Het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
Besluit:
Art.
1.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
hanteert bij het beoordelen van cliënten voor de toepassing van de
voorziening persoonlijke ondersteuning, ook wel jobcoach genoemd, het
protocol als weergegeven in de bijlage bij dit besluit.
Art.
2.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de
dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt
terug tot en met 1 januari 2006.
Art.
3.
Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels Protocol Jobcoach.
Dit
besluit wordt met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant
geplaatst.
Amsterdam, 3 januari
2006.
Voorzitter Raad van bestuur UWV,
J.M. Linthorst.
TOELICHTING
[3 januari 2006]
Voor de vraag of een cliënt in aanmerking komt voor de voorziening
persoonlijke ondersteuning, ook wel jobcoach genoemd, heeft het UWV
in overleg met de georganiseerde jobcoachbedrijven besloten een protocol
te ontwikkelen voor de toekenning en voortzetting van deze voorziening.
De voorziening wordt uitgevoerd op grond van artikel
35, tweede lid, onderdeel d, Wet WIA,
nader uitgewerkt in artikel 18 van het Reïntegratiebesluit.
Het protocol Jobcoach is opgesteld in
samenspraak met Borea (de brancheorganisatie van
reïntegratiebedrijven), Jobcoachorganisaties, de Landelijke
Cliëntenraad, de Chronisch zieken en
Gehandicapten Raad,
vertegenwoordigers uit het (speciaal) onderijs en arbeidsdeskundigen-jonggehandicapten van het UWV.
Het Protocol Jobcoach gaat nader in op:
- Toekenning en - indien
geïndiceerd - voortzetting van
deze voorziening.
- Verantwoordings- en
bekostigingssystematiek.
- Declaraties jobcoachorganisaties.
- Format aanvraagformulier.
- Format halfjaarreportage.
- Werkgeversverklaring.
- Cliëntverklaring.
Voorzitter Raad van
bestuur UWV,
J.M. Linthorst.
BIJLAGE
Protocol
Jobcoach
Van kracht
met ingang van 1 juli 2011
Preambule
Voorligt de vierde
bijgestelde versie van het Protocol Jobcoach. Het protocol bevat
afspraken tussen UWV en de jobcoachbedrijven over de toekenning, de
voortzetting en de verantwoording van de voorziening persoonlijke ondersteuning
(PO) in standaardsituaties.
Deze voorziening kan op grond van artikel
35, tweede lid, onderdeel d, van de Wet WIA
of artikel 2:22, onderdeel d,
van de Wet Wajong door UWV worden toegekend aan een werknemer
met een structurele functionele beperking. De voorziening dient om het
werken mogelijk te maken en te behouden.
Voorwaarde voor de toepassing van het protocol
is dat de cliënt die aanspraak maakt op deze voorziening expliciet
(door medeondertekening van het aanvraagformulier) instemt met de
betrokkenheid van de jobcoachorganisatie bij de aanvraag en UWV
machtigt tot het doen van rechtstreekse (voorschot)betalingen aan de
jobcoachorganisatie.
UWV en jobcoachorganisatie conformeren zich aan
de afspraken van het protocol en kunnen elkaar daarop aanspreken. Dit
betekent echter niet dat de jobcoachorganisaties aan het protocol
rechten voortkomende uit de aanspraak van de cliënt op de voorziening
kunnen ontlenen. Dit protocol geeft een kader voor de toekenning van de
voorziening en bepaling van de omvang van de begeleiding.
UWV is als enige verantwoordelijk voor een
doelmatige en rechtmatige uitvoering van voornoemde wettelijke bepaling
aangaande de voorziening persoonlijke ondersteuning en kan op deze grond
op gevalsniveau invulling geven aan en afwijken van het protocol. De
arbeidsdeskundige van UWV die in de praktijk veelal voor de
jobcoachvoorziening de individuele beoordeling doet, brengt in dit kader
altijd een onderbouwd advies uit op basis waarvan de beslissing wordt
afgegeven.
1.
Inleiding
Het Protocol
Jobcoach is op 1 januari 2006 van kracht geworden. Met de invoering van
het Protocol Jobcoach beoogt UWV de
uitvoeringspraktijk van de toekenning (en verlenging) van de voorziening
PO te stroomlijnen. Daarnaast beschrijft het protocol de
verantwoordingssystematiek. Het Protocol Jobcoach is destijds opgesteld in
overleg met Boaborea [Branche Organisatie Arbodiensten en de
Brancheorganisatie Reïntegratiebedrijven, red.], jobcoachorganisaties, de
Landelijke Cliëntenraad, de
Chronisch zieken en Gehandicapten Raad Nederland, vertegenwoordigers uit het
(speciaal) onderwijs en arbeidsdeskundigen-jonggehandicapten van UWV.
Het protocol is een hulpmiddel voor de arbeidsdeskundige (AD)
van UWV om over het toekennen van PO te adviseren en de
begeleidingsintensiteit te bepalen. Het protocol gaat ervan uit dat alle
PO-aanvragen voor consult worden voorgelegd aan een AD. Het biedt een kader voor het nemen van beslissingen
over de noodzaak en de omvang van de persoonlijke ondersteuning.
Het protocol bevat een tijdsbalk en beslisboom
waarin de te nemen stappen voor de toekenning PO schematisch zijn
weergegeven. Ook de aangepaste verantwoordingssystematiek is in de
beslisboom opgenomen. Aansluitend wordt per stap een toelichting
gegeven.
Het protocol bevat afspraken over de
behandeling van (vervolg)aanvragen in zogenaamde "standaardgevallen";
gevallen waarbij in het algemeen wordt aangenomen dat jobcoaching
noodzakelijk en effectief is om iemand met structureel functionele
beperkingen te laten deelnemen aan het reguliere arbeidsproces.
Aanvragen die niet voldoen aan de standaard mogen niet op die grond
worden afgewezen, maar moeten individueel - in de geest van het
protocol - worden beoordeeld.
Dit protocol gaat uit van de situatie dat
in een onderneming voor één werknemer één jobcoach noodzakelijk is. In
gevallen waarin meer werknemers binnen een onderneming op één
locatie/afdeling werkzaam zijn met behoefte aan ondersteuning door een
jobcoach, ligt het voor de hand dat één jobcoach meer werknemers
begeleidt en dat daardoor per werknemer minder kosten worden gemaakt aan
begeleiding. In die gevallen zal met de vaststelling van de omvang van
de begeleiding rekening worden gehouden met het gelijktijdig coachen van
meerdere werknemers.
2. Herziening per 1 juli 2011
UWV
heeft de toepassing van het protocol
en de aangepaste verantwoordingssystematiek vanaf de introductie laten
monitoren zodat snel duidelijk kan worden of het protocol de beoogde
effecten heeft en op welke punten eventueel aanpassingen wenselijk zijn.
Na het eerste jaar is het protocol per 1
januari 2007 aangepast op het punt van de vaststelling van de
begeleidingsintensiteit. Vanaf die tijd wordt er vanaf het eerste
verstrekkingsjaar gewerkt met vier begeleidingsregimes voor
jonggehandicapten en niet-jongehandicapten
In oktober 2008 is het protocol door de
directie UWV aangepast op het bevoorschottingssysteem. Het voorschot is
daarbij teruggebracht tot 50% van het toegekende budget en er is een
systeem ingevoerd waarbij na afloop van een verstrekkingsperiode
afgerekend wordt op werkelijk geleverde jobcoachuren.
Met het oog op de beheersing van het
budget voor de jobcoachvoorzieningen worden in overleg met het
ministerie van SZW in deze vierde herziene versie van het protocol
twee maatregelen geïntroduceerd.
De eerste maatregel betreft het
begeleidingsregime in standaardgevallen.
Het middenregime (10% begeleiding) geldt
voor de standaardsituatie als maximaal begeleidingsregime. Alleen in
uitzonderingssituaties kan het intensieve regime worden ingezet.
Als tweede maatregel wordt een beperking
van de duur van de begeleiding ingevoerd. De jobcoachvoorziening wordt
bij een voortdurende arbeidssituatie bij dezelfde werkgever standaard
voor maximaal drie jaar toegekend. Alleen in uitzonderingssituaties kan de
voorziening langer doorlopen.
Een lijst van activiteiten die als
jobcoachbegeleiding worden aangemerkt, is toegevoegd aan het protocol.
Voorts wordt de werkwijze voor de inzet
van de jobcoach tijdens de proefperiode aangepast, volgens een systeem
dat beter aansluit bij de praktijk.
Tot slot is voor de urenverantwoording is
het zogenaamde "ESF-model" [ESF: Europees Sociaal Fonds, red.]
als standaard ingevoerd.
Voormelde herzieningen zijn vanaf de
ingangsdatum van deze versie van het protocol, 1 juli 2011, van
toepassing op de nieuwe aanvragen voor de voorziening PO en op de
vervolgaanvragen die vanaf die datum worden ingediend.
Naast deze herzieningen van het protocol
heeft UWV bij elke bijstelling van het protocol ook de bij het protocol
horende formulieren gewijzigd. Deze formulieren zijn via de UWV-website
beschikbaar.
3. Doelgroep
Het uitgangspunt van het protocol is de
regeling voor de voorziening PO zoals deze per 1 januari 2006 in de Wet
WIA en sinds 1 januari 2010 ook in de Wet Wajong is ondergebracht.
De doelgroep voor de voorziening PO omvat iedereen die van UWV
de
indicatie structureel functioneel beperkt heeft gekregen en die in
verband met de ernst van die beperkingen een individueel trainings- of
inwerkprogramma en een systematische begeleiding nodig heeft bij het
verrichten van de werkzaamheden verbonden aan zijn functie.
4. Begeleidingsintensiteit
De hoeveelheid begeleiding die de klant
toegekend krijgt, wordt uitgedrukt als percentage van het aantal door de
klant te werken uren per kalenderjaar.
Volgens de jobcoachregeling (artikel
18, derde lid, van het Reïntegratiebesluit) kan de persoonlijke ondersteuning
in het eerste jaar maximaal 15% van de werkuren bedragen. In het tweede jaar is dit maximum 7,5% en de daaroppvlgende jaren 6%. Nadat door de
AD (en de verzekeringsarts (VA)) is vastgesteld dat de klant is
aangewezen op de voorziening PO, wordt de begeleidingsintensiteit
bepaald met behulp van zogenaamde "begeleidingsregimes", waarbij het
zwaarste regime correspondeert met voornoemde wettelijke maxima.
Tabel 1. Begeleidingsregimes PO:
Begeleidingsregimes |
Jaar
1 dienstverband |
Jaar
2 |
Jaar
3 (en verder) |
Zeer
licht |
x3% |
3% |
3% |
Licht |
x6% |
Midden |
10% |
5% |
Intensief |
15% |
7,5% |
6% |
Het protocol kent vier
begeleidingsregimes met vier verschillende percentages van te begeleiden
uren: een zeer licht, licht, midden en intensief regime. In het tweede
jaar vallen het zeer lichte en lichte regime qua percentage samen. In
het derde jaar komt daar ook het middenregime bij. Na jaar drie blijven
de regimes gelijk. De keuze voor een begeleidingsregime bij de aanvraag
geeft aan welk verloop van de begeleidingsintensiteit de klant naar
verwachting nodig heeft. Blijkt het regime op een gegeven moment niet
meer te voldoen, dan kan elk halfjaar van regime gewisseld worden.
Het middenregime maximaal in
standaardsituaties
De jobcoach zal voor de
standaardsituatie ¹ zoals omschreven in de toelichting onder 3 van
hoofdstuk 11 bij zijn voorstel voor een begeleidingsregime uitgaan van
het middenregime, c.q. 10% begeleiding, als maximaal begeleidingsregime.
Van een standaardsituatie is in ieder geval sprake als de jobcoaching
wordt aangevraagd door/voor een jonggehandicapte klant voor wie geldt
dat de dienstbetrekking voorafgegaan is door een re-integratietraject
waarbinnen de zogenaamde sluitende aanpak is gecontracteerd én dat de
uitvoerende (jobcoach)organisatie dezelfde is als het bedrijf waarbij de
klant het re-integratietraject heeft gevolgd.
Onder de sluitende aanpak begeleidt het
bedrijf de klant gedurende een periode van maximaal 2,5 jaar. In eerste
aanleg zijn de activiteiten van het bedrijf gericht op toeleiding van de
klant naar een vacature. De begeleiding van de klant door het bedrijf
gaat ook door na de plaatsing. Nadat de klant het werk hervat heeft,
ligt het accent op monitoring van het functioneren van de klant op zijn
nieuwe werkplek. Met het doel er zorg voor te dragen dat de klant aan
het werk blijft. Mocht de klant binnen de genoemde periode van 2,5 jaar
toch werkloos worden, dan zorgt het bedrijf ervoor dat de klant opnieuw
wordt toegeleid naar de arbeidsmarkt.
De sluitende aanpak is van toepassing op
alle re-integratietrajecten die op basis van het Overzicht
Re-integratiedienstverlening Jonggehandicapten 2009 - onderdeel van
het Inkoopkader Re-integratiedienstverlening Werkzoekende
Jonggehandicapten 2009 [zie ook: Besluit
inkoopkader re-integratiedienstverlening UWV 2009, red.] - gecontracteerd
zijn.
Indien in uitzonderingsgevallen het
intensieve begeleidingsregime wordt voorgesteld, dient deze keuze op het
aanvraagformulier expliciet te worden beargumenteerd.
Voor de lopende PO-gevallen is de
maatregel van het middenregime van toepassing vanaf het moment dat na 1
juli een nieuwe halfjaarperiode gaat lopen. De vervolgaanvragen die na
deze datum worden ingediend, zullen hierop getoetst worden.
1. Een arbeidsovereenkomst
van minstens een halfjaar of een UWV-proefplaatsing,
voor minstens twaalf uur per week. Loonwaarde ten minste 35% van wettelijk
minimumloon.
5. Proefplaatsing
Proefplaatsing in de zin van
artikel 37 van de Wet WIA
of artikel 2:24 van de Wet
Wajong wordt bij de vergoeding van persoonlijke
ondersteuning en de toepassing van het protocol gelijkgesteld met een
dienstverband.
Uitgangspunt daarbij is dat het hier gaat
om een periode van maximaal drie maanden, bij succes gevolgd door een
dienstverband van zes maanden voor hetzelfde aantal uren. Bij de
beoordeling van de noodzaak en omvang van de persoonlijke ondersteuning
en de toekenning wordt in het protocol de proefplaatsing als een aparte
verstrekkingsperiode beschouwd. Voor de proefperiode gelden de
begeleidingsregimes van het eerste jaar. Bij een proefplaatsing gevolgd
door twee verstrekkingsperiodes van een halfjaar (tezamen één jaar en
drie maanden) wordt op een praktische wijze rekening gehouden met de volgens
het protocol op jaarbasis vastgestelde begeleidingsregimes met
bijbehorende percentages. In dit systeem worden deze percentages
gemiddeld over het eerste contractjaar plus de daaraan voorafgegane
proefperiode van drie maanden. Deze middeling - door compensatie van de
derde extra maanden met een lager percentage - vindt plaats in de tweede
halfjaarperiode en is alleen nodig in geval van ongewijzigde
omstandigheden. Als er na de proefperiode sprake is van een wijziging
van het aantal contracturen of een ander begeleidingsregime, wordt het
eerste halfjaar als een "nieuwe werksituatie" beschouwd met de
daarbij behorende regimes en wettelijke maxima.
Voor de ongewijzigde voortzetting van de
proefplaatsing en de daarvoor geldende percentages wordt al naargelang
het vastgestelde begeleidingsregime het volgende systeem gehanteerd:
Bij middenregime:
Proefplaatsing
(max. drie maanden) |
10% |
met
vervolgrapportage die dient als aanvraag voor de eerste
halfjaarperiode van het dienstverband |
Eerste
halfjaar dienstverband |
10% |
met
vervolgrapportage |
Tweede
halfjaar dienstverband |
7,5% |
met
vervolgrapportage |
Derde
halfjaar dienstverband |
5% |
verder
volgens schema protocol |
Bij intensief regime:
Proefplaatsing
(max. drie maanden) |
15% |
met
vervolgrapportage die dient als aanvraag voor de eerste
halfjaarperiode van het dienstverband |
Eerste
halfjaar dienstverband |
15% |
met
vervolgrapportage |
Tweede
halfjaar dienstverband |
10% |
met
vervolgrapportage |
Derde
halfjaar dienstverband |
7,5% |
verder
volgens schema protocol |
Bij licht regime:
Proefplaatsing
(max. drie maanden) |
6% |
met
vervolgrapportage die dient als aanvraag voor de eerste
halfjaarperiode van het dienstverband |
Eerste
halfjaar dienstverband |
6% |
met
vervolgrapportage |
Tweede
halfjaar dienstverband |
5% |
met
vervolgrapportage |
Derde
halfjaar dienstverband |
3% |
verder
volgens schema protocol |
Bij het zeer lichte regime geldt altijd
een begeleidingspercentage van 3%.
Voor alle periodes geldt voor de
toekenning en verantwoording de procedure zoals hierna beschreven.
Indien er reden is om de compensatie van de proefperiode in het tweede half
jaar achterwege te laten, dient dit in de vervolgaanvraag expliciet
vermeld en onderbouwd te worden.
Als de proefplaatsing niet succesvol is,
dient de jobcoachorganisatie een eindrapportage en einddeclaratie voor
de proefperiode in.
Bij de proefplaatsing geldt ook het
hieronder beschreven (50%-)voorschotsysteem.
Ook bij de proefplaatsing wordt in
standaardsituaties uitgegaan van het middenregime als maximaal begeleidingsregime. Alleen in bijzondere situaties wordt het intensieve
regime voorgesteld. De noodzaak hiervan moet expliciet onderbouwd
worden.
Omdat de proefplaatsing als een aparte
verstrekkingsperiode wordt beschouwd, vallen de drie maanden die daar mee
gemoeid zijn buiten de zogenaamde "driejaartermijn" waarop de
(vervolg)aanvragen getoetst worden.
6. Aanvraagprocedure en bevoorschotting
De aanvraag wordt gedaan door de
werknemer. In het protocol wordt ervan uitgegaan dat de werknemer wil
dat de jobcoach die hem gaat begeleiden, helpt bij het invullen van het
aanvraagformulier. Daarin geeft de coach aan op welke thema’s gecoacht
wordt en welke doelen daarmee beoogd worden. Tot slot doet de jobcoach
een voorstel voor een passend begeleidingsregime. Uitgangspunt is dat
het middenregime in standaardsituaties het hoogste regime is.
De AD beoordeelt de aanvraag en het
voorstel en bepaalt indien hij de voorziening PO toekent voor het eerste
half jaar het begeleidingsregime. UWV
geeft binnen zes weken na ontvangst
van een complete aanvraag de beslissing af.
De toekenning voor de voorziening PO in
beginsel voor maximaal drie jaar
Het protocol kent een systeem van
toekenning van een vergoeding op basis van begeleidingsregimes per
halfjaarperiode. In principe wordt bij elke nieuwe periode getoetst of
de gestelde coachingsdoelen gehaald zijn en of en in welke mate de
begeleiding nog nodig is.
Uitgangspunt is dat de begeleiding bij
een voortdurende arbeidssituatie bij dezelfde werkgever zo snel mogelijk
doch uiterlijk na drie jaar wordt beëindigd. Als duidelijk is dat de
begeleiding na drie jaar voortgezet moet worden, kan de jobcoach al aan het
einde van de vijfde halfjaarperiode in zijn vervolgrapportage aangeven
waarom de begeleiding na drie jaar nog nodig is en voor welke periode.
Voordeel van deze procedure is dat alle betrokken partijen al in de
zesde halfjaarperiode weten of de begeleiding na deze periode wordt voortgezet
of niet en daarmee rekening kunnen houden.
Bij voortzetting van de begeleiding zal
veelal het laagste percentage van begeleiding worden aangehouden.
In de meeste gevallen wordt de
voorziening uiterlijk na drie jaar beëindigd. Indien er zich daarna toch
een situatie voordoet dat er (tijdelijk) gecoacht moet worden, kan voor
de heropening van de jobcoachvoorziening bij ongewijzigde omstandigheden
een verkorte aanvraagprocedure (beslissing binnen drie weken) worden
gevolgd. In deze situatie kan volstaan worden met een aanvraag naar het
model van de vervolgrapportage waarin voorgesteld wordt om voor een
halfjaar de begeleiding volgens een bepaald regime weer op te pakken.
Omdat de toetsing van de zogenaamde "driejaartermijn" gekoppeld is aan de halfjaarlijkse verstrekkingsperioden,
valt de periode van de proefplaatsing (maximaal drie maanden) op praktische
gronden buiten de maximumtermijn van drie jaar.
De driejaartermijn is ook van toepassing op
de lopende gevallen. De vervolgaanvragen die na 1 juli binnenkomen,
zullen hierop worden getoetst, waarbij voor de beëindiging ook een
gewenningstermijn van een halfjaar in acht wordt genomen. Als de vijfde of
zesde halfjaarrapportage na 1 juli wordt ingediend, wordt op basis van het
voorstel van de jobcoach een uitspraak gedaan over het al of niet
voortzetten van de begeleiding na de volgende periode.
Het eerste halfjaar begeleiding
Nadat UWV
de beschikking PO heeft
afgegeven, dient de jobcoachorganisatie een voorschotfactuur van 50% ter
waarde van een halfjaar PO in. UWV betaalt vervolgens deze
voorschotfactuur.
Na afloop van het verstreken halfjaar
ontvangt UWV van de jobcoachorganisatie - naast een
verantwoordingsrapportage - een eindfactuur voor de werkelijk
gerealiseerde uren. UWV maakt de eindafrekening op op basis van het
werkelijke aantal gerealiseerde uren tot het maximum van het aantal
toegestane uren behorende bij het geaccordeerde regime. Het opmaken van
de eindafrekening vindt plaats onder aftrek van het verstrekte voorschot
van 50%. Ingeval het verstrekte voorschot hoger is dan het te betalen
eindbedrag, wordt het verschil door de jobcoachorganisatie terugbetaald.
De eindfactuur heeft dan de vorm van een creditnota.
Bij voorschotten en eindafrekeningen
worden uitsluitend (afgeronde) hele uren uitbetaald.
Vervolg halfjaar begeleiding en
overbruggingsperiode van maximaal acht weken
Behalve in de situatie dat de
jobcoachorganisatie voorstelt om de begeleiding te beëindigen, zal de
jobcoach in afwachting van de vaststelling door UWV
van het
begeleidingsregime voor het volgende halfjaar, de klant blijven
begeleiden. UWV geeft binnen zes weken na ontvangst van de
vervolgrapportage uitsluitsel over het voorgestelde (nieuwe)
begeleidingsregime. Er is dus sprake van een overbruggingsperiode van
maximaal acht weken waarin de jobcoachorganisatie de begeleiding voortzet
en kan rekenen op een vergoeding van UWV. Om binnen de duur van deze
overbruggingsperiode te blijven, zal de jobcoachorganisatie zijn
vervolgrapportage en eindfactuur binnen twee weken na de verstreken
halfjaarperiode moeten indienen bij UWV.
De mate waarin de jobcoach de klant in de
overgangsperiode blijft begeleiden, hangt af van het voorstel
begeleidingsregime voor de volgende periode. Er kunnen drie situaties
worden onderscheiden:
a. Het voorstel begeleidingsregime van de
jobcoachorganisatie voor de volgende periode is lager dan voorheen.
Gedurende de overbruggingsperiode wordt er - in afwachting van
toestemming UWV - gewerkt volgens dat lagere regime.
b. Het voorstel begeleidingsregime van de
jobcoachorganisatie voor de volgende periode is gelijk aan die in de
voorafgaande periode. Gedurende de overbruggingsperiode wordt er - in
afwachting van toestemming UWV - gewerkt volgens ditzelfde regime.
c. Het voorstel begeleidingsregime van de
jobcoachorganisatie voor de volgende periode is hoger dan voorheen.
Gedurende de overbruggingsperiode wordt er - in afwachting van
toestemming UWV - gewerkt volgens het lagere regime uit de
voorafgaande periode.
Voor de financiële uitkomst van deze
overbruggingsregeling zijn de volgende drie mogelijke varianten te
onderscheiden:
a. Het voorstel wordt overgenomen en
geaccordeerd. Het bijbehorende voorschot voor de periode van een halfjaar wordt voor 50% uitbetaald.
b. UWV stelt een lager begeleidingsregime
vast. Het bijbehorende voorschot voor de periode van een halfjaar wordt
voor 50% uitbetaald. De eventueel te veel ingezette uren gedurende de
eerste acht weken van dit halfjaar wordt door de jobcoachorganisatie
gecompenseerd in de laatste zestien weken (vier maanden).
c. UWV bepaalt dat de begeleiding moet
stoppen. De jobcoachorganisatie maakt een einddeclaratie op ter waarde
van de in deze overbruggingsperiode werkelijk geleverde uren. UWV
betaalt, waarbij als maximumbegeleidingsregime het regime van de
voorafgaande periode wordt aangehouden.
UWV
geeft uiterlijk zes weken na
ontvangst van de vervolgrapportage zijn beslissing af over het (nieuwe)
regime en de vergoeding van de begeleidingsuren die daarbij horen. Op
basis van een voorschotnota van de jobcoachorganisatie betaalt UWV 50%
van het toegekende bedrag.
7. Verantwoordingsprocedure
UWV
ontvangt na afloop van het verstreken halfjaar een verantwoordingsrapportage en een factuur voor de
resterende betaling. In de rapportage geeft de jobcoachorganisatie aan
hoeveel contactmomenten er zijn geweest en hoeveel begeleidingsuren de
jobcoach aan de klant heeft besteed. Mede ten behoeve van de verantwoording voor het
ESF voegt de jobcoachorganisatie bij de factuur een door de jobcoach of
administrateur ondertekende urenspecificatie waarin naast naam en
burgerservicenummer van de klant een overzicht van de geleverde jobcoachdiensten
(data, ingezette tijd) gegeven wordt.
Welke activiteiten aangemerkt kunnen
worden als jobcoachdiensten is beschreven in een lijst van
jobcoachactiviteiten welke als bijlage 1 bij het protocol is gevoegd.
Daarnaast moet in de rapportage een
gestructureerd verslag van de voortgang opgenomen worden, alsmede een
geactualiseerd begeleidingsplan. De jobcoach geeft daarbij aan of het
eerder gekozen begeleidingsregime nog voldoet, en zo nee, welk
begeleidingsregime hij dan passend acht. Dit voorstel dient in het
begeleidingsplan gemotiveerd te worden. UWV heeft voor de rapportage een
gestructureerd formulier ontwikkeld.
De jobcoachorganisatie moet ervoor zorgen
dat de rapportage vergezeld gaat van een getekende verklaring van de
werkgever en een getekende verklaring van de klant. De werkgever moet
aangeven of de klant al dan niet langer dan een aaneengesloten periode
van vier weken verzuimd heeft en een oordeel geven over de
dienstverlening van de jobcoach. De klant wordt gevraagd naar een
oordeel over de dienstverlening van de jobcoach. UWV heeft voor deze
verklaringen een gestructureerd formulier. Als het oordeel van de
werkgever of de klant over de jobcoach negatief is, zal de AD dit nader
onderzoeken.
Op basis van de voortgangsrapportage en
de werkgevers- en klantverklaringen bepaalt de AD het
begeleidingsregime voor het daaropvolgende halfjaar.
8. Arbeidsverzuim
In principe is jobcoachbegeleiding
werkgerelateerd. Tijdens vakantie of langdurig ziekteverzuim hoeft er
niet begeleid te worden. In de urenberekening is al rekening gehouden
met de vakantie. Bij kortdurend ziekteverzuim kan jobcoach [lees; kan
jobcoachbegeleiding, red.] gericht zijn
op snelle hervatting.
In geval van langdurig ziekteverzuim
(meer dan vier weken) kan begeleiding gericht op werkhervatting ook
nodig
zijn. Deze begeleiding dient (conform uitspraak 23.01.02RSV 2002/75 van
de Centrale Raad van Beroep) vergoed te worden. De jobcoachorganisatie
kan begeleidingsuren bij langdurig ziekteverzuim declareren als hij
daarbij aangeeft dat deze begeleiding heeft plaatsgehad met het oog op
de terugkeer op de werkplek.
9. Wijziging of beëindiging
arbeidsovereenkomst
Als de arbeidsovereenkomst wordt
beëindigd, stopt de voorziening PO van rechtswege op de datum einde
arbeidsovereenkomst. In dat geval wordt door de jobcoachorganisatie een
eindrapportage en einddeclaratie (met urenverantwoording) ingediend.
Indien de bestaande arbeidsovereenkomst
wijzigt, kan dit leiden tot een tussentijdse heroverweging van de
toekenning. Kleine wijzigingen worden vermeld op een apart
wijzigingformulier bij de halfjaarrapportage. Een ingrijpende wijziging
van de arbeidsovereenkomst die gevolgen heeft voor de begeleiding wordt
tussentijds door de jobcoachorganisatie voorgelegd aan UWV.
Bij een nieuwe arbeidsovereenkomst moet
PO opnieuw worden aangevraagd. Dit geldt ook in de situatie dat tijdens
de begeleidingsperiode een nieuwe baan gevonden wordt.
Indien de voorziening PO tussentijds
beëindigd wordt, dient de jobcoachorganisatie een rapportage op te
stellen over het laatste deel van de begeleidingsperiode.
10. Tijdbalk en beslisboom
|