BESLUIT
van 28 juni 2006 tot vaststelling van de inkomsten van zelfstandigen die
vanuit de Werkloosheidswet starten en tot wijziging van het
Besluit SUWI
in verband met de mogelijkheid voor een overheidswerkgever een
individuele reïntegratieovereenkomst te sluiten (Besluit
vaststelling inkomsten startende zelfstandigen WW)
WIJ
BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op
de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van
18 april 2006, nr. SV/R&S/06/32724;
Gelet op de artikelen
35aa, tweede lid, en 72a,
tweede lid, van de Werkloosheidswet;
De Raad van State gehoord (advies van 4 mei
2006, nr. W12.06.0118/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 26 juni 2006, nr. SV/R&S/06/40277;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Art. 1.
Begripsbepalingen
In dit besluit wordt
verstaan onder:
a. WW: Werkloosheidswet;
b. de werkzaamheden: de
werkzaamheden, bedoeld in artikel 77a, eerste
lid, van de WW;
c. aanvangsjaar: het
kalenderjaar dan wel, indien artikel 3.66 van de Wet
inkomstenbelasting 2001 van toepassing is, het boekjaar waarin de werknemer de werkzaamheden,
bedoeld in onderdeel b, is gaan verrichten.
Art. 2.
Inkomsten
-1. Onder inkomsten als
bedoeld in artikel 35aa, eerste lid, van de
WW wordt verstaan:
a. het belastbaar loon of
het belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden, bedoeld in paragraaf 3.3.1
onderscheidenlijk paragraaf 3.4.1 van de Wet
inkomstenbelasting 2001;
b. de belastbare winst uit
onderneming, bedoeld in paragraaf 3.2.1 van de Wet
inkomstenbelasting 2001, vermeerderd met de ondernemersaftrek, bedoeld in artikel 3.74 van
die
wet, met dien verstande dat de bestanddelen van de winst, bedoeld in
artikel 3.78, derde lid, onderdeel a, b en c, van
die
wet, niet geacht worden te behoren tot die winst.
-2. Indien de berekening van
de in het eerste lid bedoelde inkomsten leidt tot een negatief
bedrag, worden die inkomsten op nihil gesteld.
Art. 3.
Berekening van de
inkomsten
De inkomsten, bedoeld in
artikel 2, eerste lid, worden berekend op basis van de volgende formule:
I = I1 + ((I2 * W) / 52)
waarbij:
I = de inkomsten;
I1 = de inkomsten over het
aanvangsjaar;
I2 = de inkomsten over het
jaar gelegen na het aanvangsjaar;
W = het aantal weken gelegen
tussen de eerste dag van het aanvangsjaar en de dag
waarop de toestemming, bedoeld in artikel 77a,
eerste lid, van de WW, is
verleend.
Art. 4.
Toerekening van
de inkomsten
-1. Indien de uitkering per
maand wordt betaald, worden de inkomsten per maand vastgesteld op
8,33% van de inkomsten, bedoeld in artikel 2.
-2. Indien de uitkering per
week of een veelvoud daarvan wordt betaald, worden de inkomsten per week vastgesteld op 1,92% van de inkomsten,
bedoeld in artikel 2.
Art. 5.
Wijziging Besluit SUWI
Het Besluit SUWI wordt als
volgt gewijzigd:
A.
Artikel 4.2 wordt als volgt
gewijzigd:
1. Het opschrift van artikel
4.2 komt te luiden: Mogelijkheid individuele reïntegratieovereenkomst te
sluiten door UWV.
2. In het tweede en derde
lid wordt na "de individuele reïntegratieovereenkomst" telkens
ingevoegd: ,
bedoeld in het eerste lid,.
3. In het derde lid wordt na "een individuele
reïntegratieovereenkomst" ingevoegd: als bedoeld in
het eerste lid.
B.
Na artikel 4.2 wordt een
artikel ingevoegd, luidende:
Art. 4.2a. Mogelijkheid
individuele reïntegratieovereenkomst te sluiten door overheidswerkgever
-1. De overheidswerkgever kan
ten behoeve van de werknemer, bedoeld in artikel
72a van de WW,
op diens aanvraag een individuele reïntegratieovereenkomst sluiten met een
reïntegratiebedrijf, deskundige persoon of arbodienst, overeenkomstig
de voorkeur van de aanvrager, ter uitvoering van werkzaamheden die zijn gericht op de inschakeling in het arbeidsproces.
-2. De overheidswerkgever
bepaalt het ten hoogste aan het reïntegratiebedrijf, de deskundige persoon of de
arbodienst verschuldigde bedrag voor de uitvoering van de
individuele reïntegratieovereenkomst, bedoeld in het eerste lid, en het
tijdvak waarvoor de individuele reïntegratieovereenkomst, bedoeld in het eerste lid,
wordt gesloten.
-3. Bij ministeriële
regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de voorwaarden waaronder door
de overheidswerkgever een individuele reïntegratieovereenkomst
als bedoeld in het eerste lid kan worden gesloten en omtrent de
inhoud van de individuele reïntegratieovereenkomst, bedoeld in het eerste lid.
C.
Artikel 4.3 wordt als volgt
gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt
na "individuele reïntegratieovereenkomst" ingevoegd: als bedoeld in
artikel 4.2, eerste lid,.
2. Er worden twee leden
toegevoegd, luidende:
-3. In geval van een
toekennende beschikking op een aanvraag als bedoeld in artikel
4.2a,
eerste lid, sluit de overheidswerkgever binnen zes weken na het nemen van die
beschikking een overeenkomst met een reïntegratiebedrijf,
deskundige persoon of arbodienst dat de in artikel
4.2a, eerste lid, bedoelde werkzaamheden uitvoert.
-4. De persoon ten behoeve
van wie een individuele reïntegratieovereenkomst als bedoeld in artikel
4.2a wordt gesloten, tekent een exemplaar van die
overeenkomst voor gezien en verstrekt dit aan de overheidswerkgever.
D.
In artikel 4.4 wordt "krachtens artikel
4.2, vierde lid, door het UWV gestelde voorwaarden" vervangen door:
krachtens artikel 4.2, derde lid, of artikel
4.2a, derde lid,
door het UWV of de overheidswerkgever gestelde voorwaarden.
Art. 6.
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in
werking met ingang van 1 juli 2006.
Art. 7.
Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald
als: Besluit vaststelling inkomsten startende zelfstandigen WW.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van
toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 28 juni
2006
BEATRIX
De Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid,
A.J. de Geus
Uitgegeven de negenentwintigste
juni 2006
De Minister van Justitie,
J.P.H. Donner
NOTA
VAN TOELICHTING
[28 juni 2006]
Algemeen
1.
Inkomstenverrekening startende zelfstandige
Een startende
zelfstandige die zijn tijd investeert in het opbouwen van een
onderneming verwerft
over het algemeen niet vanaf de start al inkomsten uit die
onderneming. Daarom biedt artikel 77a
van de Werkloosheidswet
(WW) de
mogelijkheid voor een WW-gerechtigde om, na toestemming van het
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), gedurende zes maanden
te starten als zelfstandige met behoud van zijn uitkering. De
startende zelfstandige is hierdoor gedurende de termijn dat de toestemming
bestaat om de werkzaamheden te verrichten, verzekerd van inkomsten.
Uit artikel 35aa, eerste
lid, van de WW vloeit voort dat eventuele uit de
onderneming gegenereerde inkomsten tijdens deze startperiode van zes maanden voor 70% worden
verrekend met de uitkering. Doordat een deel van de inkomsten mag worden
behouden, is het vanaf de start al lonend om inkomsten te verwerven.
Op grond van artikel
35aa,
tweede lid, van de WW kunnen nadere regels worden gesteld voor de
vaststelling van de inkomsten en de periode waaraan die worden
toegerekend. Dit besluit strekt daartoe.
Er is gekozen aan te sluiten
bij het fiscale inkomensbegrip. Dit heeft als belangrijk voordeel dat bij
de berekening van het bedrag waarmee de uitkering moet worden
verminderd, kan worden aangesloten bij het belastbaar loon, het
belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden en de belastbare winst, zoals
dit door de fiscus wordt vastgesteld. Dit heeft wel tot gevolg dat
definitieve afrekening pas geruime tijd na de periode waarover de inkomsten op de
WW-uitkering in mindering worden gebracht, kan plaatsvinden.
In die periode worden evenwel voorschotten verstrekt op de WW-uitkering, die zijn gebaseerd op een schatting van de inkomsten.
70% van de inkomsten van de
startende zelfstandige worden in mindering gebracht op de
uitkering die gedurende de startperiode is verstrekt. Een zelfstandige
ontvangt inkomsten niet in dezelfde regelmaat als loon of uitkering. De
zelfstandige kan tot zekere hoogte invloed uitoefenen op het tijdvak
waarin de inkomsten worden genoten. Om oneigenlijk gebruik (het
vooruit schuiven van inkomsten) te voorkomen, is ervoor gekozen om de
inkomsten van de startende zelfstandige over een periode van twaalf maanden na de
start als zelfstandige naar rato te verdelen over twaalf maanden en
vervolgens de helft daarvan te verrekenen met de uitkering die betrokkene als
startende zelfstandige heeft genoten.
2. Wijziging Besluit
SUWI
Per 1 juli 2005 is tevens
artikel 72a van de WW gewijzigd. Met deze
wijziging is de verantwoordelijkheidsverdeling ten aanzien van de reïntegratie van werkloze
overheidswerknemers aangepast. Vanaf deze datum zijn de
overheidswerkgevers verantwoordelijk voor de reïntegratie van die werknemers die op of
na 1 juli 2005 werkloos zijn geworden.
De regering gaat er bij deze
wijziging van uit dat het in het belang van zowel de overheidswerknemer
als de overheidswerkgever is om gezamenlijk tot de meest
adequate invulling van deze verantwoordelijkheid te komen gezien hun beider
belang bij een snelle en effectieve reïntegratie.
Bij de
behandeling van het wetsvoorstel Wet wijziging WW-stelstel (Kamerstukken II
2005-2006, 30
370) is een amendement ingediend en aanvaard (nr. 13) waardoor
de reïntegratievoorzieningen die beschikbaar zijn voor WW-gerechtigden
voor wie het UWV de reïntegratieverantwoordelijkheid
heeft ook beschikbaar
komen
voor overheidswerknemers en -werkgevers.
Door dit amendement is onder
meer artikel 72a van de WW
dusdanig aangepast dat bij of
krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld kunnen worden met
betrekking tot het ten behoeve van een werkloze overheidswerknemer
sluiten van een individuele reïntegratieovereenkomst met een reïntegratiebedrijf. Deze regels worden in dit
besluit uitgewerkt.
Door onderhavig besluit
krijgt de overheidswerknemer de mogelijkheid om zijn ex-werkgever te
verzoeken een individueel reïntegratietraject vorm te mogen geven. De
overheidswerkgever dient hier schriftelijk op te beslissen. Tegen deze
beslissing staat voor de werknemer bezwaar en beroep open.
Wellicht ten overvloede
wordt opgemerkt dat de overheidswerkgever bij het aangaan van een
individuele reïntegratieovereenkomst rekening dient te houden met de Europese
aanbestedingsregels.
3. Adviezen
Het UWV
heeft een uitvoeringstoets uitgebracht
over onderhavig besluit. Deze uitvoeringstoets ziet alleen op de
inkomstenverrekening voor startende zelfstandigen, aangezien de wijzigingen in
het Besluit SUWI geen gevolgen hebben voor het UWV.
Het
UWV geeft aan dat de
uitvoering tijdig is te realiseren. Voorts maakt het UWV enkele wetstechnische en
uitvoeringstechnische opmerkingen. De wetstechnische opmerkingen
zijn in onderhavig besluit verwerkt. De uitvoeringstechnische
opmerking betreft de samenloop tussen een arbeidsongeschiktheidsuitkering
en een WW-uitkering.
Hoewel het op jaarbasis
slechts een beperkt aantal personen betreft, verzoekt het UWV
om
samenloopgevallen uit te zonderen van het toepassingsbereik van
onderhavig besluit. Dit omdat de voorwaarden voor het starten als
zelfstandige vanuit de WW en vanuit de arbeidsongeschiktheidsregelingen
als gevolg van de aard van
de doelgroep niet op elkaar aansluiten.
Dit voorstel is niet
overgenomen. In dergelijke situaties dient het UWV met de cliënt de consequenties
te bespreken, zodat duidelijk is op welke wijze met de inkomsten rekening
wordt gehouden bij de uitbetaling van de uitkering. Bovendien is het
niet wenselijk om een uitzondering te maken op de algemene regel voor slechts een klein aantal personen.
De Inspectie
Werk en Inkomen (IWI) is gevraagd om onderhavig besluit te beoordelen op
toezichtbaarheidsaspecten. De IWI heeft hierop geantwoord dat het besluit
geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen met betrekking
tot de toezichtbaarheid.
Artikelsgewijs
Artikel
1. Begripsbepaling
Onderdeel
c bepaalt dat
onder het aanvangsjaar het kalenderjaar wordt verstaan, tenzij artikel
3.66 van de Wet
inkomstenbelasting 2001 van toepassing is. In dat geval
wordt het boekjaar als aanvangsjaar beschouwd. In veel gevallen
zal het boekjaar samenvallen met het kalenderjaar. Dat hoeft
evenwel niet het geval te zijn. Indien de aard van de onderneming dit
rechtvaardigt, mag de winst worden bepaald over het niet met het kalenderjaar
samenvallend boekjaar. De winst van een niet met het kalenderjaar
samenvallend boekjaar wordt beschouwd als winst van het kalenderjaar waarin
het boekjaar is geëindigd (zie artikel 3.66 van de Wet
inkomstenbelasting 2001).
Artikel
2. Inkomsten
In het eerste lid is bepaald
wat onder inkomsten als bedoeld in artikel 35aa, eerste lid, van de
WW moet worden verstaan, namelijk het belastbaar loon, het
belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden en de belastbare winst uit
onderneming. Deze begrippen zijn overgenomen uit de Wet
inkomstenbelasting 2001 en komen overeen met de in die wet gehanteerde begrippen. Deze
begrippen dienen dan ook overeenkomstig te worden uitgelegd.
De winst behaald met of bij
het staken van de onderneming of van een gedeelte van de onderneming,
winst genoten ter vervanging van door een onteigening gederfde of te
derven voordelen uit onderneming en voorts winst als gevolg van de
overbrenging van vermogensbestanddelen naar het buitenland of als gevolg
van eindafrekening, bedoeld in artikel 3.60 respectievelijk 3.61 van de Wet
inkomstenbelasting 2001, vallen niet onder het inkomstenbegrip voor de
toepassing van artikel 35aa van de WW.
Waar bij het bepalen van de
belastbare winst uit onderneming in de fiscale sfeer de
ondernemersaftrek, bedoeld in paragraaf 3.2.4 van de Wet
inkomstenbelasting 2001, in
mindering wordt gebracht op de winst die de belastingplichtige als
ondernemer geniet, vindt deze vermindering niet plaats bij de bepaling van
het inkomstenbegrip voor de toepassing van artikel
35aa van de WW.
Hierdoor valt de volledige winst onder het inkomstenbegrip.
Artikel
3. Berekening van de
inkomsten en artikel
4. Toerekening van de inkomsten
Omdat de verrekening van de
inkomsten slechts gedurende zes maanden plaatsvindt, kan bij de
verrekening niet worden uitgegaan van een kalenderjaar of, indien van
toepassing, boekjaar. Daarom wordt ervoor gekozen de inkomsten over
een periode van 52 weken vanaf de aanvang van de werkzaamheden als zelfstandige als uitgangspunt te nemen,
waarvan de helft wordt
verrekend met de uitkering.
De inkomsten over de periode
van 52 weken worden als volgt berekend. Als uitgangspunt wordt het belastbaar loon, het belastbaar resultaat uit
overige werkzaamheden en de
belastbare winst uit onderneming over het boekjaar waarin de werkloze
werknemer de werkzaamheden als zelfstandige is gaan verrichten (het
aanvangsjaar), genomen. De belastbare winst uit onderneming wordt
vermeerderd met de ondernemersaftrek over dat boekjaar en verminderd met
de bestanddelen van die winst, bedoeld in artikel 3.78, derde lid,
onderdeel a, b en c, van de Wet
inkomstenbelasting 2001. Daarbij wordt opgeteld
een deel van het belastbaar loon, het belastbaar resultaat uit
overige werkzaamheden en de belastbare winst uit onderneming over het jaar na
het aanvangsjaar. Daarbij wordt de belastbare winst uit onderneming weer
vermeerderd met de ondernemersaftrek over dat jaar en verminderd
met de bestanddelen van die winst, bedoeld in artikel 3.78, derde lid,
onderdeel a, b en c, van de Wet
inkomstenbelasting 2001.
Dat deel wordt bepaald door
het aldus over het jaar na het aanvangjaar berekende bedrag te vermenigvuldigen met het 52e deel van het aantal
weken gelegen tussen de
eerste dag van het aanvangsjaar en de eerste dag waarop toestemming is
verleend om de werkzaamheden te verrichten.
In veel gevallen zal het
boekjaar samenvallen met het kalenderjaar. Dat hoeft evenwel niet het geval
te zijn. Indien de aard van de onderneming dit rechtvaardigt, mag de
winst worden bepaald over het niet met het kalenderjaar samenvallend
boekjaar. De winst van een niet met het kalenderjaar samenvallend boekjaar wordt beschouwd als winst van het
kalenderjaar waarin het
boekjaar is geëindigd (zie artikel 3.66 van de Wet
inkomstenbelasting 2001).
Indien dus bijvoorbeeld de
werkzaamheden als zelfstandige aanvangen op maandag 4 september 2006
en het boekjaar samenvalt met het kalenderjaar, zullen de
inkomsten als volgt worden berekend:
I1 = de inkomsten over 2006.
Daarbij wordt opgeteld 35/52 maal I2 (= de inkomsten over 2007).
Van de op grond van artikel
3 berekende inkomsten wordt, indien de WW-uitkering per maand aan
de betrokkene is betaald, 8,33% per maand als inkomsten vastgesteld.
Is de WW-uitkering per week of veelvoud daarvan betaald, dan worden
de inkomsten per week vastgesteld op 1,92% van de op grond van
artikel 3 berekende inkomsten.
Artikel
5. Wijziging Besluit SUWI
Artikel 5, onderdeel A
Met de invoeging van
artikel 4.2a in het Besluit
SUWI wordt een
individuele
reïntegratieovereenkomst (IRO) aan het besluit toegevoegd die niet door het
UWV maar door
de overheidswerkgever wordt gesloten. Om de door het UWV te sluiten
IRO hiervan te onderscheiden, wordt in onderdeel A artikel 4.2
technisch aangepast.
Artikel 5, onderdeel B
Met de invoeging van
artikel 4.2a in het Besluit
SUWI wordt de
doelgroep van de IRO
uitgebreid met de personen voor wiens inschakeling in de arbeid de
overheidswerkgever op grond van artikel 72a
van de WW verantwoordelijk is.
De IRO voor deze personen wordt niet door het UWV
maar door de
overheidswerkgever gesloten. Dit blijkt uit artikel
4.2a, eerste lid. De
bepalingen in het tweede en derde lid van artikel
4.2a zijn afgeleid van artikel
4.2, tweede en derde lid.
Artikel 5, onderdeel C
Om de door het
UWV te
sluiten IRO te onderscheiden van de IRO die door de overheidswerkgever
wordt gesloten, wordt artikel 4.3, tweede lid,
technisch aangepast.
Verder worden aan het
artikel twee leden toegevoegd die de termijn van de door de
overheidswerkgever te sluiten IRO en de ondertekenings- en verstrekkingsplicht van
degene ten behoeve van wie de overheidswerkgever een IRO sluit, regelen.
Artikel 5, onderdeel D
Ook
artikel 4.4 is technisch
aangepast aan de voornoemde uitbreiding van de doelgroep van de IRO.
Artikel
6. Inwerkingtreding
De inwerkingtredingsdatum
van dit besluit is gelijk aan die van het artikel van de Wet wijziging
WW-stelsel waarmee de artikelen 35aa
en 72a aan de WW
worden toegevoegd.
De Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid,
A.J. de Geus
|