28 januari 1999/nr. SV/WV/99/1193
Directie Sociale
Verzekeringen
De Staatssecretaris van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.F. Hoogervorst;
Gelet op artikel 39, eerste
lid, onderdeel d, van de Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel
15, eerste lid, onderdeel
d, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering
zelfstandigen en op artikel 14, eerste lid, onderdeel d, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten;
Besluit:
Art. 1.
Begripsbepalingen
In deze regeling wordt
verstaan onder:
a. WAO: Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering;
b. WAZ: Wet
arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen;
c. Wajong: Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;
d. belanghebbende:
1º. belanghebbende in de zin
van de WAO;
2º. verzekerde in de zin van
de WAZ;
3º. jonggehandicapte in de
zin van de Wajong.
Art. 2.
Herziening
uitkering bij toename arbeidsongeschiktheid
Ter zake van toeneming van de
arbeidsongeschiktheid vindt herziening van een
arbeidsongeschiktheidsuitkering steeds plaats zodra de
toeneming van de arbeidsongeschiktheid
intreedt:
a. binnen vier weken na
afloop van de in artikel 37, eerste lid,
van de WAO, artikel 13, eerste lid, van
de WAZ of artikel
12, eerste lid, van
de Wajong bedoelde periode van 104 weken
respectievelijk 52 weken en de arbeidsongeschiktheid van de
belanghebbende bij afloop van die periode niet meer was toegenomen;
b. binnen vier weken na
afloop van de in het artikel 38, eerste
lid, van de WAO, artikel
14, eerste lid,
van de WAZ of artikel
13, eerste
lid, van de Wajong bedoelde periode van
vier weken en de
arbeidsongeschiktheid van de belanghebbende bij
afloop van die periode niet meer was
toegenomen.
Art. 3.
Geen herziening
uitkering bij toename
arbeidsongeschiktheid
-1. De in artikel 2,
onderdeel a, bedoelde herziening op grond van de WAO
heeft niet plaats indien de
belanghebbende bij de aanvang van de in dat onderdeel bedoelde periode
van 104 weken niet verzekerd is op
grond van de WAO en de op die periode betrekking hebbende toeneming van de
arbeidsongeschiktheid
kennelijk is voortgekomen uit een andere
oorzaak dan die waaruit de ongeschiktheid ter zake waarvan uitkering wordt genoten, is voortgekomen.
-2. De in artikel 2,
onderdeel a, bedoelde herziening op grond van de WAZ
dan wel de Wajong heeft niet plaats indien de op die periode
betrekking hebbende toeneming van de
arbeidsongeschiktheid kennelijk is voortgekomen uit een andere oorzaak dan
die waaruit de ongeschiktheid ter zake waarvan uitkering wordt
genoten, is voortgekomen.
Art.
3a. Overgangsbepaling
Indien op de belanghebbende in verband met de toeneming van de
arbeidsongeschiktheid, bedoeld in artikel 2, onderdeel a,
artikel 37, eerste lid, van de WAO
van toepassing is, zoals dat luidde op 31 december 2003, wordt in de artikelen
2 en 3 voor "104 weken respectievelijk 52
weken" respectievelijk "104 weken" gelezen: 52 weken.
Art. 4.
Intrekking
De Regeling van de
Staatssecretaris van Sociale Zaken van 10
september 1976, nr. 54097, Directoraat-Generaal voor de Sociale
Voorzieningen, Stafafdeling B.O., houdende aanwijzing van gevallen waarin
ter zake van
toeneming van arbeidsongeschiktheid de uitkering onmiddellijk wordt
herzien (Stcrt. 1976, 179), wordt
ingetrokken.
Art. 5.
Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in
werking met ingang van de tweede dag na
de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt
terug tot en met 1 januari 1998.
Deze regeling zal met de
toelichting in de Staatscourant worden
geplaatst.
’s-Gravenhage, 28 januari
1999.
De Staatssecretaris van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.F. Hoogervorst.
TOELICHTING
[28 januari 1998]
De bestaande ministeriële
regeling op grond van artikel 29, eerste
lid, onderdeel d, van de Algemene
Arbeidsongeschiktheidswet en artikel 39, eerste lid, onderdeel d, van de
Wet
op
de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) behoeft aanpassing
als gevolg van de inwerkingtreding van
de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en de
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten en de hieraan gekoppelde intrekking van de Algemene
Arbeidsongeschiktheidswet.
Gelet op de hoeveelheid benodigde
wijzigingen is gekozen voor het
opstellen van een geheel nieuwe regeling. In verband hiermee wordt de Regeling
van 10 september 1976, Stcrt. 1976, 179,
ingetrokken.
Deze regeling komt vrijwel
geheel overeen met de Regeling van
10 september 1976, Stcrt. 1976, 179, met dien
verstande dat hetgeen geregeld was in het oude artikel
1,
onderdeel b, is komen te vervallen. In de
huidige regeling kan zich namelijk de
situatie niet meer voordoen dat in verband
met aanspraak op ziekengeld
krachtens de Ziektewet geen recht op
herziening van de
arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
bestaat. Zie hiervoor de Wet
van 26 februari 1992, Stb. 1992,
82, die mede voorzag in het schrappen van
de zinsnede in artikel 27, eerste volzin, van de Algemene
Arbeidsongeschiktheidswet, luidende: "echter niet
zolang de belanghebbende aanspraak
heeft op ziekengeld krachtens de
Ziektewet".
Artikel 2
Dit artikel regelt dat
herziening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering
steeds plaatsvindt, zodra de
toeneming van de arbeidsongeschiktheid
intreedt, indien deze intreedt binnen
vier weken na afloop van de
wachttijd van onafgebroken 52 weken bij
een arbeidsongeschiktheid van
minder dan 45% dan wel binnen vier
weken na afloop van de wachttijd van
onafgebroken vier weken bij een
arbeidsongeschiktheid van ten minste 45%. Voor de toepassing hiervan dient
de arbeidsongeschiktheid van de belanghebbende bij afloop van die wachttijd
niet meer te zijn toegenomen.
Artikel 3
Dit artikel regelt de
situatie dat herziening als bedoeld in artikel 2,
onderdeel a, niet plaatsvindt indien
de belanghebbende bij de aanvang van de wachttijd van 52 weken niet verzekerd
was op grond van de WAO en
de toeneming van de arbeidsongeschiktheidsuitkering is voortgekomen uit een
andere oorzaak. Een vergelijkbare regeling is getroffen voor
de WAZ en de Wajong.
De Staatssecretaris van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.F. Hoogervorst.
|
|