemeenteraad kan ten behoeve van het vestigen van milieugevoelige
bestemmingen en van het vestigen of verplaatsen van kleinschalige
bedrijvigheid bij functiemenging van wonen en werken, ten aanzien van
een door hem aangewezen projectgebied in het belang van zuinig en
doelmatig ruimtegebruik en het bereiken van optimale
leefomgevingskwaliteit, besluiten:
a. tot afwijking van een milieukwaliteitsnorm met betrekking tot
bodem, geluid en lucht, en
b. tot afwijking van de waarden en afstanden, bedoeld in de
artikelen 3, 4 en 5 van de Wet geurhinder en veehouderij.
Artikel 3
De gemeenteraad kan ten aanzien van een door hem aangewezen
projectgebied in het belang van zuinig en doelmatig ruimtegebruik en het
bereiken van optimale leefomgevingskwaliteit, besluiten:
a. dat, in afwijking van artikel 4 van de Wet ammoniak en
veehouderij, een omgevingsvergunning kan worden verleend voor het
oprichten van een veehouderij onder intrekking van de rechtsgeldige
omgevingsvergunning voor een bestaande veehouderij die binnen dat
projectgebied dichter bij een zeer kwetsbaar gebied is gevestigd,
met dien verstande dat:
1°. indien het aantal dieren per diercategorie niet hoger is
dan het aantal dat in de bestaande veehouderij aanwezig mocht
zijn, de toegestane ammoniakemissie uit de dierenverblijven
behorende tot de op te richten veehouderij ten hoogste gelijk is
aan de ammoniakemissie die de bestaande veehouderij zou mogen
veroorzaken, of
2°. indien het aantal dieren per diercategorie van de op te
richten veehouderij hoger is dan het aantal dat in de bestaande
veehouderij aanwezig mocht zijn, de toegestane ammoniakemissie
uit de dierenverblijven behorende tot de op te richten
veehouderij ten hoogste gelijk is aan de ammoniakemissie die de
bestaande veehouderij zou mogen veroorzaken indien daarop
artikel 7 van de Wet ammoniak en veehouderij van toepassing zou
zijn, en
b. dat, in afwijking van artikel 6 van de Wet ammoniak en
veehouderij, een omgevingsvergunning kan worden verleend voor het
veranderen van een veehouderij onder intrekking van de rechtsgeldige
omgevingsvergunning voor een of meer andere binnen dat projectgebied
bestaande, met de te veranderen veehouderij samen te voegen
veehouderijen die dichter bij een zeer kwetsbaar gebied zijn
gevestigd, met dien verstande dat:
1°. indien het aantal dieren per diercategorie niet hoger is
dan het aantal dat in de samen te voegen veehouderijen aanwezig
mag zijn, de toegestane ammoniakemissie uit de dierenverblijven
behorende tot de te veranderen veehouderij ten hoogste de
ammoniakemissie bedraagt die de samen te voegen veehouderijen
zouden mogen veroorzaken, of
2°. indien het aantal dieren per diercategorie hoger is dan
het aantal dat in de samen te voegen veehouderijen aanwezig mag
zijn, de toegestane ammoniakemissie uit de dierenverblijven
behorende tot de te veranderen veehouderij ten hoogste de
ammoniakemissie bedraagt die de samen te voegen veehouderijen
zouden mogen veroorzaken indien daarop artikel 7 van de Wet
ammoniak en veehouderij van toepassing zou zijn.
Artikel 4
1. Van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 2, wordt geen gebruik
gemaakt:
a. met betrekking tot milieukwaliteitsnormen, gesteld bij of
krachtens de Luchtvaartwet of de Wet luchtvaart;
b. met betrekking tot milieukwaliteitsnormen, gesteld bij of
krachtens artikel 5.2b of titel 5.2 van de Wet milieubeheer;
c. met betrekking tot milieukwaliteitsnormen, gesteld krachtens
artikel 108 van de Wet geluidhinder voorzover die normen
betrekking hebben op luchtvaartterreinen, of
d. voorzover dat leidt tot een geluidsbelasting binnen een
woning met gesloten ramen, die hoger is dan 33 dB.
2. Van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 3, wordt geen gebruik
gemaakt met betrekking tot een deel van een reconstructiegebied waarop
artikel 27 van de Reconstructiewet concentratiegebieden van toepassing
is.
3. De gemeenteraad maakt van de bevoegdheid, bedoeld in de
artikelen 2 en 3, uitsluitend gebruik, indien:
a. hij tot het oordeel is gekomen dat het rekening houden met
milieukwaliteit in de ruimtelijke planvorming, het nemen van
brongerelateerde maatregelen en het optimaal benutten van
wettelijke voorschriften niet toereikend zijn om zuinig en
doelmatig ruimtegebruik en optimale leefomgevingskwaliteit te
bereiken, en
b. een melding als bedoeld in artikel 11 is gedaan.
Artikel 5
1. Een besluit als bedoeld in de artikelen 2 en 3 bevat ten minste:
|
Klik hier om de volledige, bijgewerkte pagina te verkrijgen.
|
|
|